NJ 2019/281
Herziening. Aanvraag gegrond na constatering EHRM: schending art. 6 EVRM.
HR 19-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2412, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 september 2017
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, A.J.A. van Dorst, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
17/02060 H
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Noot
P.A.M. Mevis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS69711:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2412, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑09‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:925, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑08‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑04‑2017
- Wetingang
Art. 6, 41 EVRM; art. 457 lid 1 sub b Sv
Essentie
Herziening. Aanvraag gegrond na constatering EHRM: schending art. 6 EVRM.
Samenvatting
Het EHRM heeft in zijn uitspraak vastgesteld dat art. 6 EVRM is geschonden in de procedure die heeft geleid tot de veroordeling waarvan thans herziening wordt gevraagd. Een nieuwe berechting is de enige mogelijkheid om het gebrek aan een fair hearing te repareren. Het EHRM wijst uitdrukkelijk op de mogelijkheid tot rechtsherstel cfm. art. 457 lid 1 sub b Sv. Het geval waarin een verdachte ten onrechte bij verstek is berecht wordt in de wetshistorie voorts als voorbeeld genoemd van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.