Hof Amsterdam, 12-04-2017, nr. 23-003630-16
ECLI:NL:GHAMS:2017:1827
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
12-04-2017
- Zaaknummer
23-003630-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:1827, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑04‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:125
Uitspraak 12‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Vernietiging van het vonnis waarvan beroep. Andere bewezenverklaring. Veroordeling wegens opzetheling.
Afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003630-16
datum uitspraak: 12 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-134475-16 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
opgegeven postadres ter terechtzitting in hoger beroep: Rooseveltlaan 2-4, 1078 NH Amsterdam (kantoor raadsman).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2016 tot en met 29 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed te weten een drone (met toebehoren) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van opzetheling. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de drone niet wist dat deze van diefstal afkomstig was. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende – kort gezegd – dat hij de drone op verzoek van een vriend – [naam 1] – heeft aangeboden, is niet onaannemelijk. Een dergelijke vriendendienst is normaal en de verdachte had geen reden om [naam 1] te wantrouwen. Onder deze omstandigheden kan het opzet niet worden bewezen en moet vrijspraak volgen.
Het hof overweegt hiertoe op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep als volgt.
Op 29 juni 2016 doet [naam 2] mede namens benadeelde [benadeelde] aangifte van diefstal van een drone met de gehele kofferset en toebehoren die op 26 juni 2016 tussen 18.00 uur en 22.00 uur uit zijn auto is gestolen (dossierpagina 3-5). Op 28 juni 2016 ziet [benadeelde] voornoemd dat de drone met de gehele kofferset en toebehoren sinds 27 juni 2016 werd aangeboden op marktplaats (dossierpagina 3-5). Hierop heeft [benadeelde] uit eigen beweging telefonisch een afspraak gemaakt met de aanbieder van de drone. Op 29 juni 2016 is [benadeelde] , onder begeleiding van een opsporingsambtenaar, naar de afgesproken plaats, het Rembrandtpark in Amsterdam, gegaan. In het park heeft [benadeelde] eerst telefonisch contact gehad met de aanbieder van de drone en na even wachten kwam hij aanlopen (dossierpagina 16). Na contact te hebben gemaakt heeft de aanbieder de koffer die hij bij zich had geopend en de drone overhandigd aan [benadeelde] (dossierpagina 14-15). De ook in het park aanwezige opsporingsambtenaar heeft een onderzoek ingesteld, waarbij hij heeft vastgesteld dat het serienummer van de overhandigde drone overeen komt met het nummer van de drone die als gestolen is opgegeven. Hierop is de aanbieder van de drone, de verdachte, aangehouden (dossierpagina 8).
Het hof dient vervolgens te oordelen over de vraag of de verdachte wist dan wel moest vermoeden dat het door hem overhandigde goed, de drone, van diefstal afkomstig was.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de drone in het park aan [benadeelde] heeft overhandigd op verzoek van een vriend met de naam [naam 1] en dat hij niet wist dat de drone van diefstal afkomstig was. [naam 1] was een bekende uit de buurt en hij zou € 50,- van [naam 1] krijgen voor het overhandigen van de drone.
Het hof acht deze eerst ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebrachte niet verifieerbare verklaring van de verdachte zodanig vaag dat het hof deze als onaannemelijk aanmerkt. Immers na daar ter terechtzitting van het hof meerdere keren naar gevraagd te zijn, heeft de verdachte geen enkel concreet gegeven omtrent deze [naam 1] kunnen overleggen. Evenmin heeft de verdachte concrete gegevens over [naam 1] aan de politie overhandigd. Dit klemt des te meer nu de verdachte heeft aangegeven op 29 juni 2016 nog telefonisch contact met [naam 1] te hebben gehad, dus toen had het op de weg van de verdachte gelegen om dit telefoonnummer van [naam 1] aan de politie te overhandigen dan wel melding hiervan te maken tegenover de politie.
Dat heeft de verdachte niet gedaan. In zijn verhoor bij de politie op 29 juni 2016 heeft de verdachte niet over [naam 1] gesproken. Als reactie op de aan hem voorgehouden verdenking van heling heeft de verdachte bij de politie verklaard: (..) ik weet niet wat ik daaraan kan veranderen’ (dossierpagina 21). Voorts heeft de verdachte op 29 juni 2016 zelf afstand gedaan van het gestolen goed (dossierpagina 26).
Onder deze omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wist dat de drone die hij met bijbehorende kofferset en toebehoren in zijn bezit had van misdrijf afkomstig was en dat hij aldus opzettelijk de drone met kofferset en toebehoren in zijn bezit heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 26 juni 2016 tot en met 29 juni 2016 te Amsterdam, een goed te weten een drone met toebehoren voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750,-, subsidiair 15 dagen hechtenis, te voldoen in drie maandelijkse termijnen van elk € 250,- per maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete zoals door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een drone met toebehoren. Met dergelijk handelen wordt bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen, hetgeen anderen kan aanzetten tot het plegen van diefstal en andere misdrijven. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 maart 2017 is hij eerder ter zake van andere feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een in termijn te betalen geldboete zoals gevorderd door de advocaat-generaal en zoals door de rechter in eerste aanleg is opgelegd, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 3 (drie) termijnen van 1 maand, elke termijn groot € 250,00 (tweehonderdvijftig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. M.M.H.P. Houben en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van S.E.F. Rahimbaks, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 april 2017.