Rb. Rotterdam, 28-04-2010, nr. 314378 / HA ZA 08-2162
ECLI:NL:RBROT:2010:BN0897
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
28-04-2010
- Zaaknummer
314378 / HA ZA 08-2162
- LJN
BN0897
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2010:BN0897, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 28‑04‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Brand gemeentelijk zwembad. Voornemen tot sloop voorafgaand aan de brand? Uitleg begrip "voornemen" in Nederlandse Beursvoorwaarden voor Uitgebreide Gevarenverzekering 2006. Aanspraak op herbouwwaarde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 314378 / HA ZA 08-2162
Uitspraak: 28 april 2010
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN,
zetelend te Alphen aan den Rijn,
eiser,
advocaat mr. R.B. Gerretsen,
- tegen -
1. de naamloze vennootschap FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
2. de naamloze vennootschap ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V. (t.h.o.d.n. “Allianz Global Risk Nederland”),
gevestigd te Rotterdam,
3. de naamloze vennootschap GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de naamloze vennootschap DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
5. de rechtspersoon naar buitenlands recht NATEUS N.V.,
gevestigd te Antwerpen, België,
6. de naamloze vennootschap REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
7. de naamloze vennootschap ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
8. de vennootschap naar buitenlands recht ALLIANCE INTERNATIONAL REINSURANCE PUBLIC COMPANY LTD.,
gevestigd te Limassol, Cyprus,
9. de vennootschap naar buitenlands recht EUROPESE VERZEKERINGS¬MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Brussel, België,
10. de vennootschap naar buitenlands recht MALAYAN INSURANCE COMPANY INC.,
gevestigd te Binondo, Manilla, Filippijnen,
11. de vennootschap naar buitenlands recht ARGENTA SYNDICATE MANAGEMENT LTD.,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
12. de vennootschap naar buitenlands recht R.J. KILN & CO LTD.,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
13. de vennootschap naar buitenlands recht CHAUCER SYNDICATES LTD.,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
14. de naamloze vennootschap AIG EUROPE (NETHERLANDS) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. W.J. Hengeveld.
Partijen worden hierna aangeduid als “de gemeente” respectievelijk “verzekeraars”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 29 juli 2008 en de door de gemeente overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek tevens houdende akte tot rectificatie ten aanzien van de namen van gedaagde sub 12 en sub 13, de omschrijving en de vestigingsplaats van gedaagde sub 5 en de omschrijving van de naam van gedaagde sub 9, alsmede houdende akte tot wijziging van eis, met producties;
- conclusie van dupliek tevens houdende antwoordakte tot referte, met producties.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 De gemeente is eigenaar van het zwembad- en horecacomplex De Thermen te Alphen aan den Rijn (hierna: “De Thermen”). Vanaf 15 september 1998 heeft de gemeente De Thermen aan de Stichting Sportspectrum (hierna: “het Sportspectrum”) verhuurd. De huurovereenkomst is door partijen aangegaan voor onbepaalde tijd. Het Sportspectrum heeft begin 2005 een huurovereenkomst gesloten met Heineken Nederland B.V. (hierna: “Heineken”) voor het horecagedeelte van De Thermen. Deze huur¬overeenkomst is ingegaan per 1 januari 2005 en loopt tot en met 31 december 2009. Heineken heeft de optie om de huurovereenkomst te verlengen met een termijn van nog¬maals vijf jaar en wordt geacht deze optie uit te oefenen indien zij de overeenkomst niet opzegt tegen 31 december 2009.
2.2 Bij de vaststelling van de Kadernota 2005 heeft de gemeente besloten de mogelijkheden te onderzoeken om voor een bedrag van circa € 300.000.- te bezuinigen op de exploitatie van de gemeentelijke zwembaden De Thermen en De Hoorn. Zij heeft onderzoeksbureau Metrum (hierna: “Metrum”) opdracht gegeven die mogelijkheid tot bezuiniging te onder¬zoeken. Metrum heeft op 18 mei 2005 een rapport uitgebracht en op 3 maart 2006 een vervolg¬rapportage (hierna: “het eindrapport”).
2.3 Op 28 maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente (hierna: “het college”) besloten om de gemeenteraad voor te stellen het eindrapport vast te stellen en in te stemmen met het in dat rapport omschreven scenario 2 A. Dit scenario houdt in dat De Thermen in 2008 wordt gesloten, dat de betreffende grond wordt herontwikkeld en dat De Hoorn wordt uitgebreid op basis van de wensen van de gebruikers. Voorgesteld wordt voorts af te zien van verdere bezuiniging op de zwembaden en scenario 2 A budget¬neutraal uit te werken conform het advies van het eindrapport. De gemeente¬raad heeft op 27 april 2006 dienovereenkomstig besloten.
2.4 Onder de bevolking van de gemeente bestond weerstand tegen concentratie van de zwembadvoorzieningen en sluiting van De Thermen.
2.5 In de nacht van 11 op 12 februari 2007 is De Thermen na brandstichting volledig afgebrand.
2.6 De gemeente heeft via Aon Nederland C.V., h.o.d.n. Aon Risico Management, Makelaars in Assurantiën Risico Adviseurs (hierna: “Aon”) een Uitgebreide Gevaren¬verzekering met polisnummer B0100038589 (hierna: “de polis”) afgesloten ter zake van onder meer aan de gemeente in eigendom toebehorende gebouwen. Voor het verzekeringsjaar van 1 januari 2007 tot 1 januari 2008 is door de volgende verzekeraars dekking onder de polis verleend:
- gedaagde sub 1 voor 25%;
- gedaagden sub 2 en 3 ieder voor 17,5%;
- gedaagden sub 4 tot en met 7 ieder voor 7,5%;
- gedaagde sub 8 voor 1,55%;
- gedaagde sub 9 voor 0,675%;
- gedaagde sub 10 voor 0,9%;
- gedaagde sub 11 voor 0,375%;
- gedaagde sub 12 voor 1,1875%;
- gedaagde sub 13 voor 0,3125%
- gedaagde sub 14 voor 5%.
De gemeente is ter zake premie verschuldigd van (0,825 ‰ van de verzekerde som ad € 334.219.348,- =) € 275.730,96.
2.6 Op de polis zijn de BM050-02 Nederlandse Beursvoorwaarden voor Uitgebreide Gevarenverzekering 2006 (hierna: “NBUG”) van toepassing. Artikel 8 NBUG luidt, voor zover van belang:
8 Schade en omvang van de vergoeding
8.1 De verplichting van verzekeraars tot schade-uitkering bestaat uit:
8.1.1 naar keuze van verzekeraars, het verschil tussen de waarde van de verzekerde gevaarsobjecten onmiddellijk voor en onmiddellijk na de gebeurtenis (…)
8.2 Bij de bepaling van de waarde van de verzekerde gevaarsobjecten onmiddellijk voor de gebeurtenis wordt uitgegaan van de waardegrondslag zoals hieronder genoemd, terwijl bij de vaststelling van de waarde onmiddellijk na de gebeurtenis op deze waardegrondslag rekening zal worden gehouden.
(…)
8.2.2 Indien er geen geldige voortaxatie is, in geval van verzekering van:
8.2.2.1 gebouwen:
- de herbouwwaarde indien:
- verzekerde binnen 12 maanden na de schadedatum meedeelt dat tot herstel respectievelijk herbouw, al dan niet op dezelfde plaats wordt overgegaan. Het herstel/ de herbouw moet binnen 24 maanden na de schadedatum zijn aangevangen;
- (…)
- de verkoopwaarde indien:
- (…)
- verzekerde niet binnen 12 maanden na de schadedatum heeft medegedeeld dat tot herstel respectievelijk herbouw wordt overgegaan, dan wel indien het herstel/de herbouw niet binnen 24 maanden na de schadedatum is aangevangen.
Indien verzekerde evenwel binnen 12 maanden meedeelt dat tot herstel respectievelijk herbouw zal worden overgegaan: de herbouwwaarde, mits met het herstel/de herbouw binnen 24 maanden na de schadedatum is aangevangen.
- de sloopwaarde indien:
- verzekerde vóór de schade al het voornemen had het gebouw af te breken;
(…)”
8.9 Elke verschuldigde schadevergoeding zal door verzekeraars worden voldaan binnen 4 weken na ontvangst van alle noodzakelijke gegevens. Verzekeraars zullen nooit eerder in verzuim zijn dan vanaf 4 weken na deze ontvangst.
2.7 Nadat De Thermen was afgebrand heeft de gemeente de schade gemeld bij Aon, die op haar beurt de schade heeft gemeld bij verzekeraars. Voor verzekeraars treedt gedaagde sub 1 (hierna: “Fortis”) als leader op. Zij vertegenwoordigt in die hoedanigheid alle verzekeraars.
2.8 Fortis heeft per brief van 12 maart 2007 aan Aon het volgende medegedeeld:
“(…)
Volgens artikel 8.2.2.1 (…) NBUG (…) wordt de sloopwaarde vergoed indien verzekerde vóór de schade al het voornemen had het gebouw af te breken.
Uit de door de expert verkregen informatie (…) blijkt dat de Gemeente op 6 juli 2006 besloten heeft het zwembad De Thermen in 2008 te sluiten en de locatie De Thermen te herontwikkelen, waarna op deze locatie woningen zouden worden gerealiseerd.
Aangezien verzekerde duidelijk al vóór de schade het voornemen had het gebouw af te breken, zonder sloop is immers geen herontwikkeling mogelijk, moeten wij u helaas mededelen dat de schadevergoeding beperkt zal blijven tot de meerdere sloopkosten. (…)”
2.9 Op 19 juni 2007 heeft het college aan de gemeenteraad voorgesteld om (1) te consta¬teren dat het raadsbesluit uit 2006 met betrekking tot uitbreiding van De Hoorn op basis van wensen van gebruikers niet zonder meer budgetneutraal uitvoerbaar is, (2) te constateren dat naast het beschreven scenario 2 A nog een ander scenario denkbaar is, namelijk het realiseren van een nieuw zwembad op locatie De Thermen op basis van wensen van gebruikers wellicht in combinatie met andere functies, (3) te constateren dat het scenario onder (2) ten opzichte van (1) nog onvoldoende is uitgewerkt en (4) het college te verzoeken dit scenario uit te werken. De gemeenteraad heeft conform dit voorstel van het college besloten.
2.10 GAB Robins Takkenberg B.V., optredend als expert voor verzekeraars, en Troostwijk Expertises B.V., optredend als expert voor de gemeente, hebben bij akte van taxatie (eerste) d.d. 6 december 2007 de volgende bedragen vastgesteld:
“(…)
Soort zaak: Opstal Herbouwkosten
excl. BTW Herbouwkosten
incl. BTW Sloopwaarde
excl. BTW Sloopwaarde
incl. BTW
Waarde vóór het voorval
EUR
5.211.452
EUR
6.201.628
EUR
329.962
EUR
335.655
Waarde na het voorval EUR 287.800 EUR 342.482 EUR 0 EUR 0
VERSCHIL
EUR
4.923.652
EUR
5.859.146
EUR
329.962
EUR
335.655
Soort zaak: Opstal Vrije verkoopwaarde
excl. BTW Vrije verkoopwaarde incl. BTW
Waarde vóór het voorval
EUR
500.000
EUR
500.000
Waarde na het voorval EUR -/- 42.567 EUR -/- 50.655
VERSCHIL EUR 542.567 EUR 550.655
Bijkomende kosten excl. BTW incl. BTW
Bijzondere kosten nader te bepalen nader te bepalen
Tuinaanleg/bestrating EUR 32.500 EUR 38.675
Bereddingskosten EUR 4.000 EUR 4.760
Opruimingskosten EUR 42.567 EUR 50.655
Huurderving, 52 weken EUR 129.500 EUR 154.105
Huurderving, 13 weken EUR 32.375 EUR 38.526
Extra eisen overheid
De bijzondere kosten zijn bij akte van taxatie d.d. 19 maart 2008 vastgesteld op € 224.916,-.
2.11 In de vergadering van 31 januari 2008 heeft de gemeenteraad besloten tot herbouw van De Thermen over te gaan. De gemeente heeft dit besluit binnen 12 maanden na de schade¬datum aan verzekeraars medegedeeld.
2.12 In zijn vergadering van 17 juli 2008 heeft de gemeenteraad voor de bouw van het nieuwe zwembad de keuze gemaakt uit een aantal uitgewerkte ontwikkelingsmodellen. Gekozen is voor een model, waarbij de investeringskosten zijn geraamd op € 13.578.000,-.
2.13 Verzekeraars hebben in totaal de volgende schadeposten/bedragen aan de gemeente betaald:
- bijzondere kosten € 224.916,-
- sloopwaarde € 329.962,-
- bereddingskosten € 4.000,-
- opruimingskosten € 42.567,-
- huurderving (13 weken) € 32.375,-
totaal € 633.820,-
2.14 Bij brief van 17 juli 2008 heeft AON namens verzekeraars aan de gemeente bericht:
“Verzekeraars zijn akkoord met verlenging van de vervaltermijn volgens artikel 8.2.2.1 van de NBUG 2006 met 12 maanden tot 12 februari 2010 onder de voorwaarde dat de mogelijk verschuldigde rente, wanneer verzekeraars in de procedure ten aanzien van de vraag of verzekerde ten tijde van de brand een voornemen tot sloop van het zwembad had in de zin van art. 8.2.2.1, in het ongelijk worden gesteld, pas vanaf die datum zal worden berekend of zoveel eerder als dat de herbouw aanvangt, een en ander onverminderd de wettelijke rente die verzekeraars mogelijk reeds vanaf een eerdere datum verschuldigd zouden zijn.
Als bewijs hiervan wordt deze brief door de leidende verzekeraar van uw polis voor gezien en akkoord getekend.”
3 Het geschil
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. verzekeraars, ieder voor hun respectieve deel zoals opgenomen in de polis, te veroordelen tot betaling aan de gemeente van € 4.381.085,-;
2. verzekeraars, ieder voor hun respectieve deel zoals opgenomen in de polis, te veroordelen tot betaling aan de gemeente van € 212.605;
3. verzekeraars, ieder voor hun respectieve deel zoals opgenomen in de polis, te veroordelen tot betaling aan de gemeente van € 97.125,-;
4. verzekeraars, ieder voor hun respectieve deel zoals opgenomen in de polis, te veroordelen tot betaling aan de gemeente van € 32.500,-;
een en ander met rente;
subsidiair
5. te verklaren voor recht dat verzekeraars gehouden zijn om de door de gemeente ten gevolge van de brand op 12 februari 2007 aan zwembad De Thermen geleden schade af te wikkelen op basis van de herbouwwaarde indien voor 12 februari 2010 met de herbouw van het zwembad in de zin van artikel 8.2.2.1. van de polis is aangevangen;
6. te verklaren voor recht dat de herbouwwaarde door verzekeraars aan de gemeente verschuldigd zal zijn vanaf de dag waarop de gemeente met de herbouw in de zin van de polis aanvangt;
7. te verklaren voor recht dat de herbouw in de zin van de polis geacht wordt te zijn aangevangen op de dag dat de gunning van de aanbesteding door de gemeente aan de aannemer plaatsvindt, althans vanaf de dag dat wordt aangevangen met de fysieke (her)bouwwerkzaamheden;
8. te verklaren voor recht dat verzekeraars de wettelijke rente over het bedrag van € 4.723.315,- verschuldigd zullen zijn vanaf het moment dat met de herbouw in de zin van de polis is aangevangen;
9. verzekeraars, ieder voor hun respectieve deel zoals opgenomen in de polis, te veroordelen tot betaling aan de gemeente van € 212.605,-, met rente;
primair en subsidiair
10. verzekeraars, ieder voor hun respectieve deel zoals opgenomen in de polis, te veroordelen tot betaling aan de gemeente van de wettelijke rente over € 408.904,- te berekenen vanaf 3 januari 2008 tot 6 juni 2008;
11. verzekeraars, ieder voor hun respectieve deel zoals opgenomen in de polis, te veroordelen tot betaling aan de gemeente van de wettelijke rente over € 224.916,- te berekenen vanaf 16 april 2008 tot 6 juni 2008;
12. verzekeraars, ieder voor hun respectieve deel zoals opgenomen in de polis, te veroordelen tot betaling aan de gemeente van de door de gemeente gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 44.578,42, met rente;
13. verzekeraars hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, met rente.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van de gemeente in de kosten van het geding.
4 De beoordeling
4.1 Partijen zijn het erover eens dat de door de gemeente in de inleidende dagvaarding vermelde omschrijving en plaats van vestiging van gedaagde sub 5, omschrijving van de naam van gedaagde sub 9 en namen van gedaagde sub 12 en sub 13 niet correct waren. De rechtbank heeft in de kop van dit vonnis de namen, omschrijvingen en/of vestigingsplaatsen van de respectieve gedaagden opgenomen zoals die door de gemeente bij akte houdende rectificatie tevens conclusie van repliek zijn gerectificeerd. Verzekeraars hebben zich tegen die rectificatie niet verzet.
4.2 De gemeente heeft haar eis gewijzigd. Verzekeraars hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt en de rechtbank acht de eiswijziging ook niet in strijd met de eisen van een goede procesorde, zodat zij recht zal doen op de gewijzigde eis.
4.3 Partijen twisten allereerst over de vraag of verzekeraars op grond van de polis en de NBUG gehouden zijn om uit te keren op basis van de getaxeerde herbouwwaarde van De Thermen, althans op basis van de verkoopwaarde, zoals de gemeente betoogt, of op basis van de getaxeerde sloopwaarde, zoals verzekeraars betogen. De discussie spitst zich toe op de wijze waarop het begrip ‘voornemen het gebouw af te breken’ in artikel 8.2.2.1 NBUG moet worden uitgelegd.
4.4 De gemeente stelt zich op het standpunt dat artikel 8.2.2.1 NBUG een uitwerking is van het indemniteitsbeginsel, wat volgens haar meebrengt dat deze polisvoorwaarde de intentie heeft om bij de invulling van het begrip ‘voornemen’ aan te sluiten bij de (subjectieve) waarde die het pand ten tijde van de brand voor de verzekerde vertegenwoordigde. De gemeente meent dat daarom pas sprake is van een voornemen in de zin van de polis als voorafgaande aan de brand bij de verzekerde een zodanig concreet voornemen bestond om tot afbraak van het pand over te gaan dat het pand ten tijde van de brand ook daadwerkelijk sloopgereed was.
4.5 Verzekeraars stellen zich op het standpunt dat het indemniteitsbeginsel geen rol speelt bij de uitleg van artikel 8.2.2.1 NBUG, maar dat dit artikel simpelweg bepaalt waaruit de verplichting van verzekeraars tot schade-uitkering bestaat. De hoogte van de uitkering is daarbij afhankelijk van de specifieke omstandigheden. De waarderingsgrondslag knoopt volgens verzekeraars dus aan bij een feitelijke constellatie - het bestaan van een voornemen tot afbraak - en niet bij de (subjectieve) waarde die het pand voor de verzekerde heeft.
4.6 De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om de uitleg van een verzekerings¬voorwaarde die onderdeel uitmaakt van een verzekeringsovereenkomst die tot stand is gekomen op basis van een beurspolis. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden en niet is gesteld dat dat in dit geval anders is, is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de betreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van (de opbouw van) de polis inclusief de verzekerings¬voorwaarden als geheel.
4.7 Uitgaande van deze maatstaf overweegt de rechtbank als volgt.
In aanmerking genomen dat zoals gebruikelijk bij verzekeringsovereenkomsten als de onderhavige de hoogte van de verschuldigde premie gerelateerd is aan de verzekerde som die is gerelateerd aan de herbouwwaarde (in dit geval 0,825 ‰ van ruim 334 miljoen euro, ofwel ruim € 275.000,- voor alle verzekerde gebouwen van de gemeente tezamen), ligt het in de rede om aan te nemen dat uitkering op basis van de herbouwwaarde uitgangspunt is en dat het beding dat de sloopwaarde wordt uit¬gekeerd indien voorafgaand aan de schade bij de verzekerde het voornemen bestond tot afbraak van het gebouw, betrekking heeft op een uitzonderings¬geval. Gelet hierop is de strekking van de polis niet dat zodra er enig voor¬nemen bestaat een gebouw ergens in de toekomst af te breken slechts de sloopwaarde wordt uitgekeerd. Immers, een dergelijk voornemen ten aanzien van afbraak in de (verdere) toekomst kan reeds aanwezig zijn op een moment - en gedurende een periode - dat een gebouw in het vermogen van de verzekerde nog een veel hogere waarde vertegenwoordigt dan de sloopwaarde. De redelijke verwachting omtrent de dekking die de verzekerde - ook bij deze beurspolis - mocht ontlenen aan de polis brengt mee, dat de actuele waarde van het verzekerde gebouw uitgangspunt is, ondanks een voornemen dat op langere termijn tot afbraak leidt of kan leiden. Dit betekent voorts dat de verzekeraar slechts zal kunnen volstaan met uitkering van niet meer dan de sloopwaarde, in het geval het betreffende gebouw ten tijde van de brand zijn functie al niet meer vervulde of op zeer korte termijn niet meer zal (kunnen) vervullen. Het “voor¬nemen” zal aldus een bepaalde mate van concreet¬heid moeten hebben. Het indemniteitsbeginsel speelt hierbij overigens geen zelfstandige rol.
4.8 In het onderhavige geval staat vast dat de gemeenteraad in haar vergadering van 27 april 2006 heeft ingestemd met het scenario dat De Thermen in 2008 zou worden gesloten, dat de betreffende grond zou worden herontwikkeld en dat De Hoorn zou worden uit¬gebreid op basis van de wensen van de gebruikers. Vast staat echter ook dat De Thermen ten tijde van de brand nog volledig in bedrijf was en dat als voorwaarde voor de voor¬genomen herontwikkeling en uitbreiding gold dat deze budgetneutraal dienden te geschieden. Ten tijde van de brand was onzeker of deze budgetneutraliteit gerealiseerd kon worden. Zo moest rekening worden gehouden met een schade¬claim van Heineken bij tussentijdse opzegging van de huurovereenkomst. Het voorgaande in aanmerking genomen, alsmede de niet weersproken omstandigheid dat binnen de bevolking van de gemeente weerstand tegen de plannen bestond en dat de vigerende bestemmingsplannen geen ruimte boden voor de respectieve plannen van herontwikkeling en uitbreiding en dus de planologie moest worden gewijzigd, als ook het feit van algemene bekendheid dat politieke besluit¬vorming niet snel definitief is, is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval het voornemen van de gemeente om tot afbraak van De Thermen over te gaan onvoldoende concreet was om een uitkering van niet meer dan de sloopwaarde te rechtvaardigen.
4.9 Verzekeraars hebben voorts als verweer gevoerd dat de gemeente met haar besluit tot herbouw over te gaan louter wenst te profiteren van het bestaan van de verzekering, wat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Verzekeraars beroepen zich daarbij op de uitspraak van de Hoge Raad van 12 januari 2007, NJ 2007/371.
4.10 Kort gezegd heeft de Hoge Raad in dit arrest geoordeeld dat van onaanvaardbaarheid in de zin van artikel 6:248 lid 2 BW sprake kan zijn indien bij de besluitvorming door de verzekeringnemer het bestaan van de aansprakelijkheidsverzekering een factor van gewicht is geweest. Dit laatste kan het geval zijn als de verzekeringnemer, zich bewust van het bestaan van een verzekering, uit de mogelijke alternatieven die weg kiest, die de grootst mogelijke kans op schade voor de verzekeraar schept en tegelijkertijd voor de verzekering¬nemer het meest voordelig is. Met een aansprakelijkheidsverzekering wordt niet beoogd dekking te bieden tegen het risico dat de verzekerde aansprakelijk wordt als gevolg van een gedraging die het resultaat is van een juist door het bestaan van die verzekering verstoorde afweging van belangen.
4.11 Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. De Uitgebreide Gevarenverzekering betreft geen aansprakelijkheidsverzekering. Dat een verzekerde aanspraak maakt op een contractueel overeengekomen verzekeringsuitkering nadat zich een verzekerd voorval heeft gerealiseerd, zal niet spoedig naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaard¬baar zijn. In het algemeen gaat de verplichting van een verzekerde om rekening te houden met de belangen van verzekeraars niet zo ver dat op die grond van overigens te recht¬vaardigen besluitvorming afgezien moet worden. Niet gesteld of gebleken is dat de gemeente een relevant verwijt valt te maken ten aanzien van de brand. Bovendien zou, indien dat wel het geval was, het recht op uitkering op andere verzekeringtechnisch meer in de rede liggende wijze aan de gemeente kunnen worden ontzegd. Verzekeraars komt in deze context geen beroep toe op het correctie¬mechanisme van de redelijkheid en billijkheid.
4.12 Uit het voorgaande volgt dat verzekeraars ten onrechte slechts tot uitkering op grond van de sloopwaarde zijn overgegaan.
4.13 Voor het antwoord op de vraag of de gemeente uitkering toe komt op grond van de herbouwwaarde geldt het volgende. Vast staat dat de gemeente overeenkomstig artikel 8.2.2.1 NBUG binnen twaalf maanden na de schade¬datum aan verzekeraars heeft mede¬gedeeld dat tot herbouw zal worden overgegaan. Vast staat ook dat verzekeraars ermee hebben ingestemd dat de herbouw niet binnen 24 maanden na de schadedatum moet zijn aangevangen zoals artikel 8.2.2.1 voorschrijft, maar binnen 36 maanden. Dit betekent dat de gemeente uiterlijk 12 februari 2010 met de herbouw moet zijn aangevangen. Inmiddels is die datum gepasseerd. De rechtbank wenst door de gemeente te worden voorgelicht omtrent de stand van zaken per 12 februari 2010. De gemeente heeft bij conclusie van repliek aangevoerd dat zij op 9 oktober 2008 vijf architecten de opdracht heeft verstrekt voor het opstellen van een voorlopig ontwerp, dat zij op 16 december 2008 aan AGS Architekten en Planners B.V. (hierna: “AGS”) de opdracht heeft gegeven voor het maken van het definitieve ontwerp en bestek en dat zij op 4 maart 2009 daartoe een overeenkomst met AGS heeft gesloten. De rechtbank verwacht van de gemeente dat zij bij conclusie concreet beschrijft welke stappen aangaande de herbouw sinds 4 maart 2009 zijn gezet, waaronder de bestuurlijke besluit¬vorming dien¬aangaande, een en ander onderbouwd met alle relevante schriftelijke bescheiden. De rechtbank zal de zaak daarvoor naar de rol verwijzen. Verzekeraars krijgen vervolgens de gelegenheid bij antwoordconclusie te reageren.
4.14 In afwachting van deze conclusiewisseling houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
5 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 26 mei 2010 voor het nemen van een conclusie door de gemeente als bedoeld in 4.13 van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. C. Bouwman en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren.
Uitgesproken in het openbaar.
336/106/1729