Hof Arnhem-Leeuwarden, 05-03-2019, nr. WAHV 200.216.073 e.v. (zie bijlage)
ECLI:NL:GHARL:2019:1982
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
05-03-2019
- Zaaknummer
WAHV 200.216.073 e.v. (zie bijlage)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:1982, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 05‑03‑2019; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑03‑2019
Inhoudsindicatie
De milieuzone Rotterdam is gebaseerd op een deugdelijke wettelijke grondslag en is niet evident in strijd met een ieder verbindende bepaling van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie dan wel rechtstreeks werkende bepalingen van Europees recht.
Partij(en)
WAHV 200.216.073 e.v. (zie bijlage)
5 maart 2019
CJIB 198601016 e.v. (zie bijlage)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissingen
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 19 april 2017, 28 juni 2017 en 11 augustus 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .
De beslissingen van de kantonrechter
De kantonrechter heeft de beroepen van de betrokkene tegen de beslissingen van de officier van justitie ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft de beroepen schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1. Aan de betrokkene zijn als kentekenhouder bij inleidende beschikkingen administratieve sancties van telkens € 90,- opgelegd ter zake van het “handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C6 bijlage 1 RVV 1990”, welke gedragingen zouden zijn verricht op verschillende data en tijdstippen in de periode van 14 juni 2016 tot en met 18 juli 2016 op verschillende locaties te Rotterdam met het voertuig met het kenteken [YY-00-YY] .
2. De betrokkene is het niet eens met de aan haar opgelegde sancties. Zij ontkent niet dat zij op de data en tijdstippen op de betreffende locaties heeft gereden, terwijl met bord C6 en onderbord stond aangegeven dat sprake was van een geslotenverklaring voor 'bestel- en personenauto diesel 31-12-2000 en ouder (…) milieuzone' . De betrokkene is van mening dat zij door de gemeente niet juist en volledig is geïnformeerd door de tekst op het onderbord bij de geslotenverklaring. Het voertuig van de betrokkene is namelijk gekeurd en voldoet aan de (Europese) eisen die worden gesteld aan roetuitstoot. Kortgezegd is de betrokkene van mening dat dit meebrengt dat - ongeacht het bouwjaar van haar auto - de geslotenverklaring (milieuzone) niet voor haar gold en mocht gelden. De norm van de gemeente Rotterdam wanneer een auto binnen de milieuzone mag rijden, is in strijd met Europese normen die erop neerkomen dat als het voerruig Apk-gekeurd is daarmee in de gehele Europese Unie mag worden gereden. Niet de vervuiling wordt als uitgangspunt genomen, maar enkel het bouwjaar van een voertuig. Bovendien wordt de vrijheid van de betrokkene belemmerd. De betrokkene is slecht ter been en afhankelijk van haar auto.
3. Aan de betrokkene wordt verweten dat zij heeft gehandeld in strijd met een geslotenverklaring die gold voor haar motorvoertuig. Uit de gegevens in het dossier blijkt dat het bouwjaar van het voertuig van de betrokkene 1990 is, zodat de betrokkene - gelet op de tekst van het onderbord - heeft gehandeld in strijd met de geslotenverklaring. Volgens vaste jurisprudentie van het hof staat het niet ter beoordeling van de weggebruiker of een verkeersteken overeenkomstig de voorschriften en terecht is geplaatst. Dat is slechts anders in het geval de situatie klaarblijkelijk zo afwijkend is van die waarop het verkeersteken betrekking heeft dat bij gevolg geven aan dat teken de veiligheid op weg in gevaar zou worden gebracht (vergelijk Hoge Raad 4 december 1984, gepubliceerd in Verkeersrecht 1985, 39). Dat is hier niet het geval. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de gedragingen zijn verricht.
4. De omstandigheid dat de gedraging is verricht, betekent op zichzelf niet dat een sanctie moet worden opgelegd. Uit artikel 9, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) volgt dat geen sanctie mag worden opgelegd indien dat, gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht, niet billijk is dan wel dat, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de sanctie dient te worden vastgesteld.
5. Artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wahv brengt mee dat indien in het kader van de aanwending van rechtsmiddelen tegen de oplegging van een sanctie op grond van de Wahv de rechtmatigheid van de bebording en het daaraan ten grondslag liggende verkeersbesluit wordt betwist, door de officier van justitie in administratief beroep en de rechter zal moeten worden onderzocht of dat besluit ten tijde van de gedraging rechtskracht had en of dat besluit niet later in een bestuursrechtelijke procedure is vernietigd of met terugwerkende kracht tot (vóór) het tijdstip van de gedraging is ingetrokken. Dat onderzoek, waartoe overigens slechts reden bestaat indien ter zake een met redenen omkleed en zo mogelijk met stukken onderbouwd verweer is gevoerd, strekt ertoe dat wordt vastgesteld dat de verplichting om gevolg te geven aan een verkeersteken, die voortvloeit uit de aanwezige bebording, stoelt op een deugdelijke wettelijke grondslag. Zo'n grondslag is vereist om het niet gevolg geven aan die verplichting te bestraffen met de oplegging van een sanctie, die inbreuk maakt op het eigendomsrecht van een betrokkene (vgl. het arrest van 9 november 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2018:9801).
6. Aan de met borden aangegeven geslotenverklaring ligt het verkeersbesluit "Milieuzone Rotterdam" van 16 november 2015 ten grondslag. Dat besluit had ten tijde van de gedraging rechtskracht en is niet later in een bestuursrechtelijke procedure vernietigd of met terugwerkende kracht ingetrokken. Dat die geslotenverklaring ten tijde van de gedragingen geen deugdelijke wettelijke grondslag had of evident in strijd is met een ieder verbindende bepaling van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie dan wel rechtstreeks werkende bepalingen van Europees recht, blijkt niet. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 juni 2018, in een procedure tegen vorenbedoeld verkeersbesluit, geoordeeld dat er geen redenen zijn voor vernietiging van het verkeersbesluit (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RVS:2018:1861). Het hof volgt dit oordeel in het kader van de hem voorgelegde beoordeling van de billijkheid van de sanctieoplegging.
De argumenten van de betrokkene, die erop neer komen dat sprake is van een situatie als bedoeld in overweging 10. van het arrest van dit hof van 6 december 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:10748, gepubliceerd op rechtspraak.nl), kunnen niet slagen.
7. In de omstandigheid dat de betrokkene slecht ter been is en daardoor afhankelijk is van haar voertuig, ziet het hof evenmin reden een sanctie achterwege te laten of een lager sanctiebedrag vast te stellen. De betrokkene had op grond van de Beleidsregels en het ontheffingenbesluit ontheffingen Milieuzone Rotterdam 2016 de mogelijkheid om voor haar voertuig een ontheffing aan te vragen. Dat de betrokkene dit niet heeft gedaan, komt voor haar rekening.
8. Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter de beroepen terecht ongegrond heeft verklaard, zodat het hof die beslissingen zal bevestigen.
9. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, bestaat geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten. Het hof zal het kostenverzoek daarom afwijzen.
Beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissingen van de kantonrechter;
wijst de verzoeken om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.
Bijlage:
WAHV-nummerCJIB-nummer
200.216.073 198601016
200.216.075 198166589
200.216.076 198960571
200.220.769 199583501
200.223.113 199387918
200.224.807 199945626
200.224.808 199747080