Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd, van 12 Augustus 1949
Artikel 111
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Ingeval militaire operaties de betrokken Mogendheden zouden beletten de op haar rustende verplichting na te komen om het vervoer van de zendingen, bedoeld in de artikelen 106, 107, 108 en 113, te verzorgen, mogen de betrokken beschermende Mogendheden, het Internationale Comité van het Rode Kruis of enige andere organisatie die daarvoor toestemming van de Partijen bij het conflict heeft ontvangen, trachten het vervoer van deze zendingen te doen plaats vinden met passende middelen (spoorwegwagons, vrachtauto's, vaartuigen of vliegtuigen, enz.). De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen trachten hun tot dat doel deze vervoermiddelen te verschaffen en het verkeer ervan toe te staan, in het bijzonder door het verstrekken van de nodige vrijgeleiden.
2.
Deze vervoermiddelen mogen eveneens worden gebruikt om te vervoeren:
- a.
de correspondentie, lijsten en rapporten, uitgewisseld tussen het Centraal Informatiebureau, bedoeld in artikel 140, en de nationale Bureaux, bedoeld in artikel 136;
- b.
de correspondentie en rapporten betreffende geïnterneerden, welke de beschermende Mogendheden, het Internationale Comité van het Rode Kruis of enige andere organisatie tot hulpverlening aan de geïnterneerden, uitwisselen hetzij met hun eigen gedelegeerden, hetzij met de Partijen bij het conflict.
3.
Deze bepalingen beperken in genen dele het recht van iedere Partij bij het conflict om, indien zij zulks verkiest, het vervoer op andere wijze te organiseren en vrijgeleiden te verstrekken op overeen te komen voorwaarden.
4.
De kosten, veroorzaakt door het gebruik van deze vervoermiddelen, zullen naar evenredigheid worden gedragen door de Partijen bij het conflict, wier onderdanen daarvan profijt trekken.