NJB 2024/1888
Unus testis, nullus testis: géén schending art. 342 lid 2 Sv in ontuchtzaak. Herhaling consistente rechtspraak HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452. In casu kon het hof oordelen dat voldaan is aan het bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv, waartoe mede van belang is dat de verklaringen van de aangeefster steun geven aan de verklaring van slachtoffer nu deze onder meer betrekking hebben op een specifieke handelwijze van de verdachte bij seksuele handelingen (namelijk dat de verdachte – haar ex-vriend – het fijn vond om olie op zijn geslachtsdeel te doen en dan zijn geslachtsdeel tussen de billen of tegen de vagina van de aangeefster te doen). Vordering benadeelde partij: herhaling en toepassing HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, over hetgeen de rechter te doen staat in geval van een niet (gemotiveerde) betwisting door de verdachte van de vordering. In casus is de gedeeltelijke afwijzing van de vordering door het hof niet toereikend gemotiveerd, nu daaruit niet kan volgen dat de ongegrondheid van de vordering van de benadeelde partij – waarvan uit de onderbouwing blijkt dat zij mede afhankelijk kan zijn van toekomstige ontwikkelingen – tot een bepaald bedrag in voldoende mate is komen vast te staan. De Hoge Raad doet de zaak zelf af verklaart de benadeelde partij ten aanzien van het afgewezen deel van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade niet-ontvankelijk.
HR 10-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1116
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 september 2024
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, T. Kooijmans, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
23/01905
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:1116, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑09‑2024
ECLI:NL:PHR:2024:570, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑05‑2024
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑12‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑09‑2023
- Wetingang
(art. 342 Sv)
Essentie
Unus testis, nullus testis: géén schending art. 342 lid 2 Sv in ontuchtzaak. Herhaling consistente rechtspraak HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452. In casu kon het hof oordelen dat voldaan is aan het bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv, waartoe mede van belang is dat de verklaringen van de aangeefster steun geven aan de verklaring van slachtoffer nu deze onder meer betrekking hebben op een specifieke handelwijze van de verdachte bij seksuele handelingen (namelijk dat de verdachte – haar ex-vriend – het fijn vond om olie op zijn geslachtsdeel te doen en dan zijn geslachtsdeel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.