Einde inhoudsopgave
RvdW 2009, 1437
Toetsing cfm art. 13a WOTS bij beklag inbeslagneming
HR 24-11-2009, ECLI:NL:HR:2009:BI2281
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24 november 2009
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos, C.H.W.M. Sterk
- Zaaknummer
07/12595 B
- Conclusie
wnd. A-G Bleichrodt
- LJN
BI2281
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2009:BI2281, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑11‑2009
ECLI:NL:PHR:2009:BI2281, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑04‑2009
- Wetingang
Svart. 359 lid 2 en 552a; WOTSart. 13a en 13e
Essentie
Ingeval van inbeslagneming op verzoek van een vreemde Staat dient de rechter bij beklag cfm art. 552a ingevolge art. 13a WOTS te beoordelen of a) of een verdrag in de inbeslagneming voorziet, b) de inbeslaggenomen voorwerpen kunnen worden verbeurd verklaard, kunnen dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of tot verhaal van ontneming van dat voordeel, c) gegronde redenen bestaan voor de verwachting dat de verzoekende Staat t.a.v. die voorwerpen zal verzoeken om tenuitvoerlegging van een verbeurdverklaring of een tot ontneming strekkende sanctie, d) in de verzoekende Staat bevel tot inbeslagneming is gegeven of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.