Verdrag ter vaststelling van enige eenvormige regelen betreffende het cognossement
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 02-06-1931
- Bronpublicatie:
25-08-1924, Trb. 1957, 24 (uitgifte: 14-02-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
02-06-1931
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-11-1953, Trb. 1953, 109 (uitgifte: 13-11-1953, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
De Hoge verdragsluitende Partijen kunnen bij de ondertekening, de nederlegging der bekrachtigingen of haar toetreding verklaren, dat de aanvaarding van dit verdrag niet geldt, hetzij voor zekere, hetzij voor alle zelfbesturende gewesten, koloniën, bezittingen, protectoraten of overzeese gebieden, die gesteld zijn onder haar opperbewind of gezag.
Dienvolgens kunnen zij later afzonderlijk toetreden in naam van een of meer van deze zelfbesturende gewesten, koloniën, bezittingen, protectoraten of overzeese gebieden, die aldus in hun oorspronkelijke verklaring zijn uitgesloten. Zij kunnen evenzeer, zich richtend naar deze bepalingen, dit verdrag afzonderlijk opzeggen voor een of meer der zelfbesturende gewesten, koloniën, bezittingen, protectoraten of overzeese gebieden, die gesteld zijn onder haar opperbewind of gezag.