NJ 2018/39
EEX-Verordening (44/2001). Bevoegdheid inzake onrechtmatige daad op voet art. 5 sub 3 EEX-Vo; geen bevoegdheid rechter van de plaats waar uitsluitend (initiële) vermogensschade wordt geleden als rechtstreeks gevolg van een elders gepleegde onrechtmatige daad. Vervolg van HR 9 januari 2015, NJ 2015/44 en HvJ EU 16 juni 2016, C-12/15.
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 september 2017
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
13/03881
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Noot
L. Strikwerda
- Folio weergave
- JCDI
JCDI:ADS124432:1
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2358, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑09‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:516, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑06‑2017
ECLI:NL:HR:2015:36, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑01‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:1848, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑10‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑11‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑04‑2013
- Wetingang
Art. 5 sub 3 Brussel I
Essentie
EEX-Verordening (44/2001). Bevoegdheid inzake onrechtmatige daad op voet art. 5 sub 3 EEX-Vo; geen bevoegdheid rechter van de plaats waar uitsluitend (initiële) vermogensschade wordt geleden als rechtstreeks gevolg van een elders gepleegde onrechtmatige daad. Vervolg van HR 9 januari 2015, NJ 2015/44 en HvJ EU 16 juni 2016, C-12/15.
Het standpunt van eiseres tot cassatie dat voor internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter uit hoofde van art. 5 aanhef en onder 3 EEX-Vo voldoende is dat zij als gevolg van de aan verweerders in cassatie verweten handeling in Nederland ...