NJB 2019/846:Reprise. Gemeenschapsschulden. Privéschulden. Stelplicht en bewijslast. Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Tijdens het huwelijk zijn bedragen aan de vrouw geschonken onder een uitsluitingsclausule. Deze bedragen zijn destijds bijgeschreven op de gezamenlijke rekening van partijen. Het hof oordeelt dat aan de vrouw geen recht van reprise toekomt, omdat de bedragen zijn aangewend voor diverse bestedingen. Hoge Raad: Het gaat erom of de bestedingen betrekking hadden op gemeenschapsschulden dan wel op privéschulden. Uit de wet volgt het vermoeden dat de tijdens huwelijk uit het gemeenschapsvermogen voldane schulden gemeenschapsschulden zijn. Het ligt op de weg van de andere echtgenoot om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen op grond waarvan het vergoedingsrecht jegens de gemeenschap niet (of niet volledig) geldend kan worden gemaakt. De stukken laten geen andere conclusie toe dan dat de man slechts heeft gesteld dat de bedragen zijn besteed aan de huishouding, vakanties en consumptieve uitgaven. Dat is geen afdoende verweer