Hof Arnhem-Leeuwarden, 01-11-2016, nr. 16/00063
ECLI:NL:GHARL:2016:8742
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
01-11-2016
- Zaaknummer
16/00063
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:8742, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 01‑11‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1242
- Vindplaatsen
NLF 2016/0658 met annotatie van
Uitspraak 01‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Ontvankelijkheid bezwaar. Tijdige terpostbezorging?
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 16/00063
uitspraakdatum: 1 november 2016
nummer /
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] C.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak de rechtbank Gelderland van 1 december 2015, nummer AWB 15/1215, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Aan belanghebbende is een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd over het jaar 2010. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en beschikking. De Inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). Bij uitspraak van 1 december 2015 heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2016 te Arnhem. Belanghebbende is daar met voorafgaande kennisgeving aan het Hof niet verschenen. In deze kennisgeving, die op 4 oktober 2016 om 10:40:09 uur aan het Hof is gefaxt, is ook een aanvulling op de beroepsgronden geformuleerd. Met instemming van de Inspecteur is dit faxbericht tot de stukken van het geding gerekend. Namens de Inspecteur zijn verschenen [A] en [B] .
1.7.
Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1.
De aan belanghebbende opgelegde aanslag vennootschapsbelasting 2010 heeft als dagtekening 2 augustus 2014. Het bezwaarschrift is gedateerd op 12 september 2014 en is op 23 september 2014 bij de Inspecteur binnengekomen. De datum op het poststempel is 22 september 2014. Op de enveloppe is met de hand in de linkerbovenhoek geschreven “In de bus op 12-9-14” . De enveloppe is thans beduimeld en/of verfomfaaid.
3. Geschil
3.1.
In geschil is de vraag of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
3.2.
De gemachtigde van belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
4. Beoordeling
4.1.
De dagtekening van de in bezwaar bestreden aanslag is (zaterdag) 2 augustus 2014. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de aanslag pas na die datum is verzonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is daarmee aangevangen op 3 augustus 2014. Maandag 15 september 2014 was derhalve de laatste dag waarop bezwaar gemaakt kon worden.
4.2.
Het bezwaarschrift is door de Inspecteur ontvangen op (dinsdag) 23 september 2014. Dat is meer dan een week na het aflopen van de bezwaartermijn. Het Hof zal derhalve aan de hand van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de vraag dienen te beantwoorden of redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
4.3.
Belanghebbende heeft in dit kader aangevoerd dat hij het bezwaarschrift tijdig ter post heeft bezorgd en dat de late bezorging van dit bezwaarschrift is te wijten aan PostNL.
4.4.
Indien deze stelling van belanghebbende aannemelijk is, is in beginsel sprake van een omstandigheid die maakt dat de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet aan belanghebbende kan worden toegerekend (vergelijk HR 14 maart 2008, nr. 44.013, ECLI:NL:HR:2008:BC6556).
4.5.
Terpostbezorging vindt plaats op het moment waarop een poststuk in de brievenbus wordt gedeponeerd dan wel op het moment waarop het op een postvestiging wordt aangeboden. De omstandigheid dat een poststuk op een bepaalde datum door het postvervoerbedrijf is afgestempeld, sluit niet uit dat dit stuk op een eerdere datum ter post is bezorgd. Dat neemt niet weg dat het datumstempel van het postvervoerbedrijf veelal het enige vaststaande gegeven is met betrekking tot het tijdstip van terpostbezorging. In verband daarmee moet in gevallen waarin op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, als bewijsrechtelijk uitgangspunt worden genomen dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het desbetreffende poststuk door het postvervoerbedrijf is afgestempeld. Voor afwijking van dit uitgangspunt bestaat aanleiding indien de rechter aannemelijk acht dat het poststuk ter post is bezorgd vóór de datum van afstempeling door het postvervoerbedrijf. De bewijslast hiervoor ligt bij de partij die stelt dat zij het poststuk vóór die datum ter post heeft bezorgd (vergelijk HR 28 januari 2011, nr. 10/02285, ECLI:NL:HR:2011:BP2138).
4.6.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de omstandigheden dat in de linkerbovenhoek door de gemachtigde is geschreven wanneer de enveloppe door hem in de brievenbus is gedeponeerd en dat de enveloppe thans beduimeld is, aannemelijk maken dat de enveloppe tijdig ter post is bezorgd. Het Hof volgt belanghebbende hierin niet. De juistheid van hetgeen in de linkerbovenhoek van de enveloppe is geschreven kan op geen enkele wijze worden geverifieerd, zodat dit niet kan afdoen aan het objectieve gegeven van de datum van het poststempel. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat het poststuk is beduimeld of verfomfaaid, alleen al omdat niet kan worden geverifieerd in welke staat de enveloppe verkeerde toen deze ter post werd bezorgd.
4.7.
Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd en de late bezorging dus aan PostNL te wijten is. Andere feiten of omstandigheden die meebrengen dat de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet aan belanghebbende kan worden toegerekend, zijn gesteld noch aannemelijk geworden, zodat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Slotsom
Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.
5. Kosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. B. van Walderveen en mr. A.J.H. van Suilen, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op 1 november 2016 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
S. Darwinkel R.A.V. Boxem
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 1 november 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.