Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 17-02-1999
- Bronpublicatie:
28-01-1999, Stb. 1999, 30 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken: 25836)
- Inwerkingtreding
17-02-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-02-1999, Stb. 1999, 40 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Overheid en privaatrecht
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De Stichting Spoorwegpensioenfonds is aan de Staat der Nederlanden een bedrag verschuldigd ter grootte van het gereserveerde vermogen dat bestemd is voor de aanspraken voortvloeiende uit reeds ingegane invaliditeitspensioenen op grond van de Spoorwegpensioenwet op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet, voorzover die aanspraken het niveau van overeenkomstige aanspraken op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering niet te boven gaan.
2.
Het vermogen, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald op basis van de opgebouwde rechten, waarvan het bedrag wordt vastgesteld door een door Onze Minister aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek alsmede een door Onze Minister aangewezen actuaris.