Zie tussenvonnis rechtbank Arnhem d.d. 16 november 2005 rov. 2.1 tot en met 2.18.
HR, 19-12-2008, nr. C07/133HR
ECLI:NL:HR:2008:BG1680
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-12-2008
- Zaaknummer
C07/133HR
- Conclusie
Mr. L. Timmerman
- LJN
BG1680
- Roepnaam
3Span/Recreatiebeheer
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BG1680, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑12‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BG1680
ECLI:NL:PHR:2008:BG1680, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑10‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BG1680
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑04‑2007
- Vindplaatsen
NJ 2011/4 met annotatie van J. Hijma
Uitspraak 19‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Overeenkomstenrecht; opdracht en aanneming van werk. Vergoeding van bonus en meerwerk bij uitgevoerd herbouwproject recreatiecentrum; redelijk loon als bedoeld in art. 7:405 lid 2 BW, maatstaf; motiveringseisen.
19 december 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/133HR
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
3SPAN BOUWBUREAU B.V.,
gevestigd te Druten,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.P. de Witte,
t e g e n
RECREATIEBEHEER BRABANT LIMBURG B.V.,
gevestigd te Hapert, gemeente Bladel,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.V. Polak.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als 3Span en Recreatiebeheer.
1. Het geding in feitelijke instanties
3Span heeft bij exploot van 4 mei 2005 Recreatiebeheer gedagvaard voor de rechtbank Arnhem en gevorderd, kort gezegd, Recreatiebeheer te veroordelen om aan 3Span te betalen:
* € 77.416,05, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag als vergoeding voor de werkzaamheden die 3Span buiten de overeenkomst van 4 februari 2003 om extra heeft verricht,
* € 29.750,-- aan overeengekomen bonus,
* € 3.103,38 aan contractuele rente over de bonus vanaf 17 april 2004 tot en met 28 februari 2005,
* de contractuele rente over het totaal van de hoofdsommen van € 107.166,05 berekend vanaf 29 februari 2005 tot aan die dag waarop de volledige schuld zal zijn voldaan en
* € 1.158,-- aan buitengerechtelijke incassokosten,
met veroordeling van Recreatiebeheer in de kosten van deze procedure.
Recreatiebeheer heeft de vorderingen bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd, 3Span te veroordelen tot afgifte van een aantal bescheiden op straffe van een dwangsom.
De rechtbank heeft, na twee tussenvonnissen van 13 juli 2005 en 16 november 2005, bij eindvonnis van 15 februari 2006 in conventie Recreatiebeheer veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan 3Span te betalen € 83.494,07, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 53.744,07 vanaf 29 februari 2005 en met de contractuele rente over € 29.750,-- vanaf 17 april 2004, een en ander tot aan de dag der algehele voldoening, en in reconventie de vordering afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft Recreatiebeheer hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. 3Span heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 30 januari 2007 heeft het hof in het principaal appel het tussenvonnis 16 november 2005 bekrachtigd en het eindvonnis van 15 februari 2006, voor zover in conventie gewezen, vernietigd en, opnieuw rechtdoende, Recreatiebeheer veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan 3Span te betalen de contractuele bonus van € 29.750,-- inclusief BTW te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 december 2004 tot de dag der algehele voldoening, het meer of anders gevorderde afgewezen en het eindvonnis van 15 februari 2006 voor zover in reconventie gewezen bekrachtigd. In het incidenteel appel heeft het hof het beroep verworpen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft 3Span beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Recreatiebeheer heeft geconcludeerd tot verwerping van het eerste, derde en vierde middel van cassatie en ten aanzien van het tweede middel van cassatie tot referte.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) In de nacht van 17 op 18 december 2002 zijn het centrumgebouw en de kleedruimtes van het zwembad van het recreatiecentrum "De Lommerbergen" te Reuver door brand verwoest. Het recreatiecentrum is eigendom van Recreatiebeheer.
(ii) Recreatiebeheer heeft besloten over te gaan tot herbouw van het centrumgebouw en de kleedruimtes. Omdat het recreatiecentrum voor een periode van een jaar na de brand verzekerd was tegen de gevolgen van brandschade, streefde Recreatiebeheer ernaar het centrum- en zwembadgebouw op 18 december 2003 weer operationeel te doen zijn.
(iii) 3Span heeft in opdracht van Recreatiebeheer het projectmanagement met betrekking tot het herbouwproject gevoerd. In de daarop betrekking hebbende overeenkomst van 4 februari 2003 is een projectmanagementperiode van 1 februari 2003 tot 31 december 2003 vastgelegd en is bepaald dat Recreatiebeheer voor de overeengekomen werkzaamheden een vergoeding van € 130.111,-- exclusief BTW aan 3Span zal betalen. De overeenkomst bepaalt voorts dat 3Span recht heeft op een bonus van € 25.000,-- exclusief BTW indien "het bungalowpark om en nabij 18 december 2003 weer operationeel zal zijn".
(iv) Het bedrag van € 130.111,-- is door Recreatiebeheer aan 3Span betaald, tezamen met een bedrag van € 35.487,-- exclusief BTW ter zake van een andere op dezelfde datum gedateerde overeenkomst tussen partijen, die in cassatie niet van belang is. De totale overeengekomen en betaalde vergoeding voor de werkzaamheden van 3Span bedroeg derhalve, afgezien van de bonus, € 165.598,--.
3.2 Voor zover in cassatie nog van belang, vordert 3Span in deze procedure betaling van het bedrag van de bonus, alsmede van een bedrag van € 77.416,05 als vergoeding voor extra werkzaamheden die door haar buiten de overeenkomst(en) van 4 februari 2003 zijn verricht, beide bedragen vermeerderd met contractuele rente.
3.3 Ten aanzien van de bonus hebben de rechtbank en het hof geoordeeld dat Recreatiebeheer deze aan 3Span moet betalen; dat oordeel staat in cassatie niet meer ter discussie. Het hof heeft evenwel met betrekking tot de over de bonus gevorderde rente geoordeeld dat deze pas vanaf 28 december 2004 verschuldigd is, en heeft in het dictum de wettelijke rente vanaf die datum toegewezen. Middel 1, dat opkomt tegen de door het hof gehanteerde ingangsdatum, faalt op de gronden als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.2. Middel 2 klaagt dat het hof ten onrechte wettelijke rente in plaats van contractuele rente over de bonus heeft toegewezen. In rov. 4.7 heeft het hof, in overeenstemming met het standpunt van beide partijen, geoordeeld dat over de bonus contractuele rente verschuldigd is. Het dictum bevat op dit punt dan ook een kennelijke verschrijving, en moet aldus gelezen worden dat Recreatiebeheer over het door het hof toegewezen bedrag van de bonus de contractuele rente vanaf 28 december 2004 verschuldigd is. Daarvan uitgaande faalt middel 2 bij gebrek aan feitelijke grondslag.
3.4.1 Ten aanzien van de vergoeding voor extra werkzaamheden heeft de rechtbank in haar tussenvonnis van 16 november 2005 geoordeeld dat de werkzaamheden met betrekking tot de vervanging van de zwembadkoepel, de "upgrading" van het zwembad, de uitbreiding van het centrumgebouw en de aanleg van het wegenstelsel niet zijn begrepen in de overeenkomst(en) van 4 februari 2003, zodat in zoverre sprake is van extra werkzaamheden. De rechtbank heeft aannemelijk geoordeeld dat het takenpakket van 3Span daardoor is verzwaard en dat de projectmanagementperiode hierdoor is verlengd tot 31 maart 2004. Voor deze extra werkzaamheden is Recreatiebeheer op grond van art. 7:405 lid 1 BW loon verschuldigd; dat loon is niet begrepen in de op 4 februari 2003 overeengekomen vergoedingen. De rechtbank heeft 3Span in de gelegenheid gesteld bij akte aan te geven welke extra werkzaamheden zij voor Recreatiebeheer heeft verricht en welke kosten daarmee gemoeid zijn geweest.
In haar eindvonnis heeft de rechtbank overwogen dat 3Span heeft aangevoerd dat het niet mogelijk is om aan te geven hoeveel uren specifiek aan het meerwerk is besteed omdat "(..) alle uren als één groot project door elkaar gemaakt zijn. Vergaderingen gingen over alle zaken, niet alleen over het zwembad, de vergroting etc.". Alhoewel dit volgens de rechtbank niet onaannemelijk is, dient de omstandigheid dat 3Span niet in staat is haar (extra) uren en kilometers te specificeren evenwel voor haar risico te blijven. Dat neemt volgens de rechtbank echter niet weg dat zij blijft bij haar bij tussenvonnis gegeven oordeel dat Recreatiebeheer aan 3Span een vergoeding verschuldigd is voor het meerwerk. Nu 3Span er niet in geslaagd is op dit punt een voldoende onderbouwing te geven, heeft de rechtbank zelf een bedrag vastgesteld. De rechtbank acht het aannemelijk dat de projectmanagementperiode is verlengd tot en met 31 maart 2004 als gevolg van het meerwerk dat 3Span heeft verricht. De rechtbank overweegt dat de totale oorspronkelijke vergoeding € 165.598,-- exclusief BTW heeft bedragen voor een oorspronkelijke periode van (nagenoeg) 11 maanden. Dit komt neer op een vergoeding van € 15.054,36 per maand. Uitgaande van een verlenging van de projectmanagementperiode met 3 maanden acht de rechtbank het redelijk dat 3Span hiervoor een vergoeding van 3 x € 15.054,36 = € 45.163,08, dat is € 53.744,07 inclusief BTW ontvangt.
3.4.2 In hoger beroep heeft het hof vooropgesteld dat, indien vaststaat dat 3Span in opdracht van Recreatiebeheer als projectmanagement te duiden werkzaamheden heeft verricht die niet uit de desbetreffende overeenkomst voortvloeien, zij aanspraak kan maken op een redelijke vergoeding voor de door haar verrichte extra werkzaamheden (rov. 4.10).
Het hof heeft in rov. 4.11 evenwel geoordeeld dat, wat er zij van de vraag of 3Span extra werkzaamheden heeft verricht, de vordering tot vergoeding van die werkzaamheden moet worden afgewezen nu 3Span niet erin is geslaagd een (nauwkeurige) specificatie daarvan te geven. Volgens het hof droeg 3Span de bewijslast van de door haar gestelde extra gewerkte uren en extra gereden kilometers. Partijen zijn het erover eens dat 3Span in dat bewijs niet is geslaagd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat 3Span er niet in is geslaagd een afdoende onderbouwing (van de door haar gevorderde vergoeding) te geven, voor haar risico moet blijven. Nu 3Span de bewijslast droeg van de door haar aan haar vordering tot vergoeding voor extra werkzaamheden ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, had de rechtbank die vordering moeten afwijzen. Voor het oordeel dat 3Span toch een (door de rechtbank zelf berekende, door geen van partijen verdedigde) vergoeding toekomt, omdat vaststaat dat de projectmanagementperiode als gevolg van meerwerk is verlengd, bestaat naar het oordeel van het hof geen goede grond. Artikel 7:405 lid 2 BW biedt weliswaar de mogelijkheid om, indien loon is verschuldigd maar de hoogte niet door partijen is bepaald, een gebruikelijk of redelijk loon vast te stellen, maar dat kan 3Span bij gebreke van duidelijkheid over de omvang van de in aanmerking te nemen werkzaamheden niet baten.
Het hof gaat ten slotte in rov. 4.12 voorbij aan de in incidenteel appel aangevoerde klacht van 3Span dat de rechtbank bij het vaststellen van de vergoeding ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat zij, 3Span, niet alleen drie maanden langer heeft moeten werken, maar ook in de periode tot 31 december 2003 - na uitbreiding van de opdracht medio 2003 - veel harder heeft moeten werken om het park operationeel te krijgen. Het hof acht de juistheid van die stelling niet af te leiden uit de door 3Span overgelegde stukken, en voor nadere instructie ziet het hof bij gebreke van een voldoende concreet bewijsaanbod geen aanleiding.
Op grond van het voorgaande heeft het hof de vordering van 3Span tot betaling van een vergoeding voor extra werkzaamheden alsnog geheel afgewezen.
3.5 Middel 3 is gericht tegen de hiervoor in 3.4.2 weergegeven rov. 4.11 en 4.12 van het hof. Het middel klaagt - kort samengevat - dat het hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting ter zake van art. 7:405 BW, dat het oordeel van het hof dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de omvang van het meerwerk en/of een redelijk loon voor het meerwerk vast te stellen onjuist althans onbegrijpelijk is, en dat het hof ten onrechte geen loon voor het gestelde meerwerk heeft toegekend.
3.6.1 Indien de opdrachtnemer krachtens een in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf aangegane overeenkomst werkzaamheden heeft verricht waarvoor de overeenkomst geen vergoeding bepaalt, terwijl ook onvoldoende duidelijke aanknopingspunten bestaan om het loon op de gebruikelijke wijze te berekenen (bijvoorbeeld door het aantal gewerkte uren te vermenigvuldigen met het gebruikelijke uurloon), is de opdrachtgever ingevolge art. 7:405 lid 2 een redelijk loon verschuldigd. Wat in een concreet geval als een "redelijk" loon heeft te gelden, zal onder meer afhangen van de aard en - zo nodig schattenderwijs te bepalen - omvang van de verrichte werkzaamheden en van hetgeen in de desbetreffende branche in het algemeen gebruikelijk is. Anders dan doorgaans het geval is bij de berekening van een gebruikelijk loon, kan aan de bepaling van een redelijk loon niet een nauwkeurige berekening ten grondslag gelegd worden. Daarom kunnen in een procedure geen hoge eisen gesteld worden aan de stelplicht van de opdrachtnemer omtrent het redelijke loon en aan de motivering door de rechter van zijn oordeel daaromtrent. De rechter zal in het algemeen kunnen volstaan met te vermelden welke omstandigheden hij naar aanleiding van het debat tussen partijen in aanmerking heeft genomen en hoe hij met inachtneming van die omstandigheden tot de bepaling van het redelijke loon is gekomen.
3.6.2 In het onderhavige geval moet in cassatie veronderstellenderwijs uitgegaan worden van de juistheid van de door 3Span aangevoerde en door het hof niet verworpen stellingen, inhoudende:
(a) dat de werkzaamheden met betrekking tot de vervanging van de zwembadkoepel, de "upgrading" van het zwembad, de uitbreiding van het centrumgebouw en de aanleg van het wegenstelsel niet zijn begrepen in de overeenkomst(en) van 4 februari 2003, zodat in zoverre sprake is van extra werkzaamheden;
(b) dat 3Span niet alleen gedurende de overeengekomen projectmanagementperiode van 1 februari 2003 tot 31 december 2003 vanwege de extra taken harder heeft moeten werken teneinde het recreatiecentrum (tijdig) operationeel te krijgen en extra werkzaamheden heeft verricht die niet onder de overeenkomst(en) van 4 februari 2003 vielen, maar ook dat de projectmanagementperiode als gevolg van het meerwerk is verlengd tot en met maart 2004;
(c) dat het niet mogelijk is om aan te geven hoeveel uren specifiek aan het meerwerk besteed zijn omdat "alle uren als één groot project door elkaar gemaakt zijn. Vergaderingen gingen over alle zaken, niet alleen over het zwembad, de vergroting, etc.".
Met betrekking tot (b) verdient nog opmerking dat het hof weliswaar in rov. 4.12 (in het kader van zijn bespreking van het incidenteel appel van 3Span) aan de stelling van 3Span dat zij in de periode tot 31 december 2003 veel harder heeft moeten werken om het park op tijd operationeel te krijgen "voorbijgaat", omdat de juistheid van die stelling "uit de door 3Span overgelegde stukken niet [is] af te leiden" en geen aanleiding bestaat voor nadere instructie "bij gebreke van een voldoende concreet bewijsaanbod van 3Span". Maar dat oordeel is kennelijk gebaseerd op een opvatting die, voor zover het gaat om de vaststelling van een redelijk loon, blijkens het hiervoor in 3.6.1 overwogene te hoge eisen stelt aan stelplicht en bewijslast van de opdrachtnemer. Het oordeel van het hof (zowel in rov. 4.11 als in rov. 4.12) dat 3Span niet erin is geslaagd duidelijkheid te verschaffen over de omvang van de door haar gestelde extra werkzaamheden kan wel de beslissing dragen dat niet een op de gebruikelijke wijze berekend loon is vast te stellen, maar doet er niet aan af dat het hof, bij de hiervoor onder (a) tot (c) vermelde uitgangspunten en in aanmerking genomen hetgeen hiervoor in 3.6.1 is overwogen, gehouden was ter zake van die werkzaamheden aan de hand van de wel beschikbare gegevens een redelijk loon te bepalen. In een geval als het onderhavige kan daarbij onder meer acht geslagen worden op aard en omvang van de extra bouwwerkzaamheden waartoe Recreatiebeheer naderhand heeft besloten (volgens de vaststelling van de rechtbank: de vervanging van de zwembadkoepel, de "upgrading" van het zwembad, de uitbreiding van het centrumgebouw en de aanleg van het wegenstelsel) en waarover 3Span het projectmanagement moest voeren, in vergelijking met de aard en omvang van de in de overeenkomst omschreven bouwwerkzaamheden waarover 3Span het projectmanagement moest voeren.
Uit het voorgaande volgt dat de klachten van middel 3 gegrond zijn.
3.7 Middel 4 klaagt over het oordeel van het hof dat 3Span in hoger beroep niet het oordeel van de rechtbank heeft weersproken dat geen aanknopingspunten aanwezig zijn om de vergoeding vast te stellen op een percentage van de bouwkosten. Het middel faalt evenwel op de gronden als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.8.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 30 januari 2007;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Recreatiebeheer in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van 3Span begroot op € 2.472,03 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.
Conclusie 24‑10‑2008
Mr. L. Timmerman
Partij(en)
Conclusie inzake:
3Span Bouwbureau B.V.
(hierna: 3Span)
Eiseres tot cassatie
tegen
Recreatiebeheer Brabant Limburg B.V.
(hierna: Recreatiebeheer)
Verweerster in cassatie
1. Feiten1.
1.1
Recreatiebeheer is eigenaar van recreatiecentrum De Lommerbergen in Reuver. Op 17/18 december 2002 zijn het centrumgebouw en de kleedruimtes van het zwembad door brand verwoest. Het zwembad en de bijbehorende koepel hebben lichte brand, rook- en roetschade opgelopen.
1.2
Recreatiebeheer heeft besloten tot herbouw van het centrumgebouw en de kleedruimtes. Op 13 januari 2003 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [betrokkene 1] van Recreatiebeheer en [betrokkene 2] van W.E.B. Adviseurs B.V., de rechtsvoorgangster van 3Span.
1.3
Op 13 januari 2003 verzond [betrokkene 1] aan [betrokkene 2] een email2.. In deze email is — voor zover van belang — het volgende te lezen:
‘(…)Hierbij wat kengetallen van LB, hierin staan wat vierkante meters per afdeling.Vanmorgen hoorde je een getal van fl 20.000.000,= (twintig miljoen in guldens) als mogelijk herbouwbedrag.Dit is het bedrag waar wij rekening mee houden, echter willen we als veiligheidsmarge 10 % achter de hand houden.Dus een herbouw van fl 18.000.000,=(8.168.044 euro).Voor dit bedrag dient alles gerealiseerd te worden, dus gebouw inclusief kleedruimte zwembad en inclusief alle stichtingskosten en inventaris, echter exclusief het zwembad en de daarbij behorende techniek. Hoop dat je aan deze gegevens even voldoende hebt om een offerte uit te kunnen brengen.(…)’
1.4
Als bijlage is met de e-mail een overzicht van een aantal ruimtes meegezonden. Volgens dit overzicht heeft het herbouwproject betrekking op in totaal 5100 m2.
1.5
(De rechtsvoorgangster van) 3Span heeft op 19 januari 2003 aan Recreatiebeheer een offerte uitgebracht voor — onder meer — het projectmanagement van het herbouwproject.
1.6
Op 4 februari 2003 heeft Recreatiebeheer aan 3Span de opdracht verstrekt voor het projectmanagement. De schriftelijke overeenkomst met kenmerk [001] bevindt zich onder de gedingstukken3.. In die overeenkomst is een opsomming gegeven van de werkzaamheden die 3Span zal uitvoeren. Er is onderscheid gemaakt tussen werkzaamheden algemeen, herbouwwerkzaamheden, inrichtingswerkzaamheden en zwembadwerkzaamheden.
1.7
Ook is in de in 1.6 genoemde overeenkomst het volgende opgenomen:
‘Condities en honorarium;
- —
Projectmanagementperiode: 1 februari 2003 tot 31 december 2003.
- —
Alle kleine projectmanagementwerkzaamheden welke voortvloeien uit bovengenoemde omschrijvingen worden geacht in het honorarium te zijn inbegrepen.
- —
(…)
- —
De werkzaamheden zoals hierboven omschreven zullen wij voor u uitvoeren voor het bedrag van € 130.111,-- excl. BTW.
- —
(…)
- —
Met u werd verder afgesproken dat er een bonus van € 25.000,-- excl. BTW zal worden uitgekeerd bij beëindiging van de projectmanagementperiode mits het bungalowpark om en nabij 18 december 2003 weer operationeel zal zijn, (…). (…)’
1.8
Eveneens op 4 februari 2003 zijn partijen een aanvullende overeenkomst aangegaan (met kenmerk [002]). Deze overeenkomst heeft betrekking op de werkzaamheden die 3Span zal uitvoeren tijdens selectieprocedure van de aannemers die bij het herbouwproject betrokken zullen worden. Hiervoor zal 3Span € 35.487,-- exclusief btw aan Recreatiebeheer in rekening brengen.
1.9
Op de in 1.6 en 1.8 genoemde overeenkomsten zijn van toepassing de algemene voorwaarden van (de rechtsvoorgangster van) 3Span. In deze algemene voorwaarden is — voor zover van belang — het volgende bepaald:
‘(…)
Artikel 3. Offertes en bevestiging van opdracht
(…)
Lid 3.
Wijziging in de opdracht, waaronder begrepen uitbreiding of inkrimping van reeds opgedragen (advies)werkzaamheden, wordt geacht tot stand te zijn gekomen zodra WEB deze wijziging schriftelijk heeft bevestigd, worden ze telefonisch of mondeling opgegeven, dan is het risico voor de ten uitvoerlegging der wijziging voor rekening van de opdrachtgever.
(…)
Artikel 5. Advies-, projectbegeleidingskosten etc.
Lid 1.
Advies-, projectbegeleidingskosten etc, ter zake van alle door WEB uit te voeren werkzaamheden worden omschreven in een op de aard van de werkzaamheden van toepassing zijnde offerte en/of opdracht.
Lid 2.
In alle overige gevallen is er sprake van een regieopdracht, dan omvatten de kosten:
- —
De honorering van de werkzaamheden van WEB, tegen het op het moment van de opdracht geldende uurtarief.
- —
De door WEB gemaakte kosten m.b.t. de regieopdracht.
…).’
1.10
Op 25 februari 2003 verzond [betrokkene 2] een e-mail aan — onder andere — [betrokkene 1]4.. Hierin is — voor zover van belang — het volgende te lezen:
‘(…)
In vervolg op ons gesprek van hedenmiddag wil ik hierbij enige zaken duidelijk stellen met betrekking tot de selectie van een bouwkundige aannemer.
(…)
De aannemers hebben (…) inmiddels een uitnodiging ontvangen voor een prijsopgave op basis van een inschrijfbestek, de tekst van de uitnodiging luidt:
Hierdoor verzoeken wij u namens Recreatiecentrum De Lommerbergen B.V. (…) om een vrijblijvende inschrijving te doen (…) voor de herbouw van de centrumgebouwen, zijnde ca. 5200 m2 bebouwd oppervlak (…).
(…)
(…)’.
1.11
Op 27 juli 2003 verzond [betrokkene 2] aan Ingenieursbureau [A] B.V. (hierna: [A]), de architect van het herbouwproject, een fax. In deze fax5. heeft [betrokkene 2] namens Recreatiebeheer aan [A] de opdracht verstrekt voor — onder meer — het vervangen van de zwembadkoepel en gevelpuien en werkzaamheden met betrekking tot ‘upgrading’ van het zwembad. De oppervlakte van het zwembad (exclusief kleedruimte) is ongeveer 2500 m2.
1.12
Recreatiebeheer heeft in de loop van het herbouwproject besloten om het wegenstelsel rondom het centrumgebouw opnieuw aan te leggen.
1.13
Het projectmanagement van de in 1.11 en 1.12 genoemde werkzaamheden is uitgevoerd door 3Span.
1.14
Op 12 februari 20046. verzond [betrokkene 1] aan [betrokkene 2] een email. Deze email bevat — voor zover van belang — het volgende :
‘Voor mij is echter wel duidelijk dat er van een totaal oplevering nog geen sprake kan zijn. Daarvoor zijn er nog teveel open einden.
(…)
Temeer daar het project als zodanig door leveranciers niet opgeleverd kan zijn, en het project (ondanks dat exploitatie draait) door jou dus nog niet opgeleverd is aan het park verbaast het mij een factuur te ontvangen van jouw kantoor.
(…) ’.
1.15
Op 22 maart 20047. verzond [betrokkene 2] aan — onder andere — [betrokkene 1] een email. In deze e-mail is — voor zover van belang — het volgende opgenomen:
‘(…) Op 31 maart 2004 beëindig ik mijn werkzaamheden voor De Lommerbergen, (…).
Met de beëindiging van mijn werkzaamheden wil ik ook graag duidelijkheid over het honorarium, op 16 februari 2004 schreef ik jullie daar al over, op 18 februari 2004 namen wij tezamen het e.e.a. door waarop jullie geen uitspraak deden noch een discussie aan gingen. Feit is dat mijn facturen onbetaald blijven, dat [betrokkene 3] desgevraagd zegt geen toestemming te hebben tot betaling omdat [betrokkene 4] tegen hem gezegd zou hebben dat mijn werkzaamheden binnen het contract vallen. Het moet me van het hart dat ik deze handelswijze niet netjes vind. Als jullie mijn facturen niet wensen te betalen zal ik in ieder geval over gaan tot eenafrekening op basis van wat overeengekomen is en wat er extra aan werkzaamhedenis uitgevoerd, bijgaand stuur ik jullie een bijgewerkt werkzaamhedenoverzicht waarvan ik nogmaals wil aangeven dat dit zeker nog niet alle werkzaamheden zijn.
(…)’.
Het in de e-mail genoemde werkzaamhedenoverzicht bevindt zich onder de gedingtukken8..
1.16
Er zijn drie overzichten9. door 3Span op respectievelijk 11 december 2004, 22 maart 2004 en 3 februari 2005 opgemaakt. In de producties 7 en 8 wordt een overzicht gegeven van werkzaamheden, waarbij in productie 7 onderscheid is gemaakt al naar gelang deze werkzaamheden — in de visie van 3Span — binnen, gedeeltelijk binnen of buiten de overeenkomst tussen partijen vallen. In productie 9 wordt een overzicht gegeven van ‘bestellingen en kosten’.
1.17
Ter zake van het door 3Span uitgevoerde projectmanagement heeft Recreatiebeheer (€ 130.111,- + € 35.487,- =) € 165.598,- (exclusief btw) aan 3Span betaald.
2. Procesverloop
2.1
Bij dagvaarding van 4 mei 2005 heeft 3Span Recreatiebeheer gedagvaard en gevorderd Recreatiebeheer te veroordelen tot betaling van € 77.416,05 althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag als vergoeding voor de werkzaamheden die 3Span buiten de overeenkomst van 4 februari 2003 extra heeft verricht, € 29.750,- aan overeengekomen bonus, € 3.103,38 aan contractuele rente over de bonus vanaf 17 april 2004 tot en met 28 februari 2005, de contractuele rente over het totaal van de hoofdsommen van € 107.166,05 vanaf 29 februari 2005 tot aan de dag van algehele voldoening en € 1.158,- aan buitengerechtelijke incassokosten, één en ander met veroordeling van Recreatiebeheer in de proceskosten.
2.2
Recreatiebeheer heeft in reconventie gevorderd 3Span te veroordelen tot afgifte van een aantal bescheiden op straffe van een dwangsom.
2.3
Bij tussenvonnis van 16 november 2005 heeft de rechtbank Arnhem geoordeeld dat (rov. 4.9) de werkzaamheden met betrekking tot de vervanging van de zwembadkoepel, de ‘upgrading’ van het zwembad, de uitbreiding van het centrumgebouw en de aanleg van het wegenstelsel niet zijn inbegrepen in de overeenkomst(en) van 4 februari 2003. Deze werkzaamheden zijn daarin niet genoemd en kunnen niet worden aangemerkt als kleine projectmanagementwerkzaamheden die voortvloeien uit die overeenkomst(en) of als werkzaamheden die in het algemeen tot de taak van 3Span als projectmanager behoorden. In zoverre is naar het oordeel van de rechtbank sprake van ‘extra’werkzaamheden. Dit betekent dat 3Span werkzaamheden heeft verricht voor Recreatiebeheer die buiten de overeenkomst(en) van 4 februari 2003 omgingen en een wijziging, in de zin van een uitbreiding, van die overeenkomst(en) vormden. Gelet op de omvang, de aard en de inhoud van de extra werkzaamheden, zoals daarvan blijkt uit de drie door 3Span in het geding gebrachte overzichten10., acht de rechtbank het voorts aannemelijk dat het takenpakket van 3Span hierdoor is verzwaard en de projectmanagementperiode hierdoor is verlengd tot 31 maart 2004. Dit laatste vindt voorts bevestiging in de email van 3Span aan recreatiebeheer d.d. 22 maart 2004.
2.4
De rechtbank overweegt dat (rov. 4.12) 3Span aanvullende werkzaamheden heeft verricht voor Recreatiebeheer waarvoor Recreatiebeheer op grond van art. 7:405 lid 1 BW loon verschuldigd is. Deze vergoeding is niet begrepen in de op 4 februari 2003 overeengekomen vergoeding(en).
2.5
De rechtbank overweegt tevens dat (rov. 4.13) 3Span heeft gesteld dat gebruikelijk is dat een projectmanager als vergoeding een percentage van de totale bouwkosten verdient. De rechtbank begrijpt deze stelling aldus dat 3Span een beroep doet op art. 7:405 lid 2 BW. 3Span heeft haar stelling evenwel volgens de rechtbank niet met feiten en omstandigheden onderbouwd. De rechtbank stelt bovendien vast dat noch in de overeenkomst(en) van 4 februari 2003, noch in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden een verband wordt gelegd tussen het overeengekomen honorarium en de kosten van het herbouwproject. De rechtbank leidt hieruit af dat een dergelijk verband partijen bij het aangaan van de overeenkomst(en) kennelijk ook niet voor ogen heeft gestaan. Voorts, zo overweegt de rechtbank, is door 3Span niet gesteld dat zij tegen Recreatiebeheer heeft gezegd dat zij ter zake van de vergoeding van haar extra werkzaamheden aanspraak maakte op een percentage van de totale bouwkosten. Daarbij komt dat 3Span aanvankelijk op grond van art. 5 lid 2 van de algemene voorwaarden haar extra werkzaamheden op basis van haar uurtarief en kilometer-vergoeding aan Recreatiebeheer heeft gefactureerd. Gelet hierop heeft Recreatiebeheer volgens de rechtbank geen rekening behoeven te houden met de thans door 3Span voorgestane berekeningsmethode voor haar aanvullend honorarium. Onder deze omstandigheden bestaan onvoldoende aanknopingspunten om de door Recreatiebeheer aan 3Span verschuldigde aanvullende vergoeding vast te stellen op een percentage van de bouwkosten. De rechtbank acht het redelijk dat voor de berekening van deze vergoeding aansluiting wordt gezocht bij art. 5 lid 2 van de algemene voorwaarden. Dit betekent dat de aanvullende vergoeding moet worden berekend op grond van het aantal door 3Span gewerkte uren vermenigvuldigd met het geldende uurtarief en vermeerderd met mogelijke andere kosten.
2.6
Uit de aanvankelijk door 3Span aan Recreatiebeheer gezonden facturen ter zake van extra werkzaamheden11. blijkt dat het geldende uurtarief € 77,- (excl. btw) en de kilometerkosten € 0,55 per kilometer bedragen. De rechtbank gaat van dit uurtarief en deze kilometerkosten uit, aangezien de hoogte hiervan niet door Recreatiebeheer is betwist (rov. 4.14). Recreatiebeheer heeft ter zake van de juistheid van de opgegeven uren en kilometerkosten —kort gezegd— aangevoerd dat de facturen onvoldoende gespecificeerd zijn. Dit verweer treft volgens de rechtbank doel. De rechtbank zal 3Span in de gelegenheid stellen bij akte aan te geven — samengevat — welke extra werkzaamheden zij voor Recreatiebeheer heeft verricht en welke kosten (arbeidsuren, gereden kilometers en andere aanvullende kosten) daarmee gemoeid zijn geweest (rov. 4.15).
2.7
De rechtbank heeft geoordeeld dat (rov. 4.23) 3Span recht heeft op de overeengekomen bonus.
2.8
Bij eindvonnis van 15 februari 2006 overweegt de rechtbank dat (rov. 2.2) 3Span ter zake van de aard van de werkzaamheden uitdrukkelijk heeft verwezen naar de reeds bij dagvaarding in geding gebrachte producties 7 en 8 en dat zij ter zake van het aantal arbeidsuren en gereden kilometers bij haar akte een overzicht heeft overgelegd dat betrekking heeft op de periode 5 februari 2003 tot en met 17 september 2004. De producties 7 en 8 geven volgens de rechtbank (rov. 2.3) weliswaar een globale weergave van de extra werkzaamheden die 3Span heeft verricht, maar hieruit blijkt niet waaruit deze extra werkzaamheden specifiek hebben bestaan. Het door 3Span bij akte in het geding gebrachte urenoverzicht heeft bovendien betrekking op álle door haar uitgevoerde werkzaamheden, dus ook op de werkzaamheden die geacht moeten worden te zijn begrepen in de oorspronkelijke vergoeding die Recreatiebeheer reeds heeft voldaan. De rechtbank overweegt dat 3Span in dit verband heeft aangevoerd dat het niet mogelijk is om aan te geven hoeveel uren specifiek aan het meerwerk is besteed omdat ‘(…) alle uren als één groot project door elkaar gemaakt zijn. Vergaderingen gingen over alle zaken, niet alleen over het zwembad, de vergroting etc.’. Alhoewel dit volgens de rechtbank niet onaannemelijk is, dient de omstandigheid dat 3Span niet in staat is haar (extra) uren en kilometers te specificeren evenwel voor haar risico te blijven.
2.9
De rechtbank overweegt dat (rov. 2.4) het voorgaande niet wegneemt dat zij blijft bij haar bij tussenvonnis van 16 november 2005 gegeven oordeel dat Recreatiebeheer aan 3Span een vergoeding verschuldigd is voor het meerwerk. Nu 3Span er niet in geslaagd is op dit punt een voldoende onderbouwing te geven, zal de rechtbank zelf een bedrag vaststellen. De rechtbank acht het aannemelijk dat (rov. 2.5) de projectmanagementperiode is verlengd tot en met 31 maart 2004 als gevolg van het meerwerk dat 3Span heeft verricht. De rechtbank overweegt dat (rov. 2.6) de totale oorspronkelijke vergoeding € 165.598,- (excl. btw) heeft bedragen voor een oorspronkelijke periode van (nagenoeg) 11 maanden. Dit komt neer op een vergoeding van € 165.598,-/11= € 15.054,36 (excl. btw) per maand. Uitgaande van een verlenging van de projectmanagementperiode met 3 maanden acht de rechtbank het redelijk dat 3Span hiervoor een vergoeding van 3 × € 15.054,36 = € 45.163,08, te weten € 53.744,07 incl. btw ontvangt.
2.10
De rechtbank overweegt dat ( rov. 2.6.1) de gevorderde contractuele rente over het meerwerk zal worden afgewezen en in plaats daarvan wettelijke rente zal worden toegekend. De rechtbank heeft (rov. 3.1) de vordering tot betaling van de bonus toegewezen vermeerderd met de contractuele rente over die bonus vanaf 17 april 2007. De rechtbank heeft (rov. 2.7) voor de contractuele rente overwogen dat 3Span het bonusbedrag op 3 april 2004 aan Recreatiebeheer gefactureerd heeft en Recreatiebeheer hierover ingevolge de algemene voorwaarden die tussen partijen gelden de contractuele rente verschuldigd is. De rechtbank geeft voorts aan dat (rov. 2.8) zij de vordering ter zake van buitengerechtelijke incassokosten zal afwijzen. De rechtbank heeft de vordering in reconventie afgewezen (rov. 3.3) en heeft Recreatiebeheer veroordeeld in de proceskosten (rov. 3.2 en 3.4).
2.11
Recreatiebeheer is bij dagvaarding van 12 april 2006 in hoger beroep gekomen van het eindvonnis van de rechtbank. Bij MvG heeft Recreatiebeheer drieëntwintig grieven gericht tegen de vonnissen van 16 november 2005 en 15 februari 2006 en heeft zij haar eis vermeerderd. Bij MvA heeft 3Span verweer gevoerd en incidenteel appel ingesteld tegen de vonnissen van 16 november 2005 en 15 februari 2006 onder aanvoering van twee grieven.
2.12
Bij arrest van 30 januari 2007 overweegt het hof voor zover in cassatie van belang ter zake van de bonus dat Recreatiebeheer de rechtbank verwijt ( grieven 3 en 20) dat zij de contractuele rente al met ingang van 17 april 2004 heeft toegewezen (rov. 4.4). Het hof overweegt hiertoe als volgt:
‘4.7
Recreatiebeheer wijst er in de toelichting op grief 3 op dat 3span de eerder aan Recreatiecentrum de Lommerbergen B.V. gerichte facturen heeft gecrediteerd om vervolgens dezelfde bedragen bij factuur van 14 december 2004 bij Recreatiebeheer in rekening te brengen. Deze feiten staan weliswaar vast, maar zijn voor de beoordeling niet van belang. De intrekking van de facturen gericht aan Recreatiecentrum de Lommerbergen B.V. heeft klaarblijkelijk alleen te maken met de omstandigheid dat 3span de facturen op verzoek van Recreatiebeheer aanvankelijk aan Recreatiecentrum de Lommerbergen B.V. had gezonden (verklaring 3span tijdens de comparitie van partijen). In zoverre slaagt de grief dan ook niet. Grief 20 heeft betrekking op de door de rechtbank op 17 april 2004 bepaalde ingangsdatum van de contractuele rente. Deze grief, en in zoverre ook grief 3, slaagt. 3span heeft in hoger beroep in het geheel geen verweer gevoerd tegen de stelling van Recreatiebeheer dat 3span de bonus eerst bij factuur van 14 december 2004 bij Recreatiebeheer in rekening heeft gebracht en dat Recreatiebeheer die rente gelet op de betalingstermijn van veertien dagen eerst op 28 december 2004 is verschuldigd.’
2.13
Over de vergoeding voor extra werkzaamheden overweegt het hof als volgt:
‘4.10
Beide partijen hebben klachten gericht tegen de toewijzing van € 45.163,08 als vergoeding van de door 3span verrichte ‘extra werkzaamheden’. Het hof zal eerst de klachten van Recreatiebeheer bespreken. Het stelt bij deze klachten voorop dat —in hoger beroep— niet in debat is dat, indien vaststaat dat 3span in opdracht van Recreatiebeheer als projectmanagement te duiden werkzaamheden heeft verricht die niet uit de overeenkomst [001] voortvloeien, zij aanspraak kan maken op een redelijke vergoeding voor de door haar verrichte ‘extra’ werkzaamheden. De grieven werpen vooral de vraag op of van zulke extra werkzaamheden en van een opdracht daartoe sprake is en of de door de rechtbank toegepaste wijze van berekening van het uit dien hoofde aan 3span toekomende juist is.
4.11
Het verst strekkende betoog van Recreatiebeheer (grieven 15 en 16) komt erop neer dat, wat er zij van de vraag of 3span extra werkzaamheden heeft verricht, nu 3span niet erin is geslaagd een (nauwkeurige) specificatie daarvan te geven (rov. 2.3 van het eindvonnis), de vordering tot vergoeding van die werkzaamheden moet worden afgewezen. Het hof acht dit betoog gegrond. De rechtbank heeft — in hoger beroep onweersproken — beslist (rov. 4.13 tussenvonnis) dat geen aanknopingspunten aanwezig zijn om de door Recreatiebeheer aan 3span verschuldigde aanvullende vergoeding vast te stellen op een percentage van de bouwkosten. Zij heeft vervolgens beslist dat die vergoeding moet worden berekend op grond van het aantal door 3span gewerkte uren vermenigvuldigd met het geldende uurtarief en vermeerderd met mogelijke andere kosten en — met gegrondbevinding van het desbetreffende verweer van Recreatiebeheer- dat 3span de door haar gestelde extra werkzaamheden zal moeten specificeren (rov. 4.15 tussenvonnis). 3span droeg dus de bewijslast van, kort gezegd, de door haar gestelde ‘extra’(dat wil zeggen: het kader van de overeenkomst [001] te buiten gaande) gewerkte uren en extra gereden kilometers. Partijen zijn het er over eens dat 3span in dat bewijs niet is geslaagd. De rechtbank heeft ook terecht overwogen (rov. 2.3, slot, eindvonnis) dat de omstandigheid dat 3span er niet in is geslaagd een afdoende onderbouwing (van de door haar gevorderde vergoeding) te geven voor risico van 3span moet blijven. Nu 3span de bewijslast droeg van de door haar aan haar vordering tot vergoeding voor extra werkzaamheden ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, had de rechtbank die vordering moeten afwijzen. Voor het oordeel dat 3span toch (een door de rechtbank zelf berekende, door geen van partijen verdedigde) vergoeding toekomt, omdat vaststaat dat de projectmanagementperiode als gevolg van meerwerk is verlengd, bestaat naar het oordeel van het hof geen goede grond. Artikel 7:405 lid 2 BW biedt weliswaar de mogelijkheid om, indien loon is verschuldigd, maar de hoogte niet door partijen is bepaald, een gebruikelijk of redelijk loon vast te stellen, maar dat kan 3span bij gebreke van duidelijkheid over de omvang van de in aanmerking te nemen werkzaamheden niet baten. Het hof merkt verder op dat artikel 6:97 BW, dat bepaalt dat de rechter de schade begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is en, indien de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, de schade wordt geschat, hier geen toepassing vinden, nu de vordering van 3span gegrond is op nakoming van een (nader) met Recreatiebeheer gesloten overeenkomst (opdracht).
4.12
Het hof gaat bij dit alles voorbij aan de klacht van 3span dat de rechtbank bij het vaststellen van de vergoeding ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat zij, 3span, niet alleen drie maanden langer heeft moeten werken, maar ook in de periode tot 31 december 2003 — na uitbreiding van de opdracht medio 2003— veel harder heeft moeten werken om het park operationeel te krijgen. Het hof acht de tegenwerping van Recreatiebeheer gegrond; uit de door 3span overgelegde stukken is de juistheid van die stelling niet af te leiden. De — door 3span als gunstig afgeschilderde— financiële positie van Recreatiebeheer maakt dit niet anders. Voor nadere instructie ziet het hof bij gebreke van een voldoende concreet bewijsaanbod van 3span geen aanleiding.
4.13
Een en ander leidt ertoe dat de overige door Recreatiebeheer over deze kwestie aangevoerde grieven geen bespreking behoeven en dat de vordering van 3span alsnog moet worden afgewezen.’
2.14
Het hof bekrachtigt in het principaal appel het tussenvonnis, vernietigt het eindvonnis voor zover in conventie gewezen en veroordeelt Recreatiebeheer tot betaling aan 3Span van de contractuele bonus vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 december 2004. Het hof bekrachtigt het vonnis in reconventie en verwerpt het beroep in incidenteel appel.
3. Bespreking van het cassatiemiddel
3.1
Middel 1 klaagt dat het oordeel van het hof in rov. 4.7 dat de rente over de bonus eerst op 28 december 2004 verschuldigd is omdat de bonus pas op 14 december 2004 bij Recreatiebeheer in rekening is gebracht onjuist althans onbegrijpelijk is. Het hof constateert eerst in rov. 4.7 dat 3Span de facturen (dus ook de factuur voor de bonus) op verzoek van Recreatiebeheer aanvankelijk aan Recreatiecentrum de Lommerbergen B.V. had gezonden (op 3 april 2004). Omdat de factuur niet betaald werd is deze in december 2004 gecrediteerd en op naam gesteld van Recreatiebeheer. Volgens het middel is het in strijd met de goede trouw en de redelijkheid en billijkheid om de rente pas te laten ingaan 14 dagen na de factuur aan Recreatiebeheer aangezien de eerdere factuur op verzoek van Recreatiebeheer zelf ten name van Recreatiecentrum de Lommerbergen is gesteld, zoals met alle facturen daarvoor ook is gebeurd (die altijd waren betaald).
3.2
De klacht faalt. Recreatiebeheer heeft in hoger beroep een grief aangevoerd tegen het oordeel van de rechtbank dat de bonus op 3 april 2004 aan Recreatiebeheer is gefactureerd (rov. 2.7) en de contractuele rente over de bonus vanaf 17 april 2004 dient te worden toegekend (rov. 3.1). Recreatiebeheer klaagt in hoger beroep12. dat de bonus pas op 14 december 2004 aan haar gefactureerd is en dat, indien zij de bonus al schuldig zou zijn, zij de contractuele rente daarover niet eerder dan vanaf 28 december 2004 verschuldigd is. 3Span heeft in hoger beroep geen verweer gevoerd tegen deze stelling van Recreatiebeheer. Zij heeft slechts een opmerking gemaakt over de verschuldigdheid van de bonus13.. Op grond van art. 149 Rv dient de rechter feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist in beginsel als vaststaand te beschouwen. Het hof heeft in de bestreden rov. overwogen dat 3Span in hoger beroep in het geheel geen verweer heeft gevoerd tegen de stelling van Recreatiebeheer en dat de grief slaagt. Tegen de vaststelling van het hof dat in hoger beroep geen verweer is gevoerd, wordt in cassatie niet geklaagd, zodat in cassatie daarvan dient te worden uitgegaan. 3Span kan niet voor het eerst in cassatie verweer voeren tegen de stelling van Recreatiebeheer in hoger beroep.
3.3
Middel 2 behelst de klacht dat het hof ten onrechte de wettelijke rente over de contractuele bonus heeft toegekend in plaats van de contractuele rente dan wel dat dit oordeel van het hof onbegrijpelijk is. Het middel voert aan dat het hof in rov. 4.7 spreekt over de door de rechtbank bepaalde ingangsdatum van de contractuele rente over de verschuldigde bonus, dat het hof de grief over de ingangsdatum gegrond heeft geacht en dat 3Span geen verweer heeft gevoerd tegen de stelling van Recreatiebeheer dat zij (…) die rente eerst op 28 december 2004 is verschuldigd.
3.4
Het middel is gegrond. Het betreft hier een kennelijke en ook voor partijen kenbare vergissing.14. 3Span heeft in eerste aanleg contractuele rente gevorderd over de bonus15.. De rechtbank heeft in (rov. 2.7 van) haar eindvonnis geoordeeld dat Recreatiebeheer in gevolge de algemene voorwaarden die tussen partijen gelden contractuele rente is verschuldigd over de bonus en heeft die contractuele rente toegewezen (rov. 3.1). Recreatiebeheer heeft in hoger beroep over de verschuldigdheid van de bonus geklaagd en aangegeven dat indien de bonus al verschuldigd zou zijn de contractuele rente eerst vanaf 28 december 2004 verschuldigd is16.. Voor het geval dat de bonus verschuldigd zou zijn heeft Recreatiebeheer verschuldigdheid van de contractuele rente erkend, zij het vanaf een latere datum dan het hof heeft bepaald. Het hof heeft vervolgens in rov. 4.7 de klacht inzake de ingangsdatum van de contractuele rente gegrond geacht. Het overweegt dat 3Span zich niet heeft verweerd tegen de stelling dat 3Span de bonus eerst bij factuur van 14 december 2004 bij Recreatiebeheer in rekening heeft gebracht en dat Recreatiebeheer die (cursivering van mij, LT) rente gelet op de betalingstermijn van veertien dagen eerst op 28 december 2004 verschuldigd is. Gelet op de omstandigheid dat 3Span contractuele rente gevorderd heeft en de rechtbank die ook heeft toegewezen, de omstandigheid dat Recreatiebeheer de verschuldigdheid van de contractuele rente heeft erkend (zij het slechts indien de bonus verschuldigd zou zijn) en de omstandigheid dat het hof de grief inzake de ingangsdatum van de contractuele rente gegrond heeft verklaard is geen andere conclusie mogelijk dan dat in het bestreden arrest het dictum is geschreven: ‘veroordeelt Recreatiebeheer om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan 3span te betalen de contractuele bonus (…) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover (…)’, terwijl klaarblijkelijk bedoeld was: ‘veroordeelt Recreatiebeheer om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan 3span te betalen de contractuele bonus (…) te vermeerderen met de contractuele rente daarover (…)’.
3.5
Middel 3 klaagt —kort samengevat— dat het hof in rov. 4.11 is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting ter zake van art. 7:405 BW, dat het oordeel van het hof dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de omvang van het meerwerk en/of een redelijk loon voor het meerwerk vast te stellen onjuist is, althans onbegrijpelijk en dat het hof ten onrechte geen loon voor het gestelde meerwerk heeft toegekend.
3.6
Het middel is gegrond. Art. 7:405 BW luidt:
- 1.
Indien de overeenkomst door de opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf is aangegaan, is de opdrachtgever hem loon verschuldigd.
- 2.
Indien loon is verschuldigd doch de hoogte niet door partijen is bepaald, is de opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd.
- 3.
Art. 7:405 lid 1 BW impliceert dat, indien vaststaat dat in een beroep of bedrijf werkzaamheden zijn verricht loon is verschuldigd. De rechtbank heeft in rov. 4.12 van het tussenvonnis geoordeeld dat 3Span extra werkzaamheden heeft verricht voor Recreatiebeheer. Daarvoor is laatstgenoemde op grond van art. 7:405 lid 1 BW loon verschuldigd. Voor de hoogte van dit loon heeft de rechtbank in rov. 4.13 ter invulling van ‘een redelijk loon’ aansluiting gezocht bij art. 5 lid 2 van de algemene voorwaarden die tussen partijen gelden. In dat kader heeft de rechtbank 3Span in de gelegenheid gesteld een specifiek overzicht in het geding te brengen van (onder meer) de daadwerkelijk aan meerwerk bestede uren. 3Span heeft deze urenspecificatie niet kunnen geven. De rechtbank heeft in rov. 2.4 van haar eindvonnis haar oordeel bevestigd dat Recreatiebeheer een vergoeding verschuldigd is voor meerwerk. De rechtbank heeft vervolgens een redelijk loon vastgesteld door aannemelijk te achten dat de projectmanagementperiode met drie maanden is verlengd (rov. 2.5 en 2.6). Recreatiebeheer heeft in hoger beroep een aantal grieven gericht tegen het oordeel in het tussenvonnis dat 3Span extra werkzaamheden heeft verricht17.. Zij heeft betoogd dat wat er zij van de vraag of 3Span extra werkzaamheden heeft verricht, de vordering tot vergoeding van die werkzaamheden moet worden afgewezen, nu 3Span er niet in is geslaagd een (nauwkeurige) specificatie daarvan te geven18.. Het hof heeft m.i. geoordeeld dat, ongeacht of 3Span extra werkzaamheden heeft verricht, art. 7:405 lid 2 BW haar niet kan baten omdat zij er niet in is geslaagd de omvang van de extra werkzaamheden te specificeren. M.i. miskent het hof daarmee dat indien vaststaat dat extra werkzaamheden zijn verricht —dat staat vast omdat de rechtbank het aannemelijk heeft geacht dat de projectmanagementperiode met drie maanden is verlengd— daarvoor (d.w.z. als de hoogte van het loon niet is overeengekomen, noch een gebruikelijke wijze van berekening voorhanden is) een redelijk loon dient te worden betaald. Volgens Recreatiebeheer (onderdeel 21 van de s.t.) zou het hof door te overwegen dat een beroep op art. 7:405 lid 2 BW 3Span niet kan baten bij gebreke aan duidelijkheid over de omvang van de in aanmerking te nemen werkzaamheden bedoeld hebben dat niet is gebleken van extra werkzaamheden door 3Span waardoor Recreatiebeheer geen extra loon verschuldigd is. Deze lezing strookt niet met het feit dat het hof in principaal appel het tussenvonnis van de rechtbank bekrachtigd heeft waarin de rechtbank vaststelde dat 3Span extra werkzaamheden verrichtte. M.i. had het hof óf het tussenvonnis van 16 november 2005 en het eindvonnis moeten vernietigen en alsnog moeten oordelen dat 3Span niet aannemelijk had gemaakt dat zij extra werkzaamheden heeft verricht. In dat geval zou het hof terecht niet zijn toegekomen aan art. 7:405 BW. Of het hof had op basis van de vaststelling van de rechtbank dat extra werkzaamheden zijn verricht hetzij tot bekrachtiging van het tussen- en het eindvonnis dienen over te gaan hetzij tot vernietiging van (het tussenvonnis en) het eindvonnis onder vaststelling van een alternatief redelijk loon.
3.7
Middel 4 klaagt dat het oordeel van het hof in rov. 4.11 dat 3Span het oordeel van de rechtbank dat er geen aanknopingspunten aanwezig zijn om de vergoeding vast te stellen op een percentage van de bouwkosten in appel niet heeft weersproken onjuist danwel onbegrijpelijk is. 3Span heeft in haar incidenteel appel tegen het vonnis van de rechtbank gesteld dat zij de extra prijs naar verhouding van de toename van de totale bouwkosten heeft berekend en een extra vergoeding berekend op die basis niet onredelijk of onbillijk is. In eerste aanleg heeft 3Span al uitgelegd waarom dat in de branche gebruikelijk is. Vervolgens stelt zij in haar incidenteel appel dat zij zich kan voorstellen dat het hof haar berekeningswijze volgt en uitkomt op het gevorderde bedrag van € 77.416,05.
3.8
De klacht faalt. Uit het incidenteel appel blijkt niet dat 3Span het oordeel dat geen aanknopingspunten aanwezig zijn om de vergoeding vast te stellen op een percentage van de bouwkosten bestreden heeft. 3Span geeft in incidenteel appel19. slechts aan dat zij kritiek heeft op de redenering van de rechtbank, omdat de rechtbank bij haar redenering buiten beschouwing laat dat 3Span niet alleen drie maanden langer heeft moeten doorwerken, maar ook vanaf de uitbreiding van de opdracht veel harder heeft moeten werken om het park tijdig operationeel te krijgen. Een extra vergoeding naar verhouding van de toename van de bouwkosten is daarom volgens 3Span zo onredelijk en onbillijk nog niet. Hiermee heeft 3Span niet, dan wel niet gemotiveerd aangegeven dat er wel aanknopingspunten zijn om tot een vergoeding op een percentage van de bouwkosten te komen.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑10‑2008
Productie 3 bij dagvaarding.
Productie 5 bij dagvaarding.
Productie 13 bij conclusie van antwoord, tevens van eis in reconventie.
Productie 6 bij dagvaarding.
Productie 18 bij conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie.
Productie 10 bij dagvaarding.
Productie 8 en 10 bij dagvaarding.
Producties 7, 8 en 9.
Producties 7, 8 en 9 bij dagvaarding.
Productie 14 bij conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie.
MvG p. 24, toelichting op grief 20.
MvA tevens incidenteel appel p. 5 onderaan.
Zie bijvoorbeeld HR 25 september 1998, NJ 1999, 673 rov. 4 en beslissing onder 5; HR 7 april 2000, NJ 2000, 377 rov. 3.4 en beslissing onder 4; HR 8 juni 2001, NJ 2001, 432 rov. 3.5 en beslissing onder 4. Zie ook HR 22 oktober 1999, NJ 1999, 799 rov. 3.4 en HR 27 juni 2003, LJN AF6625 rov. 3.2 en beslissing onder 4.
Inleidende dagvaarding p. 7 onder 3.
MvG p. 24, toelichting op grief 20.
Zie (toelichting op) grief 5 tot en met 11.
Grief 15 en 16.
Zie MvA tevens incidenteel appel p. 7 en 8.
Beroepschrift 12‑04‑2007
Heden, de [twaalfde] april tweeduizendenzeven,
ten verzoeke van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 3SPAN BOUWBUREAU B.V., gevestigd te Druten, te dezer zake domicilie kiezende te 2517 CP Den Haag aan de Reinkenstraat 47, ten kantore van de advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden mr. M.P. de Witte, die zich als zodanig stelt teneinde haar in na te melden geding rechtsgeldig te vertegenwoordigen,
Heb ik,
[Wilhelmus Lambertus Groenendaal, ais gerechtsdeurwaarder gevestigd te Nijmegen, kantoorhoudende en mitsdien ten deze woonplaats hebbende te Nijmegen aan de Wijchenseweg 118,]
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RECREATIEBEHEER BRABANT LIMBURG B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Hapert, gemeente Bladel, blijkens na te melden arrest in de vorige tevens hoogste feitelijke instantie te dezer zake uitdrukkelijk domicilie gekozen hebbende te Nijmegen aan de St. Canisiussingel 19f, ten kantore van de advocaat en procureur mr. W.J.G.M. van den Broek, die zich als procureur heeft gesteld en als zodanig is opgetreden, aan dit aldus gekozen domicilie mijn exploit doende, sprekende met en afschrift dezes latende aan
[…]
AANGEZEGD:
dat mijn requirant hierbij beroep in cassatie instelt tegen het arrest door het Gerechtshof te Arnhem op 30 januari 2007 onder rolnummer 2006/442 tussen partijen gewezen,
GEDAGVAARD:
om op vrijdag elf mei tweeduizendenzeven, des voormiddags te 10.00 uur, niet in persoon doch vertegenwoordigd door een advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden, te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad der Nederlanden (Eerste Enkelvoudige Kamer voor Civiele Zaken), te houden in het gebouw van de Hoge Raad te Den Haag aan de Kazernestraat 52 te Den Haag;
TENEINDE:
alsdan en aldaar namens mijn requirante tot cassatie te horen voordragen de navolgende middelen van cassatie:
Cassatiemiddelen:
Schending van het recht en/of verzuim van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften, door te overwegen en op grond daarvan recht te doen als in voormeld arrest waarvan beroep is omschreven (en hier als ingelast dient te worden beschouwd), ten onrechte om een of meer van de navolgende, voorzover nodig in onderling verband en samenhang te beschouwen redenen:
Eerste middel:
In strijd met het recht en/of verzuim van vormen heeft het Gerechtshof in r.o. 4.7 geoordeeld dat de rente over de bonus eerst op 28 december 2004 verschuldigd is omdat de bonus pas op 14 december 2004 bij Recreatiebeheer in rekening is gebracht.
Toelichting:
In r.o. 4.7 constateert het Hof eerst dat 3Span de facturen (dus ook de factuur voor de bonus) op verzoek van Recreatiebeheer aanvankelijk aan Recreatiecentrum de Lommerbergen B.V. had gezonden (op 3 april 2004). Omdat de factuur niet betaald werd is deze in december 2004 gecrediteerd en op naam van Recreatiebeheer gesteld. Het is in strijd met de goede trouw en de redelijkheid en billijkheid om de rente pas in te laten gaan 14 dagen na de factuur aan Recreatiebeheer, aangezien de eerdere factuur op verzoek van Recreatiebeheer zelf ten name van Recreatiecentrum De Lommerbergen is gesteld, zoals met alle facturen voordien ook was gebeurd (die altijd waren betaald). De bonus is derhalve wel degelijk op 3 april 2004 bij Recreatiebeheer via de factuur aan Recreatiecentrum De Lommerbergen in rekening gebracht weshalve de rente verschuldigd dient te zijn 14 dagen na de datum van de eerste factuur, zoals ook door de rechtbank toegekend. Het oordeel van het Hof is daarom onjuist, onbegrijpelijk althans onvoldoende gemotiveerd.
Tweede middel:
In strijd met het recht en/of verzuim van vormen heeft het Gerechtshof in zijn arrest bij de beslissing over de toegekende contractuele bonus van € 29.750,00 de wettelijke rente toegekend (vanaf 28 december 2004) in plaats van de gevraagde contractuele rente.
Toelichting:
In r.o. 7 spreekt het Hof over de door de rechtbank bepaalde ingangsdatum van de contractuele rente over de verschuldigde bonus. Het Hof acht de grief van Recreatiebeheer over de ingangsdatum gegrond en stelt dat Recreatiebeheer die rente gelet op de betalingstermijn van veertien dagen eerst op 28 december 2004 is verschuldigd.
Het woordje ‘die’ ziet — terecht — terug op de contractuele rente. Die contractuele rente is Recreatiebeheer gezien de toepasselijke algemene voorwaarden van 3Span ook verschuldigd. Onjuist, onbegrijpelijk en ongemotiveerd wordt in de beslissing van het Hof vervolgens de (veel lagere) wettelijke rente over de bonus toegekend, terwijl dit de contractuele rente had moeten zijn.
Derde middel:
In strijd met het recht en/of verzuim van vormen heeft het Hof in r.o. 4.11:
- —
het betoog van Recreatiebeheer dat, wat er zij van de vraag of 3Span extra werkzaamheden heeft verricht, nu 3Span niet erin is geslaagd een (nauwkeurige) specificatie daarvan te geven de vordering tot vergoeding van de werkzaamheden moet worden afgewezen, gegrond geacht;
- —
overwogen dat partijen het er over eens zijn dat 3Span niet is geslaagd om bewijs te leveren van de door haar gestelde extra gewerkte uren en extra gereden kilometers;
- —
overwogen dat, nu 3Span de bewijslast droeg van de door haar aan haar vordering tot vergoeding voor extra werkzaamheden ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, de rechtbank de vordering had moeten afwijzen omdat 3Span er niet in geslaagd is een afdoende onderbouwing van de door haar gevorderde vergoeding te geven, wat voor risico van 3Span moet blijven;
- —
overwogen dat geen goede grond bestaat voor het oordeel dat 3Span toch (een door de rechtbank zelf berekende, door geen van partijen verdedigde) vergoeding toekomt, omdat vaststaat dat de projectmanagementsperiode als gevolg van meerwerk is verlengd;
- —
overwogen dat artikel 7.405 lid 2 BW weliswaar de mogelijkheid biedt om, indien loon is verschuldigd, maar de hoogte niet door partijen is bepaald, een gebruikelijk of redelijk loon vast te stellen, maar dat dit 3Span bij gebreke van duidelijkheid over de omvang van de in aanmerking te nemen werkzaamheden niet kan baten;
- —
overwogen dat artikel 6:97 BW hier geen toepassing vindt nu de vordering van 3Span gegrond is op nakoming van een overeenkomst.
en in r.o. 4.12 overwogen dat uit de door 3Span overgelegde stukken de juistheid van de stelling dat zij niet alleen drie maanden langer heeft moeten werken, maar ook in de periode tot 31 december 2003 — na uitbreiding van de opdracht medio 2003 — veel harder heeft moeten werken om het park operationeel te krijgen, niet af te leiden is.
Toelichting:
Dit middel komt op tegen:
- a)
de wijze waarop het Hof artikel 7:405 BW toepast
- b)
hoe het Hof de vaststelling van de omvang van het gestelde extra werk van 3Span beoordeelt en de consequenties die daaraan door het Hof verbonden worden.
In r.o. 4.10 van het bestreden arrest heeft het Hof terecht als uitgangspunt genomen dat, indien vaststaat dat 3Span in opdracht van Recreatiebeheer als projectmanagement te duiden werkzaamheden heeft verricht die niet uit de overeenkomst 03020401 voortvloeien, zij aanspraak kan maken op een redelijke vergoeding voor de door haar verrichte ‘extra’ werkzaamheden
In r.o. 4.11 komt het Hof vervolgens tot de conclusie dat 3Span geen recht heeft op vergoeding van die ‘extra’ werkzaamheden omdat zij er niet in geslaagd is een (nauwkeurige) specificatie daarvan te geven. In die context ziet het Hof ook geen mogelijkheid om de vergoeding naar redelijkheid vast te stellen, omdat de omvang van de werkzaamheden volgens het Hof onvoldoende duidelijk is. Een schatting, analoog aan artikel 6:97 BW, vindt het Hof niet op zijn plaats.
Het betreft hier een overeenkomst van opdracht, geregeld in boek 7, titel 7 BW. Artikel 7:405 lid 1 B.W. regelt dat de opdrachtgever aan de opdrachtnemer loon verschuldigd is indien de overeenkomst door de opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf is aangegaan. Het tweede lid regelt dat, indien de hoogte van dit loon niet bepaald is, de opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd is.
Volgens 3Span dient artikel 7:405 BW als volgt te worden gelezen:
De opdrachtnemer heeft recht op betaling van loon voor de verrichte werkzaamheden.
De hoogte van dit loon kan op drie opeenvolgende wijzen worden vastgesteld.
- a)
middels afspraak tussen partijen,.
- b)
is er geen afspraak dan dient het loon door de opdrachtnemer op de gebruikelijke wijze berekend te worden,
- c)
is dit niet als zodanig vast te stellen dan heeft de opdrachtnemer in ieder geval recht op een redelijk loon.
Vast staat dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten, inhoudende dat 3Span gedurende de periode 1 februari 2003 tot 31 december 2003 het projectmanagement met betrekking tot de herbouw van het centrumgebouw en de kleedruimtes zou voeren. Tevens is onbetwist dat de omvang van het werk gedurende de herbouw is vergroot omdat ook het zwembad en het wegennet rond het centrumgebouw bij de plannen werden betrokken, terwijl het centrumgebouw zelf vergroot zou worden. Tot slot staat vast dat 3Span ook gedurende de maanden januari, februari en maart 2004 het projectmanagement over de herbouw heeft gevoerd en de opdracht ingaande 1 april 2004 schriftelijk heeft beëindigd.
3Span heeft gesteld dat zij als gevolg van het meerwerk
- a)
niet alleen drie maanden langer dan aanvankelijk overeengekomen heeft moeten werken maar tevens
- b)
gedurende de aanvankelijke looptijd van de overeenkomst veel harder heeft moeten werken om het centrum operationeel te krijgen vanwege de extra taken.
3Span heeft zich derhalve op twee soorten meerwerk beroepen.
Van het meerwerk gedurende de eerste drie maanden van het jaar 2004 heeft 3Span facturen opgesteld met daarin opgenomen de bestede tijd en gemaakte kosten.
Van het extra werk gedurende de periode 1 februari 2003 tot en met 31 december 2003 heeft 3Span overzichten verstrekt. De omvang is zowel in bouwvolume, activiteiten alsook in investeringskosten zichtbaar gemaakt. Omdat de aanvankelijk overeengekomen werkzaamheden en de extra werkzaamheden door elkaar liepen en direct met elkaar verbonden waren is het voor 3Span niet mogelijk gebleken het extra werk over 2003 in tijdeenheden per taak te specificeren, zoals door de rechtbank was gevraagd.
De (aanvankelijke) overeenkomst met betrekking tot het projectmanagement is een inspanningsovereenkomst voor bepaalde tijd, namelijk de periode 1 februari tot en met 31 december 2003. Dat betekent dat voor al het als projectmanagement te duiden werk dat 3Span na 31 december 2003 in (stilzwijgende) opdracht van Recreatiebeheer heeft verricht, ongeacht of het betrekking had op de oorspronkelijke taken dan wel de extra taken, op grond van artikel 7:405 lid 2 door Recreatiebeheer loon aan 3Span verschuldigd is, op de gebruikelijke wijze te berekenen. Voor dit deel van het meerwerk (dus: alle werkzaamheden in 2004) kan niet worden gesteld dat de omvang niet (nauwkeurig) duidelijk is: 3Span heeft hierover immers gespecificeerde overzichten en facturen aan Recreatiebeheer verstrekt.
Anders ligt het met het gestelde meerwerk over de periode 1 februari 2003 tot en met 31 december 2003. Daarvan kan niet de precieze omvang worden opgegeven in tijdsduur uitgesplitst naar taken. Wel heeft 3Span gespecificeerd aangegeven welke werkzaamheden wel en welke werkzaamheden geen onderdeel uitmaakten van de oorspronkelijke opdracht. Tevens is aangegeven hoeveel uren er in 2003 zijn gemaakt, afgezet tegen het aantal uren waarvan in het kader van de oorspronkelijke opdracht door 3Span is uitgegaan. Het nauwkeurige aantal uren meerwerk over 2003 is niet te geven, doch op basis van de overgelegde stukken is wel degelijk een duidelijke indicatie van de omvang van dit meerwerk gegeven, welke indicatie voldoende basis kan en moet bieden om het loon voor de extra werkzaamheden over 2003 naar redelijkheid vast te stellen.
3Span bestrijdt derhalve dat zij er, voor wat betreft beide soorten meerwerk, niet in geslaagd is een afdoende onderbouwing van haar vordering te geven. Voor zover zij (wat betreft het meerwerk over 2003) er niet in geslaagd is de omvang precies te bewijzen kan dit alleen maar als consequentie hebben dat het loon niet op de ‘gebruikelijke wijze’ wordt berekend maar dat, alle omstandigheden in acht genomen, een redelijk loon wordt vastgesteld.
Ten onrechte heeft het Hof derhalve gesteld dat, nu 3Span niet in haar bewijsopdracht is geslaagd, de vordering moest worden afgewezen. Die bewijsopdracht zag immers alleen maar toe op het vaststellen van het loon op de gebruikelijke wijze (tijd × uurtarief). Door het niet slagen in het bewijs komen partijen vervolgens in de volgende schaal terecht, namelijk het redelijk loon. Niet valt in te zien waarom het feit, dat partijen geen duidelijke afspraken hebben gemaakt over de omvang van de werkzaamheden en de vergoeding daarvoor, uitsluitend voor rekening en risico van de opdrachtnemer dient te komen. De opdrachtgever is immers terzake dan net zo nalatig zodat op grond van redelijkheid en billijkheid het ook voor diens rekening dient te komen.
Daarnaast is de hoofdregel dat hoe dan ook loon verschuldigd is als er werkzaamheden zijn verricht, en niet valt in te zien waarom dat in dit geval desondanks anders zou zijn.
Eigenlijk had het loon over het meerwerk op de navolgende wijze berekend dienen te worden:
- a)
het loon voor de werkzaamheden over 2004 wordt vastgesteld op basis van uren × uurtarief + kosten (de gebruikelijke wijze);
- b)
het loon voor de extra werkzaamheden over 2003 wordt naar redelijkheid vastgesteld.
De rechtbank en het Hof hebben het anders benaderd en de beide soorten meerwerk (extra uren 2003 en uren 2004) bij elkaar genomen en daar 1 prijskaartje aan gehangen.
De rechtbank heeft de totale redelijke vergoeding vastgesteld op basis van de totale duur van het uiteindelijke project, afgezet tegen de oorspronkelijke duur en opdrachtsom. 3Span heeft in appel laten weten dat zij dit resultaat acceptabel acht, doch dat zij zich ook kan voorstellen dat het Hof op basis van de eigen berekeningswijze van 3Span tot een hoger bedrag komt.
Het Hof heeft echter in het geheel geen vergoeding voor het meerwerk toegekend, omdat de (totale) omvang van het meerwerk niet vaststaat. Dit oordeel is om meerdere redenen onjuist.
- —
Ten eerste is dit in strijd met art. 7:405 lid 1 BW dat immers bepaalt dat er loon verschuldigd is als er in het kader van de opdracht werkzaamheden door de opdrachtnemer zijn verricht (dus ook als de omvang niet precies vaststaat).
- —
Ten tweede is dit in strijd met artikel 7:405 lid 2 BW. In ieder geval dient er een redelijk loon te worden vastgesteld en het is niet redelijk om geen loon (dus: een nihilloon) voor het meerwerk vast te stellen omdat de precieze duur niet vaststaat. Temeer daar de aangedragen gegevens immers voldoende aanknopingspunten bieden omtrent aard en omvang van het meerwerk om wel een redelijk loon vast te stellen.
- —
Ten derde is het in dit geval apert onredelijk, alleen al omdat de omvang van een deel van het meerwerk (nl. de werkzaamheden verricht in 2004) wel vaststaat. Als het Hof al voor wat betreft de werkzaamheden over 2003 geen loon zou willen vaststellen omdat de omvang daarvan niet voldoende duidelijk was had in ieder geval een loon moeten worden vastgesteld over het meerwerk gedurende 2004.
- —
Tot slot valt niet in te zien waarom het loon over het totale meerwerk, indien de precieze omvang niet vast staat, dan niet — analoog aan artikel 6:97 BW — zou mogen worden geschat. Ook dan kan immers — alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemende — een redelijk loon worden vastgesteld.
De conclusies luiden dan ook:
- a)
dat het Hof artikel 7:405 BW onjuist of te beperkt heeft uitgelegd dan wel toegepast;
- b)
dat het oordeel van het Hof dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de omvang van het meerwerk en/of een redelijk loon voor het meerwerk vast te stellen onjuist is, althans onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd.
- c)
dat het Hof ten onrechte geen loon voor het gestelde meerwerk heeft toegekend.
Vierde middel:
In strijd met het recht en/of verzuim van vormen heeft het Hof in r.o. 4.11 overwogen dat de rechtbank — in hoger beroep onweersproken — heeft beslist dat geen aanknopingspunten aanwezig zijn om de door Recreatiebeheer aan 3Span verschuldigde aanvullende vergoeding vast te stellen op een percentage van de bouwkosten.
Toelichting:
Artikel 7:405 lid 2 bepaalt dat, indien de hoogte van het loon niet door partijen is bepaald, de opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd is.
Indien over de hoogte van het loon niets is overeengekomen dient de opdrachtnemer het hem competerende loon te bepalen en wel op de gebruikelijke wijze. Bij berekening op de gebruikelijke wijze kan men denken aan het gebruik in een bepaalde beroepsgroep of bepaalde branche. 3Span heeft in haar incidenteel appel tegen het vonnis van de rechtbank gesteld dat zij de extra prijs naar verhouding van de toename van de totale bouwkosten heeft berekend en dat een extra vergoeding berekend op die basis niet onredelijk of onbillijk is. In eerste aanleg heeft zij reeds uitgelegd waarom dat in de branche gebruikelijk is. Vervolgens stelt 3Span in haar incidenteel appel dat zij zich kan voorstellen dat het Hof de berekeningswijze van 3Span volgt en uitkomt op het gevorderde bedrag van € 77.416,05.
In deze context is de overweging van het Hof, dat 3Span de beslissing van de rechtbank dat er geen aanknopingspunten aanwezig zijn om de vergoeding vast te stellen op een percentage van de bouwkosten in appel niet heeft weersproken, onjuist en/of onbegrijpelijk en/of onvoldoende gemotiveerd.
Weshalve:
het de Hoge Raad der Nederlanden moge behagen het bestreden arrest te vernietigen met zodanige voorziening als de Hoge Raad vermeent te behoren, en met veroordeling van gerequireerde in de kosten van deze procedure.
De kosten dezes zijn voor mij, deurwaarder [€ 70,85.]
Omzetbelasting kan door eiser in cassatie wel worden verrekend.
(t.k.) gerechtsdeurwaarder.