HR, 26-10-2012, nr. 12/02266
ECLI:NL:HR:2012:BY1099
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26-10-2012
- Zaaknummer
12/02266
- LJN
BY1099
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑10‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BY1099, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑10‑2012; (Herziening)
- Vindplaatsen
V-N 2012/54.6 met annotatie van Redactie
FED 2013/12 met annotatie van E. THOMAS
NTFR 2012/2530 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
Beroepschrift 26‑10‑2012
Hierbij verzoeken wij u om een herziening van het Arrest van de Hoge Raad Der Nederlanden, derde kamer, onder nummer F.11/02317 d.d. 27 april 2012, en wel om de volgende reden. Productie 1
Het geen in het verzet is aangevoerd, biedt geen grond, volgens de Hoge Raad, voor een andere beslissing op het verzoek om herziening dan bij het Arrest van 25 november 2011 is aangegeven.
Aangezien wij thans verklaring hebben ontvangen van TNT post, afdeling klantenservice Productie 2, waaruit blijkt dat er in het verleden een onderzoek heeft plaatsgevonden in opdracht van het Gerechtshof te Den Haag over het verzenden van de nota griffierechten, met barcode nummer […], die door ons betaald zouden moeten worden voor de behandeling van de desbetreffende belastingzaak met aanslagnummer [001] en waar voor het Gerechtshof 's‑Gravenhage op 21 juli 2010 uitspraak heeft gedaan, nr. K 09/00353, en om niet ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet op tijd betalen van de griffierechten.
De nota Griffierechten in de zaak nr. K 09/00353 met Barcode […] hebben wij nooit ontvangen. Zoals blijkt uit het onderzoek dat het Gerechtshof 's‑Gravenhage heeft laten uitvoeren door TNT post en waar thans niets meer van te vinden is omdat er bij TNT post sprake is van verjaring. Het genoemde poststuk is meer dan twee jaar geleden verzonden en daar alle rechtsvorderingen verjaren door verloop van een jaar worden gegevens met betrekking tot poststukken slechts 1 jaar bewaard. En daarna vernietigd.
De nota Griffierechten in de zaak met nr. BK 09/00353 is aan het gerechtshof 's‑Gravenhage retour gezonden met de mededeling onbestelbaar, dit is ook door TNT post bevestigd na een verzoek van het gerechtshof 's‑Gravenhage aan TNT post om een onderzoek in te stellen naar het post stuk met Barcode […] TNT post heeft dit laten weten aan het Gerechtshof 's‑Gravenhage en hen daar voor stukken overhandigd die bij dit herzieningsverzoek zijn bijgevoegd. Productie 3.
Zending is nooit aan ons uitgereikt, maar wegens het niet kunnen afleveren of te wel het niet door ons in ontvangst hebben kunnen nemen is de zending retour gezonden aan het Gerechtshof 's‑Gravenhage te 's‑Gravenhage. Dit is ook door TNT post, naar aanleiding van een onderzoek door TNT post aan het Gerechtshof 's Gravenhage medegedeeld als mede schriftelijk bevestigd.
Gaarne zouden wij in dit herzienings verzoek gehoord willen worden en als getuige willen laten oproepen [A], medewerker klantenservice, Post.nl.
E-mail adres […]@postNL.nl
Hij weet van de hoed en de rand wat er met het desbetreffende post stuk is gebeurd en kan ook bevestigen dat wij het een en ander nooit ontvangen hebben en of er voor getekend hebben. In een oud digitaal programma staan deze gegevens bij TNT post of te wel Post.nl en deze gegevens kan hij alleen laten zien en niet uitprinten.
Uit productie 4 blijkt heel duidelijk dat het gerechtshof 's‑Gravenhage de nota griffierecht retour gezonden heeft gekregen, op het desbetreffende stuk staat een stempel van het gerechtshof ingekomen -3 december 2009 GERECHTSHOF. Hier uit blijkt dus heel duidelijk dat wij het nooit ontvangen hebben en/of voor ontvangst getekend hebben.
Uitspraak 26‑10‑2012
Inhoudsindicatie
Art. 8:88 Awb. Tweede herzieningsverzoek. Gronden die ook al n.a.v. het eerste herzieningsverzoek zijn beoordeeld, kunnen gelet op de onherroepelijkheid van de beslissing op dat verzoek niet tot herziening leiden. Nieuwe feitelijke gronden inzake een feitelijk Hofoordeel kunnen niet tot herziening leiden.
Partij(en)
26 oktober 2012
nr. 12/02266
Arrest
gewezen op het verzoek van X te Z (hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 13 mei 2011, nr. 10/03845, LJN BQ4291, BNB 2011/218.
1. Het arrest waarvan herziening is verzocht
Bij voormeld arrest heeft de Hoge Raad ongegrond verklaard het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 juli 2010, nr. BK 09/00353, betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2001 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft een verzoekschrift ingediend. Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2012, bij welke gelegenheid belanghebbende is verschenen.
3. Beoordeling van het verzoek
3.1.
Bij faxbericht van 21 mei 2012 en ter zitting van 5 september 2012 heeft belanghebbende desgevraagd bevestigd dat zijn herzieningsverzoek betrekking heeft op het arrest van de Hoge Raad van 13 mei 2011, nr. 10/03845, LJN BQ4291, BNB 2011/218 (hierna: het arrest van 13 mei 2011). Bij de beoordeling van het verzoek heeft de Hoge Raad het herzieningsverzoek derhalve opgevat als te zijn gericht tegen voormeld arrest.
3.2.
Als grond voor herziening van een uitspraak van de Hoge Raad als bedoeld in artikel 29e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kunnen ingevolge artikel 29 van die wet in verbinding met artikel 8:88, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht slechts dienen feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór die uitspraak, die tevens bij de indiener van het verzoekschrift tot herziening vóór die uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en die voorts, waren zij bij de Hoge Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.3.1.
Bij arrest van de Hoge Raad van 25 november 2011, nr. 11/02317, is een eerder verzoek tot herziening van het arrest van 13 mei 2011 als kennelijk ongegrond afgewezen. Bij arrest van de Hoge Raad van 27 april 2012, nr. 11/02317, is het daartegen gedane verzet ongegrond verklaard.
3.3.2.
Voor zover belanghebbende gronden aanvoert die hij ook al naar voren heeft gebracht in zijn eerste verzoek tot herziening van het arrest van 13 mei 2011, brengt de onherroepelijkheid van de beslissing op dat verzoek bij het arrest van 25 november 2011, nr. 11/02317, mee dat die gronden niet tot herziening kunnen leiden.
3.3.3.
Voor zover thans andere gronden worden aangevoerd, kunnen zij evenmin leiden tot herziening van het arrest van 13 mei 2011. Als deze feiten de Hoge Raad vóór het wijzen van dat arrest bekend waren geweest, hadden ze niet tot een andere beslissing kunnen leiden, gelet op het beperkte karakter van de aan de Hoge Raad opgedragen toetsing (vgl. HR 12 maart 2004, nr. 39587, LJN AO5547, BNB 2004/226). Het betreft namelijk de toetsing van een zuiver feitelijk oordeel van het Hof over de bezorging van een nota griffierecht. Het beperkte karakter van de aan de Hoge Raad als cassatierechter opgedragen toetsing brengt mee dat hij zich in het arrest van 13 mei 2011 diende te beperken tot beoordeling van de motivering die het Hof voor dit oordeel heeft gegeven in het licht van de gedingstukken van de procedure voor het Hof. Nieuwe feitelijke gronden die eerst in het geding voor de Hoge Raad worden aangevoerd kunnen bij die beoordeling niet in de beschouwingen worden betrokken, en hadden de Hoge Raad in het arrest van 13 mei 2011 dus ook niet tot een ander oordeel kunnen brengen als belanghebbende ze al voor de totstandkoming van dat arrest bij de Hoge Raad had aangevoerd (vgl. HR 17 december 2004, nr. 40607, LJN AR7765, BNB 2005/84).
3.3.4.
Het voorgaande brengt tevens mee dat het door belanghebbende ter zitting gedane getuigenaanbod wordt gepasseerd.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst het verzoek tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2012.