Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 17-02-1999
- Bronpublicatie:
28-01-1999, Stb. 1999, 30 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken: 25836)
- Inwerkingtreding
17-02-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-02-1999, Stb. 1999, 40 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Overheid en privaatrecht
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Het bestuur van de Stichting Spoorwegpensioenfonds doet van alle vermogensbestanddelen die aan dat fonds worden toegerekend op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet, een verklaring opstellen door de accountant, bedoeld in artikel L 6 van de Spoorwegpensioenwet en de wiskundig adviseur, bedoeld in artikel L 12 van de Spoorwegpensioenwet, in overleg met een door Onze Minister aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek alsmede een door Onze Minister aangewezen actuaris.
2.
De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt door het bestuur van de Stichting Spoorwegpensioenfonds neergelegd ten kantore van het handelsregister waar hij volgens de statuten zijn zetel heeft.
3.
De waardering van de in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen geschiedt volgens de door het bestuur van het Spoorwegpensioenfonds vast te stellen regels, die de goedkeuring van Onze Minister behoeven.