Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1186/2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen
Artikel 128
Geldend
Geldend vanaf 30-12-2009
- Bronpublicatie:
16-11-2009, PbEU 2009, L 324 (uitgifte: 10-12-2009, regelingnummer: 1186/2009)
- Inwerkingtreding
30-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-11-2009, PbEU 2009, L 324 (uitgifte: 10-12-2009, regelingnummer: 1186/2009)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Douane (V)
1.
Het bepaalde in deze verordening vormt geen beletsel voor het verlenen door de lidstaten van:
- a)
vrijstellingen, hetzij krachtens het Verdrag van Wenen van 18 april 1961 inzake diplomatiek verkeer, hetzij krachtens het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulaire betrekkingen of andere consulaire overeenkomsten, hetzij krachtens het Verdrag van New York van 16 december 1969 inzake speciale missies;
- b)
vrijstellingen die ressorteren onder gebruikelijke voorrechten, verleend krachtens internationale overeenkomsten of zetelovereenkomsten waarbij een derde land dan wel een internationale organisatie partij is, inclusief vrijstellingen die ter gelegenheid van internationale vergaderingen worden verleend;
- c)
vrijstellingen die ressorteren onder gebruikelijke voorrechten, verleend krachtens internationale overeenkomsten gesloten door alle lidstaten tezamen tot oprichting van een culturele of wetenschappelijke instelling of organisatie naar internationaal recht;
- d)
vrijstellingen die ressorteren onder de gebruikelijke voorrechten en immuniteiten, verleend in het kader van overeenkomsten voor culturele, wetenschappelijke of technische samenwerking met derde landen;
- e)
bijzondere vrijstellingen, ingesteld in het kader van overeenkomsten met derde landen betreffende gemeenschappelijke acties voor personen- of milieubescherming;
- f)
bijzondere vrijstellingen, ingesteld in het kader van overeenkomsten met aangrenzende derde landen, die gerechtvaardigd zijn door de aard van het grensverkeer met die landen;
- g)
vrijstellingen in het kader van overeenkomsten op basis van wederkerigheid, met derde landen die partij zijn bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart (Chicago 1944) voor de toepassing van de aanbevolen werkwijzen 4.42 en 4.44 van bijlage 9 bij het Verdrag (achtste uitgave, juli 1980).
2.
Wanneer een internationale overeenkomst die niet onder een van de in lid 1 genoemde categorieën ressorteert en waartoe een lidstaat overweegt toe te treden, voorziet in het verlenen van vrijstellingen, dient deze lidstaat bij de Commissie een verzoek in om toepassing van deze vrijstellingsmaatregelen, waarbij hij haar alle noodzakelijke inlichtingen verstrekt.
Over dit verzoek wordt een besluit genomen overeenkomstig de in artikel 247 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde procedure.
3.
De in lid 2 bedoelde inlichtingen zijn niet vereist wanneer de betrokken internationale overeenkomst voorziet in het verlenen van vrijstellingen die de door het communautaire recht vastgestelde grenzen niet overschrijden.