RvdW 2020/932
Procesrecht. Getuigenbewijs in hoger beroep; passeren bewijsaanbod; maatstaf. Nevenvoorzieningen, art. 827 Rv; eis voldoende samenhang andere voorziening met echtscheidingsverzoek.
HR 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1313
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 juli 2020
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/04159
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS230868:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1313, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:241, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑09‑2019
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Getuigenbewijs in hoger beroep; passeren bewijsaanbod; maatstaf. Nevenvoorzieningen, art. 827 Rv; eis voldoende samenhang andere voorziening met echtscheidingsverzoek.
Samenvatting
Op grond van vaste rechtspraak geldt met betrekking tot het bewijsaanbod in hoger beroep het volgende. Uitgangspunt is dat, ingevolge art. 166 lid 1 in verbinding met art. 353 lid 1 Rv, een partij in hoger beroep tot getuigenbewijs moet worden toegelaten indien zij voldoende specifiek bewijs aanbiedt van feiten die tot beslissing van de zaak kunnen leiden. Of een bewijsaanbod voldoende specifiek is, hangt af van de omstandigheden van het geval, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.