RO 2015/32
Bestuurdersaansprakelijkheid. Heeft verweerster bewezen dat de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur niet aan haar te wijten is en dat zij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van die onbehoorlijke taakvervulling af te wenden? (Curatoren/verweerster)
HR 06-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:522
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 maart 2015
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
13/05837
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS920696:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:522, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑03‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2352, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑11‑2014
- Wetingang
Art. 2:248 lid 1, lid 2, 3, 4, 7 BW
Essentie
Bestuurdersaansprakelijkheid. Kennelijk onbehoorlijk bestuur. Disculpatie. Matiging.
Heeft verweerster bewezen dat de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur niet aan haar te wijten is en dat zij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van die onbehoorlijke taakvervulling af te wenden?
Samenvatting
Betrokkene 1 en 2 zijn de bestuurders en aandeelhouders van de Holding. Zij zijn tevens de bestuurders van ZHG Beheer. De Holding is enig aandeelhouder van ZHG Beheer, die op haar beurt enig aandeelhouder is van een zevental werkmaatschappijen. In 2006 failleren ZHG Beheer en de werkmaatschappijen. De curatoren hebben betrokkenen en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.