Rb. Rotterdam, 05-04-2017, nr. C/10/400885 / HA ZA 12-398
ECLI:NL:RBROT:2017:2979
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
05-04-2017
- Zaaknummer
C/10/400885 / HA ZA 12-398
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2017:2979, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 05‑04‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
ECLI:NL:RBROT:2015:1698, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 11‑03‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AR 2017/2415
JAR 2017/164 met annotatie van mr. S.J. Sterk
AR-Updates.nl 2017-0594
VAAN-AR-Updates.nl 2017-0594
AR 2015/483
AR-Updates.nl 2015-0280
OR-Updates.nl 2015-0125
INS-Updates.nl 2015-0107
VAAN-AR-Updates.nl 2015-0280
Uitspraak 05‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Ontslag statutair bestuurder. Het bewijs dat eiser toen hij zich ziek meldde wist dat het voornemen bestond hem te ontslaan is geleverd. Beroep op artikel 7:670 (oud) BW faalt. Ontslag is rechtsgeldig. Onregelmatige opzegging. Gefixeerde schadevergoeding toegewezen. Ontslag is niet kennelijk onredelijk.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/400885 / HA ZA 12-398
Vonnis van 5 april 2017
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. I.B. Jansse te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAVE INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.K. Ditvoorst te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Wave genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 11 maart 2015 en de daaraan ten grondslag liggende procestukken;
- -
de notitie van 23 september 2015 met productie 33 aan de zijde van [eiser] ;
- -
de akte uitlating van 9 september 2015 aan de zijde van Wave;
- -
de akte overleggen producties 34 en 35 aan de zijde van [eiser] ;
- -
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 september 2015;
- -
het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor van 11 januari 2016;
- -
de brief van de advocaat van [eiser] van 8 februari 2016 met als bijlagen een CD-rom met een geluidsopname en een akte van notaris mr. P.C.L. Kooijman van 6 november 2015 met een woordelijke weergave van een geluidsopname;
- -
het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor van 2 maart 2016;
- -
de conclusie na enquête aan de zijde van Wave van 4 mei 2016 met producties;
- -
de antwoordconclusie na enquête aan de zijde van [eiser] van 29 juni 2016 met producties;
- -
het op 5 september 2016 gehouden pleidooi en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
opzegverbod
2.1.
Bij tussenvonnis van 11 maart 2015 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank de volgende bewijsopdracht geformuleerd:
‘5.1. draagt Wave op te bewijzen dat [eiser] toen hij zich op 7 april 2011 ziek meldde wist dat het voornemen bestond hem te ontslaan omdat de advocaat van Wave hem dit op 6 april 2011 telefonisch had meegedeeld;’
2.2.
Wave heeft in enquête als getuigen voorgebracht; [eiser] , de heer [getuige 1 gedaagde] , de heer mr. [getuige 2 gedaagde] en de heer [getuige 3 gedaagde] . [eiser] heeft een geluidsopname overgelegd en afgezien van het doen horen van getuigen in contra-enquête. Voorts hebben partijen nadere producties overgelegd.
2.3.
Wave heeft bij conclusie na enquête aangevoerd dat de bewijsopdracht te beperkt is omschreven. Die stelling wordt om de volgende redenen verworpen.
2.4.
Zoals in het tussenvonnis onder 4.4 en 4.6 is overwogen geldt voor de bestuurder van een vennootschap het opzegverbod tijdens ziekte niet als de ziekmelding is gedaan nadat hij heeft kennis genomen van het voornemen hem te ontslaan. In de rechtspraak (Hof ’s-Hertogenbosch 22 augustus 2000, NJ 2001/608) wordt artikel 7:670 lid 1 sub b (oud) BW, waarin – kort gezegd – is bepaald dat het opzegverbod tijdens ziekte niet geldt als de ziekmelding heeft plaatsgevonden nadat een ontslagverzoek door het UWV Werkbedrijf is ontvangen, zo verstaan dat het opzegverbod niet geldt als de bestuurder ziek wordt na te zijn opgeroepen om aanwezig te zijn op de algemene vergadering van aandeelhouders waar het voorstel tot zijn ontslag behandeld zal worden. In deze zaak is de oproep voor de ava bij brief van 6 april 2011 (zie tussenvonnis onder 2.14) aan [eiser] verzonden. Vast staat dat [eiser] deze oproep nog niet had ontvangen toen hij zich op 7 april 2011 om 6:55 uur per mail ziek meldde. Ten tijde van het tussenvonnis had Wave met betrekking tot haar standpunt dat [eiser] ten tijde van zijn ziekmelding op de hoogte was van het voornemen van Wave om hem te ontslaan slechts één feitelijke stelling betrokken, te weten dat [eiser] kennis had genomen van het voornemen hem te ontslaan door de telefonische mededeling van de advocaat van Wave.
2.5.
Wave is geslaagd in haar bewijsopdracht (zie hiervoor onder 2.1 onder 5.1).
2.6.
[getuige 2 gedaagde] heeft verklaard dat hij in het op 6 april 2011 gevoerde telefoongesprek met [eiser] heeft gesproken over ontslag. [getuige 2 gedaagde] heeft met betrekking tot de bewijsopdracht, voor zover thans van belang, het volgende verklaard:
“ Het telefoongesprek met de heer [eiser] heeft, naar mijn herinnering, plaatsgevonden tussen 15:00 en 16:00 uur, want de mail aan de commissarissen is van ongeveer 16:30 uur. Ik weet zeker dat ik tijdens dit telefoongesprek heb gevraagd of hij bereid was vrijwillig terug te treden als bestuurder en dat ik hem heb voorgehouden wat de consequenties zouden zijn als hij dat niet zou doen, namelijk schorsing en ontslag. In mijn mail aan de commissarissen heb ik gerapporteerd dat ik [eiser] had gevraagd terug te treden als bestuurder en dat hij dat geweigerd heeft.
Ik heb niet alleen tijdens het telefoongesprek met [eiser] gesproken over terugtreden als bestuurder en ontslag maar ook voordien. In de periode tussen 24 maart 2011 en 6 april 2011 heb ik met [eiser] op het kantoor van Wave besproken dat zijn positie onhoudbaar is en dat als hij niet zou terugtreden, zijn ontslag onvermijdelijk is.”
2.7.
Uit de door [eiser] in het geding gebracht geluidsopname van het op 6 april 2011 door hem met [getuige 2 gedaagde] gevoerde telefoongesprek blijkt dat [getuige 2 gedaagde] onder meer de volgende zaken met [eiser] bespreekt:
- de recent aan het licht gekomen hoofdelijke verbondenheid van Wave voor vorderingen van ING Lease op (onder meer) Hairhold Lease (door [getuige 2 gedaagde] in het gesprek borgtocht genoemd);
- dat deze borgtocht niet in het belang van de vennootschap (Wave) is;
- dat deze borgtocht niet aan de Raad van Commissarissen (hierna: RvC) is gemeld;
- dat deze borgtocht niet in de jaarrekening over 2009 van Wave staat en dat dat een serieus probleem/fout van de directie/accountant is;
- dat Wave zich naar de visie van de RvC nooit hoofdelijk had mogen verbinden jegens ING Lease en Siemens Lease voor verplichtingen van Hairhold Lease omdat er geen enkel zakelijk belang voor Wave was om dat te doen;
- dat dit de continuïteit van Wave ernstig onder druk zet omdat Van Lanschot bankiers bezig was het krediet op te zeggen en omdat ING Lease pretendeert een vordering van drie miljoen euro te hebben;
- dat zowel Van Lanschot bankiers als ING Lease woedend/ziedend zijn op de directie van Wave;
- dat het vertrouwen van de RvC in de directie niet groot is en [getuige 1 gedaagde] dringend verzocht is om terug te treden en het zou kunnen dat zo’n zelfde verzoek aan [eiser] wordt gericht;
- dat [eiser] het recht heeft en dat het verstandig is om een advocaat in te schakelen;
- dat er haast zit bij de vraag hoe de positie van [eiser] binnen het bedrijf gecontinueerd moet worden of niet (want de banken willen ook actie);
- of [eiser] vanmiddag al overleg kan hebben met een advocaat omdat de RvC anders overgaat tot schorsing;
- dat [eiser] zich niet vrijwillig gaat terugtrekken.
De verklaring van [getuige 2 gedaagde] en de geluidsopname zijn op relevante punten met elkaar in overeenstemming.
2.8.
[eiser] , de gesprekspartner van [getuige 2 gedaagde] bij het telefoongesprek van 6 april 2011, heeft verklaard dat er absoluut niet is gesproken over ontslag, einde dienstverband, beëindiging arbeidsovereenkomst of woorden van gelijke strekking. Op de vraag of er tijdens het telefoongesprek over zijn positie is gesproken, heeft [eiser] geantwoord:
“Mr. [getuige 2 gedaagde] heeft aan mij medegedeeld dat het zou kunnen dat de RvC een verzoek gaat doen om terug te treden als statutair directeur en een stapje terug te doen naar de functie van financieel directeur. Eenzelfde verzoek is op 24 of 25 maart 2011 aan [getuige 1 gedaagde] gedaan en die is toen teruggetreden als statutair directeur.”
Ter comparitie heeft [eiser] met betrekking tot het telefoongesprek van 6 april 2011 aanvankelijk (op 6 maart 2013) verklaard dat er niet over ontslag is gesproken, alleen over Wave, en dat er is gesproken over een formele schorsing. Ter comparitie van 15 september 2014 heeft [eiser] – in strijd met zijn eerdere verklaring ter zitting en in strijd met zijn latere getuigenverklaring – verklaard dat een eventuele terugtreding of schorsing niet aan de orde is geweest in het op 6 april 2009 gevoerde telefoongesprek.
2.9.
[getuige 1 gedaagde] en [getuige 3 gedaagde] zijn niet aanwezig geweest bij het tussen [getuige 2 gedaagde] en [eiser] gevoerde telefoongesprek. Zij hebben beiden verklaard dat de instructie van de RvC aan [getuige 2 gedaagde] was om [eiser] te verzoeken vrijwillig terug te treden als bestuurder van Wave en dat [getuige 2 gedaagde] na het telefoongesprek rapporteerde dat [eiser] niet vrijwillig wilde terugtreden. Dit komt overeen met de verklaring van [getuige 2 gedaagde] op dit punt.
2.10.
Wave beroept zich voorts op een zin uit de door haar overgelegde mail van [eiser] aan (onder meer) [getuige 2 gedaagde] van 31 maart 2011, te weten:
“Na een gesprek met Dhr. [getuige 1 gedaagde] , het verslag van Dhr. [werknemer Emons] , een gesprek van Dhr. [werknemer Emons] met mijn collega en wat andere zaken kreeg ik het gevoel dat mensen op zoek waren naar een persoon om de schuld op af te schuiven.”
2.11.
De zin uit voormelde mail draagt in die zin bij aan het door Wave te leveren bewijs dat deze mail de verklaring van [getuige 2 gedaagde] met betrekking tot de aanloop naar het op 6 april 2011 gevoerde telefoongesprek ondersteunt.
2.12.
[eiser] heeft een veelheid aan argumenten aangevoerd op grond waarvan hij betoogt dat Wave niet is geslaagd in het bewijs. Die verweren falen.
2.13.
Hetgeen [eiser] met betrekking tot het onderhavige telefoongesprek en de getuigenverklaring van [getuige 2 gedaagde] heeft aangevoerd komt er in de kern op neer dat de verklaring van [getuige 2 gedaagde] op een essentieel punt (het woord ‘ontslag’) afwijkt van de geluidsopname. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat het woord ‘ontslag’ in het op 6 april 2011 gevoerde gesprek niet is gebezigd. Duidelijk is echter dat aan [eiser] is gezegd dat hij zou worden geschorst als hij niet vrijwillig zou terugtreden als bestuurder. Ook de redenen voor die schorsing zijn in het gesprek besproken. [eiser] was door de brief van de advocaat van Wave van 24 maart 2011 (zie tussenvonnis onder 2.12) op de hoogte van het instellen van onderzoek naar de borgstelling van Wave voor verplichtingen van Hairhold Lease en het terugtreden van [getuige 1 gedaagde] als bestuurder. Bij die stand van zaken was de aan [eiser] aangekondigde schorsing een vooraankondiging van het ontslag. Hieruit volgt dat [eiser] wist dat het voornemen bestond hem te ontslaan.
2.14.
De rechtbank maakt uit het voorgaande de gevolgtrekking dat in rechte moet worden aangenomen dat [eiser] toen hij zich op 7 april 2011 ziek meldde had kennis genomen van het voornemen hem te ontslaan. Dat betekent dat het opzegverbod tijdens ziekte niet geldt en het door [eiser] gedane beroep op artikel 7:670 (oud) BW faalt. [eiser] is dus rechtsgeldig ontslagen op de ava van 8 augustus 2011, zodat zijn loonvordering op die grond strandt. De vraag of [eiser] heeft voldaan aan zijn uit artikel 7:629a (oud) BW voorvloeiende verplichting om een deskundigenverklaring over te leggen kan derhalve verder in het midden blijven.
kennelijk onredelijk ontslag?
2.15.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of het ontslag, zoals subsidiair door [eiser] is gesteld, kennelijk onredelijk is in de zin van artikel 7:681 (oud) BW [eiser] heeft aangevoerd dat de reden waarom het ontslag is gegeven onjuist is en dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst onredelijk is omdat de gevolgen van de opzegging voor [eiser] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Wave bij de opzegging (het zogeheten ‘gevolgencriterium’). [eiser] heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende gesteld:
- a.
[eiser] heeft na het ontslag op geen enkele wijze meer inkomen kunnen genereren (en is nog steeds arbeidsongeschikt) terwijl hij vanaf 1994 bij Wave werkzaam was en pas veel later statutair directeur werd.
- b.
Het initiatief tot het oprichten van Hairhold Lease is mede uitgegaan van de voorzitter van de RvC, de heer [getuige 3 gedaagde] . Door de problemen die zijn ontstaan thans af te wenden uitsluitend op [eiser] is, alle omstandigheden in aanmerking genomen, sprake van kennelijk onredelijk ontslag. Hierbij speelt ook mee dat op het functioneren van [eiser] nooit aanmerkingen zijn gemaakt.
- c.
(bij akte vermeerdering van eis) Er was geen sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet zodat het ontslag onregelmatig is vanwege het niet in acht nemen van de opzegtermijn van vier maanden.
- d.
Aan [eiser] is geen enkel vangnet geboden. Hij kwam van de een op andere dag op straat te staan zonder dat een passende regeling was getroffen.
2.16.
Wave voert aan dat de redenen voor het ontslag in de brieven van 6 april 2011, 6 juli 2011 en 12 augustus 2011 zijn opgesomd en tijdens de ava nog eens zijn samengevat. Deze komen neer op het, als verantwoordelijke voor de financiën binnen Wave, nemen van onverantwoorde risico’s die de continuïteit en daarmee de voortzetting van Wave ernstig in gevaar hebben gebracht en het daarmee in strijd handelen met het belang en het doel van de vennootschap. Voorts heeft [eiser] nagelaten de RvC te informeren toen de continuïteit van Wave (mede ten gevolge van het handelen van [eiser] ) in gevaar kwam. Met al het voorgaande is het vertrouwen in [eiser] als bestuurder van Wave weggevallen. Van een voorgewende of valse reden is dan ook geen sprake. Voorts betwist Wave gemotiveerd dat het ontslag op grond van het gevolgencriterium kennelijk onredelijk is.
geen voorgewende of valse reden
2.17.
Niet is komen vast te staan dat de door Wave opgegeven reden voor het ontslag van [eiser] onjuist is. Wave heeft aangevoerd dat zij de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd omdat zij geen vertrouwen meer in [eiser] had vanwege – kort gezegd – de ‘borgstelling’ in strijd met het belang en doel van de vennootschap waardoor de continuïteit van Wave ernstig in gevaar is gebracht. Deze reden wordt ook opgegeven in de brieven van 6 april 2011 en 6 juli 2011 en in de notulen van de ava van 8 augustus 2011. Dit is een bestaande reden. Niet gebleken is dat dit niet de werkelijke ontslaggrond is. Het beroep van [eiser] op artikel 7:681 lid 2 sub a (oud) BW slaagt dus niet.
gevolgencriterium
2.18.
De rechtbank overweegt als volgt. Op basis van de vóór 1 juli 2015 geldende wettelijke regeling is uitgangspunt dat eerst aan de hand van alle omstandigheden ten tijde van het ontslag, tezamen en in onderling verband beschouwd, moet worden vastgesteld dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag, vóórdat kan worden toegekomen aan de beantwoording van de vraag welke vergoeding eventueel aan [eiser] toegekend moet worden. Daarbij is het enkele feit dat geen of een geringe voorziening voor [eiser] is getroffen, niet voldoende om aan te nemen dat het ontslag kennelijk onredelijk is. Ook dan hangt het af van alle vast te stellen omstandigheden of voldaan is aan de in de wet neergelegde maatstaf die in de kern inhoudt dat het ontslag gegeven is in strijd met algemeen aanvaarde normen van goed werkgeverschap (HR 27 november 2009 ECLI:NL:HR:2009:BJ6596).
2.19.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van kennelijke onredelijkheid van het ontslag stelt de rechtbank voorop dat de positie van [eiser] als statutair directeur niet vergelijkbaar is met die van een ‘gewone’ werknemer. De persoonlijke kwaliteiten van een directeur vormen in belangrijke mate de basis voor de ontwikkeling en de winstgevendheid van het bedrijf. Wanneer resultaten tegenvallen of wanneer de directeur onvoldoende draagvlak bij de medewerkers heeft, kunnen de aandeelhouders het vertrouwen in de directeur verliezen, ook wanneer de directeur van een en ander geen verwijt kan worden gemaakt. Een gebrek aan vertrouwen zal veelal leiden tot het vertrek van de directeur. Met dit afbreukrisico wordt in het algemeen rekening gehouden bij de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden zoals een hoge beloning, een bonus, een langere opzegtermijn etc. (Gerechtshof Leeuwarden 24 januari 2012 ECLI:NL:GHLEE:2012:BV1944).
Ad 2.15 onder a) en b)
2.20.
In de notulen van de ava van 8 augustus 2011 is met betrekking tot het voornemen tot ontslag van [eiser] onder meer het volgende opgenomen.
“Voor de redenen tot ontslag wordt verwezen naar de brieven van 6 april 2011 en 6 juli 2011 aan de heer [eiser] , waarvan de inhoud bij alle aanwezigen bekend is. De kern hiervan wordt toegelicht op verzoek van dhr. [werknemer Emons] . De heer [eiser] heeft als statutair bestuurder, en binnen het bestuur van de Vennootschap verantwoordelijk voor de financiën, onverantwoorde risico’s genomen, die de continuïteit en daarmee de voortzetting van de Vennootschap ernstig in gevaar heeft gebracht, en daarbij in strijd gehandeld heeft met het belang en doel van de Vennootschap. Het gaat daarbij voornamelijk, doch niet daartoe beperkt, om het feit dat hij als statutair bestuurder van de Vennootschap medeverantwoordelijk is voor het feit dat de Vennootschap borg is gaan staan voor verplichtingen van een mede door de heer [eiser] opgerichte vennootschap, Hairhold Lease B.V. jegens ING Lease en Siemens Lease, niettegenstaande het feit dat de activiteiten van Hairhold lease op geen enkele wijze verband houden met die van de Vennootschap. De Vennootschap heeft ook geen enkel profijt gehad of kunnen hebben van deze borgstelling dan wel de activiteiten van Hairhold Lease. Doordat Hairhold Lease in financiële problemen kwam hebben ING Lease en Siemens Lease claims neergelegd bij de vennootschap met een totale waarde van 3,4 miljoen. (…)
Voorts wordt de heer [eiser] ernstig verweten niets ondernomen te hebben om de ernstige gevolgen van diens wanbeleid ongedaan te maken dan wel te verzachten. Op vragen of verzoek om medewerking heeft de heer [eiser] niet gereageerd.”
De in de notulen opgenomen reactie van [eiser] luidt als volgt:
“Dhr [eiser] geeft aan dat de feit in de brief van mr. [getuige 2 gedaagde] niet kloppen. Volgens dhr [eiser] was dhr [getuige 1 gedaagde] volledig op de hoogte. (…)
Dhr. [getuige 2 gedaagde] vraagt hoe dhr [eiser] zijn rol ziet in deze? Dhr [eiser] geeft aan dat er fouten zijn gemaakt maar dat er al 15 jaar op deze wijze werd gewerkt: volgens hem was hij de loopjongen van de heren [getuige 1 gedaagde] en [werknemer Emons] . De borgstelling had volgens de heer [eiser] nooit mogen plaatsvinden.”
2.21.
Naar onbetwist vaststaat werd de continuïteit van Wave vanaf maart/april 2011 ernstig bedreigd omdat ING Lease en Siemens Lease Wave aansprakelijk hielden op grond van de Overeenkomst wederkerige hoofdelijkheid (zie tussenvonnis onder 2.7) tot een bedrag van 3,4 miljoen en Van Lanschot dreigde het krediet aan Wave op te zeggen.
2.22.
Van het belang van Wave bij opzegging van de arbeidsovereenkomst is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gebleken. Gelet op het niveau van zijn functie als statutair en financieel directeur, was het verlies van vertrouwen van de aandeelhouder in een vruchtbare samenwerking in beginsel voldoende grond voor ontslag. Wave heeft voldoende aangetoond dat de continuïteit van de onderneming van Wave in gevaar kwam. De ‘borgstelling’ (Overeenkomst wederkerige hoofdelijkheid) kan [eiser] als financieel directeur worden aangerekend. Het feit dat de voorzitter van de RvC en de andere bestuurders van Wave zijn geïnformeerd over Hairhold Lease en de Overeenkomst wederkerige hoofdelijkheid ontslaat [eiser] niet van zijn verantwoordelijkheid als financieel directeur. Ook het feit dat [eiser] vanaf 1994 werkzaam was voor Wave en pas later is benoemd tot bestuurder en dat er geen aanmerkingen zijn gemaakt op zijn functioneren doet aan het verlies van vertrouwen niet af.
Ad 2.15 onder c)
2.23.
Van een dringende reden voor ontslag op staande voet in de zin van artikel 7:677 juncto 7:678 (oud) BW was echter geen sprake. Wave heeft dat wel genoemd in de notulen van ava van 8 augustus 2011 (zie tussenvonnis onder 2.19) maar in deze procedure verder niet gesteld of onderbouwd. Dat betekent dat sprake is van een onregelmatige opzegging en dat Wave schadeplichtig is op grond van artikel 7:677 lid 1(oud) BW.
2.24.
[eiser] heeft ter zake van de onregelmatige opzegging geen keuze gemaakt tussen de gefixeerde of de volledige schadevergoeding. Hij heeft voorts geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de door hem geleden schade als gevolg van de onregelmatige opzegging het loon over de opzegtermijn te boven gaat. De rechtbank zal derhalve de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:680 (oud) BW toewijzen. Daarbij heeft de rechtbank tevens in overweging genomen dat gesteld noch gebleken is dat [eiser] loon in natura of inkomsten van derden ontving.
De wettelijke opzegtermijn is vier maanden terwijl tegen het einde van de maand diende te worden opgezegd (artikel 7:672 (oud) BW). Bij regelmatige opzegging had de arbeidsovereenkomst behoren voort te duren tot 31 december 2011. Het bruto maandsalaris van [eiser] bedraagt € 12.500 exclusief 8% vakantietoeslag. Het bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag over de periode van 8 augustus 2011 tot en met 31 december 2011, in totaal een bedrag van € 64.016,14, zal worden toegewezen. De wettelijke rente is op grond van artikel 7:680 lid 7 (oud) BW toewijsbaar vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, in dit geval derhalve 8 augustus 2011 en in die zin zal de wettelijke rente worden toegewezen.
Ad 2.15 onder d)
2.25.
Vervolgens dienen de gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor [eiser] beoordeeld te worden. [eiser] maakt Wave (2.15 onder d) het verwijt dat zij geen vangnet heeft geboden of passende regeling heeft getroffen. [eiser] was ten tijde van zijn ontslag 40 jaar oud. [eiser] had een financieel/administratieve achtergrond en tien jaar ervaring als bestuurder. Daarnaast was [eiser] naar onbetwist vast staat bestuurder van andere vennootschappen (Panatta en Lijf Welnesscentrum). Over de kansen van [eiser] op de arbeidsmarkt heeft [eiser] niets gesteld terwijl dit wel op zijn weg had gelegen.
Zoals onder 2.18 is overwogen is het enkele feit dat geen of een geringe voorziening is getroffen, niet voldoende om aan te nemen dat het ontslag kennelijk onredelijk is.
2.26.
Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van een verband tussen de gestelde arbeidsongeschiktheid van [eiser] en zijn werk als financieel directeur van Wave. Over de vraag of en zo ja in hoeverre de gestelde arbeidsongeschiktheid [eiser] beperkt in het zoeken naar een nieuwe baan heeft [eiser] niets gesteld terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. Om die reden passeert de rechtbank deze stelling.
2.27.
Het is duidelijk dat de financiële gevolgen van het ontslag voor [eiser] ernstig zijn, beoordeeld naar het tijdstip van het ontslag. Daar staat tegenover dat Wave groot belang had bij het ontslag, omdat van haar niet kan worden gevergd dat zij haar onderneming ook in de toekomst laat leiden door een financieel directeur in wie zij geen vertrouwen meer heeft, met alle gevolgen van dien voor de bedrijfsvoering. Voorts staat daar tegenover dat [eiser] gedurende zijn schorsing van 6 april 2011 tot en met 8 augustus 2011 (vier maanden) zijn salaris van € 12.500 per maand doorbetaald heeft gekregen.
2.28.
Als gezegd dienen de financiële gevolgen van het ontslag te worden beoordeeld naar het tijdstip van ontslag. Voor wat betreft de kansen van [eiser] op de arbeidsmarkt kunnen na de opzegging ontstane omstandigheden echter een aanwijzing zijn voor wat op het beoordelingsmoment kon worden verwacht. De rechtbank heeft dan ook meegewogen dat [eiser] – zoals ter comparitie door hem is medegedeeld – een kappersketen aan het opzetten is voor een kennis, inkomsten uit verhuur van een bedrijfspand heeft en van april tot augustus 2013 € 4.100 bruto per maand verdiende.
2.29.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank het ontslag niet aanmerkt als kennelijk onredelijk en om die reden niet toekomt aan toekenning van schadevergoeding. De op die grond ingestelde vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
2.30.
Mede gelet op hetgeen in het tussenvonnis reeds is overwogen en beslist, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
2.31.
Aangezien elk van partijen in conventie als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten in conventie worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
2.32.
Wave heeft bij conclusie na enquête verzocht een eventuele veroordeling van Wave niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Wave heeft daartoe gesteld dat zij de kans groot acht dat zij in appel zal gaan waarbij de vordering van [eiser] alsnog zal worden afgewezen en dat er een restitutierisico is. [eiser] heeft aangevoerd dat dit verzoek tardief is en dat het belang van [eiser] bij toewijzing van zijn vordering dient te prevaleren boven een eventueel restitutierisico.
2.33.
De rechtbank wijst dit verzoek van Wave af. [eiser] vordert veroordeling tot betaling van een geldsom en heeft belang bij de door hem verlangde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Wave heeft niet een, gezien de omstandigheden van het geval, zwaarder wegend belang bij het achterwege blijven van zodanige verklaring. Het door Wave gestelde restitutierisico is door haar niet nader geconcretiseerd.
2.34.
De rechtbank zal ook het subsidiaire verzoek van Wave om de uitvoerbaarverklaring bij voorraad slechts toe te staan tegen het stellen van zekerheid afwijzen, nu Wave onvoldoende heeft gemotiveerd waarom [eiser] , indien de veroordeling uiteindelijk niet in stand zou blijven, niet in staat zou zijn tot terugbetaling van het betaalde bedrag.
in reconventie
2.35.
In het tussenvonnis – onder 4.16 – heeft de rechtbank reeds beslist dat de reconventionele vorderingen als weergegeven in het tussenvonnis onder 3.5 zullen worden afgewezen.
2.36.
Wave zal als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 904 (2 punten x tarief II ad € 452) aan salaris advocaat.
2.37.
De rechtbank heeft het aantal punten in reconventie gematigd vanuit de gedachte dat hoewel de vorderingen in reconventie niet voortvloeien uit het verweer in conventie er wel een duidelijke samenhang is. Alle omstandigheden in aanmerking nemende, waaronder het feit dat de proceskosten in conventie volledig worden gecompenseerd, acht de rechtbank toewijzing van het hiervoor genoemde bedrag aan proceskosten in reconventie gerechtvaardigd.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt Wave om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 64.016,14 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 8 augustus 2011 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.5.
wijst de vorderingen af,
3.6.
veroordeelt Wave in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 904,
3.7.
verklaart de proceskostenveroordeling in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2017.
1573/1404
Uitspraak 11‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Ontslag bestuurder. Opzegverbod wegens ziekte? Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van art. 2:9 BW.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/400885 / HA ZA 12-398
Vonnis van 11 maart 2015
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. I.B. Jansse,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAVE INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.K. Ditvoorst.
Partijen zullen hierna [eiser] en Wave genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 18 juli 2012 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- -
de inventaris aanvullende producties van Wave met de producties 15 tot en met 24;
- -
de brief van 1 maart 2013 waarbij Wave productie 25 heeft overgelegd;
- -
de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte houdende vermeerdering van eis, tevens incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [eiser], met producties;
- -
de op 6 maart 2013 gehouden comparitie;
- -
het bericht van 5 mei 2014 waarbij [eiser] producties 28 tot en met 31 heeft overgelegd;
- -
de brief van 14 mei 2014 waarbij [eiser] een cd-rom heeft overgelegd;
- -
het vonnis in incident van 23 juli 2014 waarbij aan [eiser] is toegestaan de heer [persoon1] in vrijwaring op te roepen;
- -
de brief van 4 augustus 2014 van de rechtbank inhoudende een zittingsagenda;
- -
het bericht van 28 augustus 2014 van [eiser] waarbij drie vonnissen zijn overgelegd;
- -
het bericht van 2 september 2014 van Wave waarbij producties 26 tot en met 43 zijn overgelegd;
- -
het bericht van 2 september 2014 van [eiser] waarbij productie 32 is overgelegd;
- -
de aantekeningen ten behoeve van de comparitie van mr. Jansse namens [eiser];
- -
het proces-verbaal van comparitie van 15 september 2014;
- -
het bericht van 1 oktober 2014 van Wave dat partijen niet tot een regeling zijn gekomen en vonnis wensen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1.
Wave exploiteert franchiseformules die gericht zijn op kappersactiviteiten.
2.2.
[eiser] is in 1994 als financieel medewerker in dienst getreden bij Wave. In de (niet ondertekende) arbeidsovereenkomst staat dat een opzegtermijn van een maand in acht moet worden genomen die met wederzijds goedvinden elke dag van de maand in kan gaan. Hij ontving laatstelijk een bruto maandsalaris van € 12.500,00. Binnen het bestuur was [eiser] verantwoordelijk voor de financiën.
2.3.
In uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat onder meer het volgende:
a. met betrekking tot Wave
Wave is een holding- en financieringsmaatschappij. Hairhold Benelux B.V. (hierna: Hairhold Benelux) is enig aandeelhouder. [persoon1] (hierna: [persoon1]) was van 25 september 1992 tot 25 maart 2011 bestuurder, hij bekleedt deze functie opnieuw sinds 1 november 2011. [eiser] was van 1 januari 2001 tot 8 augustus 2011 bestuurder, hij was sinds 6 april 2011 geschorst. [persoon2] (hierna: [persoon2]) was van 1 juli 2006 tot 21 september 2012 bestuurder. [persoon3] is sinds 21 september 2012 bestuurder. De Raad van Commissarissen bestaat sinds 2008 uit [persoon4] (hierna: [persoon4]), [persoon5] en [persoon6].
met betrekking tot Hairhold Benelux
Hairhold Benelux houdt zich bezig met beheeractiviteiten. Haar bestuurder en enig aandeelhouder is Hairhold Apeldoorn B.V.(hierna: Hairhold Apeldoorn). [persoon1] is bestuurder van Hairhold Apeldoorn.
met betrekking tot Hairhold Europe B.V. (hierna: Hairhold Europe)
Hairhold Europe houdt zich onder meer bezig met detailhandel in kleding en modeartikelen via postorder en internet. Enig aandeelhouder is Hairhold Benelux. [persoon1] en Hairhold Benelux zijn haar bestuurders.
met betrekking tot [bedrijf1] (hierna: [bedrijf1])
[bedrijf1] houdt zich bezig met deelneming in andere ondernemingen. Zij is - naast bestuurder van een aantal hierna nog te noemen vennootschappen - enig aandeelhouder en bestuurder van Pink Mountain B.V. en Orange Cookie B.V., samen met Sturdy Cat Holding B.V. bestuurder van Lijf Wellness Centrum B.V., samen met [persoon7] bestuurder van Fiore Women's Wear B.V. [eiser] is bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf1].
met betrekking tot Hairhold Lease B.V. (hierna: Hairhold Lease)
Hairhold Lease heeft zich bezig gehouden met het leasen van bedrijfsmiddelen. Haar bestuurders zijn Lessed Holding B.V. (hierna: Lessed), [bedrijf1] en tot 1 juni 2010 Hairhold Europe. Hairhold Lease is met ingang van 13 december 2011 in staat van faillissement verklaard.
met betrekking tot Panatta International B.V. (hierna: Panatta International)
Panatta International houdt zich bezig met beheeractiviteiten. [eiser] en [persoon8] (hierna: [persoon8]) zijn sinds 29 september 2010 bestuurder. [eiser] heeft zich op enig moment tussen 29 maart 2011 en 3 juli 2012 teruggetrokken als bestuurder.
met betrekking tot Panatta Sports Netherlands B.V. (hierna: Panatta Sports)
Panatta Sports houdt zich bezig met de import en verkoop van sport- en fitnessapparatuur en met beheeractiviteiten. Enig aandeelhouder is Panatta International. [eiser] en [persoon8] zijn sinds 29 september 2010 haar bestuurders. [eiser] heeft zich op enig moment tussen 29 maart 2011 en 3 juli 2012 teruggetrokken als bestuurder.
2.4.
Op 5 juni 2008 heeft [persoon9] (hierna: [persoon9]) in een aan [persoon1], [eiser] en [persoon8] gerichte e-mail met als onderwerp "voortgang Panatta" onder meer het volgende meegedeeld:
"1. Samenwerkingsmodel van enerzijds [persoon8] [[persoon8]] en [eiser] [[eiser]] […] met anderzijds [persoon1] [[persoon1]] en [persoon9] [[persoon9]]. Dit samenwerkingsverband op te zetten met het doel een servicebedrijf op te starten voor franchise organisaties. Deze dienstverlening aanvankelijk te starten met de bevoorschottingslease van P&A/Panatta in Nederland en Duitsland met een parallelle opstart van A. een internet service platform voor franchise organisaties en B. het inrichten van een frontoffice intermediairbedrijf tbv de financiering van franchisenemers met de ondersteuning van een (nog te contracteren) bankbedrijf. […]
2. Ondernemingsplan (m.n. balansprojecties en resultaatrekeningen) tbv de financieringsaanvraag bij ING lease. […]
3. […] [persoon1] wil graag door [eiser] worden geïnformeerd hoe hij een vermogen van 3 á 5 mio kan vrijmaken zonder daarbij de continuïteit van [Wave] in gevaar te brengen."
2.5.
Op 28 juni 2008 heeft [persoon9] een aanbiedingsmemo over een gezamenlijk businessplan opgesteld voor [persoon4]. Daarin staat onder meer:
"Fasering
- 1.
Opstart van de leasebevoorschotting van P&A en inrichten organisatie door [persoon9] ;
- 2.
[persoon1] en [persoon9] plegen marktverkenning tbv financieringsmogelijkheden franchisenemers via frontofficemodel;
- 3.
Parallel aan 1 en 2 (mede afhankelijk van kapitalisatie) franchise organisaties benaderen met operationele lease bevoorschotting;
- 4.
[…]"
2.6.
Hairhold Lease is op 10 februari 2009 opgericht door Hairhold Europe, vertegenwoordigd door [persoon1], [bedrijf1] vertegenwoordigd door [eiser], en Lessed Holding B.V. (hierna: Lessed) vertegenwoordigd door [persoon8]. In de akte van oprichting staat dat alle oprichters aandelen houden; [bedrijf1] en Lessed hetzelfde aantal en Hairhold Europe een (iets) groter aantal.
2.7.
Op 13 februari 2009 heeft ING Lease met Hairhold Lease, Hairhold Benelux en Wave een overeenkomst gesloten waarbij de laatste twee vennootschappen zich hebben verbonden als hoofdelijk medeschuldenaar voor de voldoening van alle vorderingen van ING Lease op (één van) hen (hierna: de Overeenkomst wederkerige hoofdelijkheid).
2.8.
In een schriftelijk stuk met als aanhef Cijfers [persoon2] [[persoon2]]/ [eiser] [[eiser]]/[persoon8] [[persoon8]] staat onder meer dat er gegroeid moet worden met Cosmo en Team en dat dit moet worden opgenomen in de begroting van 2010. Verder staat daarin onder meer:
"Hairhold Lease:
De distributeur van Panatta in Nl is failliet gegaan. Wave wordt door ING en Siemens lease aangesproken op de afgegeven garantie. De directie probeert in overleg met een nieuwe partij uit deze situatie te komen.
2.9.
Op 9 april 2010 heeft [persoon8] een schrijven van die datum van Hairhold Lease aan ING Lease per e-mail aan [persoon4] gezonden. In dat schrijven staat onder meer:
"[…] u denkt uiteindelijk te kunnen beschikken over de door [Wave] en Hairhold Benelux afgegeven zekerheden, waaronder de hier met name van belang zijnde "Wederkerige Hoofdelijke Medeschuldenaarstelling" […]
Niet alleen is uw kennis van de slechte financiële situatie van P&A Sport B.V. aan ons onthouden, maar ook aan [Wave] en Hairhold Benelux.
[Wave] en Hairhold Benelux achten zich derhalve niet gebonden aan de door hun afgegeven zekerheden, nu u essentiële informatie verzwegen heeft, die er anders toe zou hebben geleid dat [Wave] en Hairhold Benelux geen zekerheden zouden hebben afgegeven."
In reactie op deze toezending heeft [persoon4] op 11 april 2010 per aan [persoon8] gerichte e-mail onder meer meegedeeld:
"Brief lijkt me heel duidelijk."
2.10.
In de notulen van de op 23 augustus 2010 gehouden directievergadering staat onder meer:
"Hairhold Lease / Panatta
Panatta Italië dreigt de overeenkomst met de huidige importeur op te zeggen. Wave zal trachten het importeurschap naar zich toe te halen, zodat de problemen met Hairhold lease kunnen worden opgevangen. [eiser] zal hier actie op ondernemen en contact zoeken met Italië."
2.11.
Bij brief van 3 maart 2011 heeft ING Lease aan Hairhold Benelux ter attentie van [persoon1] onder meer het volgende meegedeeld:
"U heeft aangegeven [dat u] de correspondentie die ING Lease (Nederland) B.V. aan Hairhold Benelux B.V. heeft verstuurd aan de [adres], niet ter kennis heeft genomen. U bevestigde dat dit adres correct is. […]
In het telefonisch onderhoud heeft u aangegeven niet geïnteresseerd te zijn in kopieën van de correspondentie. Na herhaalde verzoeken hiertoe bleek u niet bereid uw e-mailadres te geven voor het doorsturen van de kopieën van de correspondentie. […]
Van de gevoerde correspondentie, op grond van het feit dat Hairhold Benelux B.V. zich voor Hairhold Lease B.V. te onzen behoeve als hoofdelijk medeschuldenaar heeft gesteld, treft u kopieën aan.
[…]"
2.12.
In een brief van 24 maart 2011 van de advocaat van Wave aan onder andere de directie van Wave staat onder meer dat 1) aan DVDW Advocaten opdracht is gegeven een (juridisch) onderzoek te doen naar de gang van zaken bij de borgstelling van Wave voor verplichtingen van Hairhold Lease 2) aan een register accountant opdracht is gegeven tot het verrichten van een financieel onderzoek en 3) de heer [persoon1] bekend heeft gemaakt dat hij vrijwillig terug treedt als bestuurder van Wave. Deze brief is op dezelfde datum per e-mail naar [eiser] verzonden.
2.13.
Op 6 april 2011 heeft de advocaat van Wave telefonisch contact gehad met [eiser].
2.14.
Bij brief van 6 april 2011 heeft de advocaat van Wave aan [eiser] meegedeeld dat hij is geschorst als statutair bestuurder van Wave. Deze brief luidt - voor zover thans relevant - als volgt:
"Tijdens de vergadering van de Raad van Commissarissen ("RvC") van 24 maart 2011 heeft het bestuur van [Wave] aan de RvC bericht dat [Wave] zich hoofdelijk heeft verbonden jegens ING Lease en Siemens Lease voor verplichtingen van een mede door u opgerichte vennootschap, te weten Hairhold Lease B.V. […] Daarbij is door het bestuur aan de RvC ook medegedeeld dat [Wave] (en Hairhold Lease B.V.) in een gerechtelijke procedure is verwikkeld met Siemens Lease, waarbij Siemens Lease een bedrag van - afgerond - € 900.000,- heeft gevorderd van (hoofdelijk) [Wave]. Tijdens de vergadering van de RvC van 24 maart 2011 bleek bovendien dat ING Lease inmiddels ook beslag gelegd had ten laste van [Wave] onder Van Lanschot Bankiers N.V. voor een vordering op [Wave] van (inclusief rente en kosten) € 3.400.000,-.
[…]
De RvC heeft tijdens de vergadering van 24 maart 2011 de heer [persoon1] verzocht vrijwillig terug te treden gelet op deze gang van zaken. Een zelfde verzoek heb ik u hedenmiddag telefonisch gedaan. U heeft echter aangegeven daartoe niet te zullen overgaan. Dat betekent derhalve dat de RvC geen andere mogelijkheid ziet in het belang van [Wave] dan het besluit te nemen u met onmiddellijke ingang als statutair bestuurder van [Wave] te schorsen. Dit besluit is vandaag door de RvC genomen op basis van unanimiteit. […]
Ik bericht u hierbij derhalve dat u met ingang van heden als statutair bestuurder van [Wave] bent geschorst en dat u derhalve geen bevoegdheden meer heeft [Wave] te vertegenwoordigen. […]
Tenslotte bericht ik u dat op 27 april 2011 om 10.00 uur ten kantore van [Wave] te Capelle aan den IJssel een aandeelhoudersvergadering plaatsvindt waartoe ik u hierbij namens de Raad van Commissarissen oproep, mede teneinde in het kader van de besluitvorming m.b.t. uw ontslag te (kunnen) worden gehoord en terzake uw raadgevende stem uit te brengen.[…]"
2.15.
Bij op 7 april 2011 om 6:55 uur verzonden e-mailbericht heeft [eiser] het volgende aan [persoon2] bericht:
"Willen jullie mij ziekmelden. Voel me erg beroerd en kan amper staan.
Hoop er morgen weer te zijn."
2.16.
Bij vonnis van 2 mei 2011 heeft de rechtbank Den Haag sector kanton in de zaak met het nummer 979151 \ RL EXPL 10-21159 voor recht verklaard dat de vijf tussen Siemens Lease en Hairhold Lease gesloten financial lease overeenkomsten rechtsgeldig zijn beëindigd en Hairhold Lease en Wave - als garant - veroordeeld tot betaling van in hoofdsom € 793.009,00.
2.17.
Op 29 juni 2011 heeft Wave een e-mail ontvangen van ZVVZ verzekeringen met een Poortwachtermelding betreffende [eiser] met als onderwerp voortgangsgesprek re-integratie. Daarin staat onder meer dat twee re-integratiegesprekken moeten hebben plaatsgevonden die op schrift zijn vastgelegd. Verder is vermeld dat [eiser] op 7 april 2011 ziek is geworden, het ziektebeeld griep/verkoudheid is, er hevige bloedneuzen zijn en bezoek(en) aan het ziekenhuis worden gebracht en dat de verwachte duur van de ziekte minder dan een week is.
Op 10 augustus 2011 heeft Wave een zelfde e-mail van ZVVZ verzekeringen ontvangen, met daarbij de mededeling dat er drie re-integratiegesprekken moeten hebben plaatsgevonden.
2.18.
Bij brief van 6 juli 2011 aan [eiser] heeft (de advocaat van) Wave meegedeeld dat de aandeelhoudersvergadering van 27 april 2011 op verzoek van [eiser] is aangehouden in verband met te voeren overleg tussen [eiser] en Wave. Dit overleg heeft geen positief resultaat gehad. [eiser] is uitgenodigd voor de aandeelhoudersvergadering van 8 augustus 2011. In de brief staat verder onder meer:
"Inmiddels is uit het verrichte onderzoek ook gebleken dat u in 2010 en 2011 uw taken als bestuurder van [Wave] ernstig heeft veronachtzaamd. Van enig debiteurenbeheer was nauwelijks sprake met als gevolg dat de liquiditeitspositie van [Wave] nog meer onder druk is komen te staan. Voorts is gebleken dat een leningsovereenkomst is gesloten met een zekere Greefhorst ad € 750.000,- nu de liquiditeitspositie van [Wave] penibel was. Deze gelden heeft u doorgesluisd naar bedrijven die gelinkt zijn aan Hairhold Lease B.V. met als direct gevolg dat [Wave] thans een vordering ad - afgerond - € 600.000,- (inclusief rente en kosten) heeft op Hairhold Lease B.V. […]
Als gevolg van het feit dat u als bestuurder van [Wave] [Wave] hoofdelijk heeft verbonden voor verplichtingen van Hairhold Lease B.V. jegens ING Lease en Siemens Lease B.V. staat niet alleen de liquiditeit ernstig onder druk, maar is ook het resultaat over 2010 in ernstige mate aangetast. Sterker nog, in 2010 is een aanzienlijk verlies geleden met als gevolg dat ook het eigen vermogen is verzwakt.
Het wreekt zich ook dat u nauwelijks tijd heeft besteed aan uw taken als bestuurder van [Wave], maar vooral tijd en energie heeft gestoken in Hairhold Lease B.V. en Panatta Nederland, althans in hun activiteiten. […] U heeft voorts onkosten ten laste van [Wave] gebracht die gemaakt zijn ten behoeve van voornoemde activiteiten van Hairhold Lease B.V. en Panatta Nederland."
2.19.
Op 8 augustus 2011 is een aandeelhoudersvergadering gehouden. In de van die vergadering opgemaakte notulen staat onder meer het volgende:
"5. Voornemen tot ontslag van dhr. [eiser]
Voor de redenen tot ontslag wordt verwezen naar de brieven van 6 april 2011 en 6 juli 2011 aan de heer [eiser], waarvan de inhoud bij alle aanwezigen bekend is.
[…]
Besloten wordt door de enig aandeelhouder tot ontslag met onmiddellijke ingang vanwege de dringende redenen en het onbehoorlijk bestuur van de heer [eiser].”
2.20.
Bij brief van 12 augustus 2011 heeft (de advocaat van) Wave aan [eiser] meegedeeld dat hij met onmiddellijke ingang is ontslagen als statutair bestuurder en daarmee ook als werknemer.
2.21.
Bij aan Wave gerichte brief van 29 september 2011 heeft [eiser] onder meer meegedeeld dat hij van mening is dat het ontslag onrechtmatig is dan wel sprake is van een onrechtmatige ontslagprocedure en dat hij per ommegaande de procedure wil herroepen dan wel wijzigen.
2.22.
Op 8 mei 2013 heeft deze rechtbank in de zaak met het nummer C/10/385745 / HA ZA 11-1840 de vordering van ING Lease dat [eiser] en [persoon8] worden veroordeeld tot betaling van € 1.231.976,92 afgewezen.
2.23.
Op 7 mei 2014 heeft deze rechtbank in de zaak met het nummer C/10/403942 HA ZA 12-543 de vordering van de rechtspersoon naar Italiaans recht Panatta Sport S.R.L. dat Wave wordt veroordeeld tot betaling van € 297.132,14 toegewezen en de reconventionele vordering van Wave tot opheffing van de gelegde beslagen afgewezen.
2.24.
Eveneens op 7 mei 2014 heeft deze rechtbank in de zaak met het nummer C/10/412680 waarin Wave [eiser], [persoon8] en notaris [notaris] in vrijwaring heeft opgeroepen een tussenvonnis gewezen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich onder meer uit te laten over het uitbrengen van een deskundigenbericht over de vraag of op een overeenkomst en promissory notes geplaatste handtekeningen van [persoon1] zijn.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[eiser] vordert - na vermeerdering van eis - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
Wave veroordeelt tot doorbetaling van het loon van [eiser] van € 12.500,00 bruto per maand, ingaande 8 augustus 2011 tot aan de datum van rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, alsmede de vakantietoeslag van 8% over 2007, telkens vermeerderd met de wettelijke verhoging daarover van 50% en de wettelijke rente daarover vanaf de eerste dag volgend op de maand waar het salaris en de wettelijke verhoging betrekking op hebben, tot aan de datum van algehele voldoening;
subsidiair voor zover moet worden aangenomen dat het ontslag tot stand is gekomen
verklaart voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk is en Wave veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een vergoeding ter zake van kennelijk onredelijk ontslag welke nader dient te worden opgemaakt bij staat (en de zaak door te verwijzen naar een schadestaatprocedure, althans Wave veroordeelt aan [eiser] te voldoen een schadevergoeding van € 1.000.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2011, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf 10 dagen nadat vonnis is gewezen;
met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
3.2.
Het door Wave gemaakte bezwaar tegen de wijziging van eis wordt ongegrond verklaard omdat die wijziging niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De verdediging wordt daardoor niet onredelijk bemoeilijkt en het geding wordt niet onredelijk vertraagd.
3.3.
Het verweer van Wave strekt tot afwijzing van de vorderingen en - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Wave vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat:
[eiser] als statutair bestuurder van Wave aansprakelijk is voor alle schade als gevolg van onbehoorlijk bestuur in de zin van artikel 2:9 BW, althans vanwege toerekenbaar onrechtmatig handelen, onder meer doch niet daartoe beperkt, eruit bestaande dat [eiser] als statutair bestuurder Wave hoofdelijk heeft verbonden voor schulden van Hairhold Benelux aan ING Lease, Siemens Lease en Panatta S.R.L., jegens Wave, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
Wave de bevoegdheid heeft enige betalingsverplichting jegens [eiser] op te schorten totdat [eiser] voornoemde schade volledig heeft voldaan;
met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding in reconventie.
3.6.
Het verweer van [eiser] strekt tot afwijzing van de vorderingen en - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Wave in de kosten van het geding.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1.
[eiser] vordert primair dat Wave het loon doorbetaalt dat hij uit hoofde van de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst tot 8 augustus 2011 ontving. Hij is van mening dat het aan hem gegeven ontslag in strijd is met het opzegverbod tijdens ziekte. In de visie van [eiser] betekent dit dat hij nog steeds in dienst is bij Wave. Subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is en dat hem daarom een schadevergoeding toekomt. Hierna komt eerst de vraag aan de orde of [eiser] in strijd met het opzegverbod tijdens ziekte is ontslagen.
4.2.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij ziek was toen hij de brief van 6 april 2011 van Wave ontving met de uitnodiging voor de algemene aandeelhoudersvergadering waar zijn ontslag aan de orde zou komen. Hij heeft deze brief niet eerder ontvangen dan 7 of 8 april 2011 en hij had zich op 7 april 2011 's ochtends vroeg, voor de postbezorging, ziek gemeld. Ter onderbouwing hiervan heeft hij verwezen naar het door hem verzonden e-mailbericht van 7 april 2011 (zie onder 2.15). In de visie van [eiser] heeft Wave daarom in strijd gehandeld met het opzegverbod tijdens ziekte.
4.3.
Wave heeft aangevoerd dat [eiser] de nietigheid van het ontslag te laat heeft ingeroepen; hij heeft de in artikel 7:677 lid 5 BW genoemde termijn niet in acht genomen. Volgens Wave heeft [eiser] pas bij brief van 23 januari 2012, derhalve te laat, het standpunt ingenomen dat sprake is van een ontslag in strijd met het opzegverbod wegens arbeidsongeschiktheid. Voorts heeft Wave betwist dat [eiser] ziek was toen hij op 6 april 2011 telefonisch door de advocaat van [eiser] op de hoogte is gesteld van het voorgenomen ontslag. De brief van Wave van 6 april 2011 heeft [eiser] bovendien op dezelfde dag als zijn ziekmelding ontvangen. Verder gaat het in de visie van Wave om een 'strategische' ziekmelding. Dat [eiser] niet arbeidsongeschikt is leidt zij af uit de aard van de ziekmelding, te weten verkoudheid/griep en bloedneuzen, uit de omstandigheid dat [eiser] wel met haar heeft onderhandeld en dat hij actief is als bestuurder van diverse andere vennootschappen. Ook ontbreekt een onderbouwing dat hij arbeidsongeschikt is, aldus Wave.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat [eiser] op grond van artikel 2:244 BW te allen tijde kan worden ontslagen door de algemene vergadering van aandeelhouders. In beginsel brengt dit mee dat ook de tussen Wave en [eiser] bestaande arbeidsovereenkomst eindigt. Als voor [eiser] een opzegverbod geldt, eindigt die overeenkomst echter niet. De te beantwoorden vraag is daarom of het beroep van [eiser] op artikel 7:670 BW slaagt. In dat artikel is kort samengevat bepaald dat een werknemer niet tijdens ziekte kan worden ontslagen tenzij de ziekte twee jaren heeft geduurd of de ziekmelding heeft plaatsgevonden nadat een verzoek is gedaan aan het UWV Werkbedrijf om toestemming voor de opzegging. Gelet op de ratio van de bepaling geldt voor de bestuurder van een vennootschap het opzegverbod niet als de ziekmelding is gedaan nadat de werknemer kennis heeft genomen van het voornemen hem te ontslaan. Op grond van artikel 7:677 lid 5 BW moet een werknemer binnen twee maanden na de opzegging een beroep doen op de vernietigingsgrond.
4.5.
Het eerste verweer van Wave dat [eiser] zich te laat op de nietigheid van het ontslag heeft beroepen slaagt niet. [eiser] heeft bij brief van 29 september 2011 aan Wave meegedeeld dat hij het ontslag dan wel de procedure onrechtmatig acht en dat hij de procedure wil herroepen. Dit is moeilijk anders te begrijpen dan dat [eiser] wilde dat het ontslag werd vernietigd. Dat in de brief de woorden bezwaarschrift en edelachtbaar college voorkomen doet aan de inhoud van de brief niet af. Daarom heeft [eiser] binnen de wettelijke termijn van twee maanden een beroep op de vernietigbaarheid van de opzegging gedaan.
4.6.
Wave heeft zich vervolgens verweerd door aan te voeren dat [eiser] al kennis had genomen van zijn aanstaande ontslag voordat hij zich ziek meldde. De advocaat van Wave had hem daarvan op 6 april 2011 al telefonisch op de hoogte gesteld.
[eiser] heeft bestreden dat de advocaat van Wave tijdens het telefoongesprek heeft meegedeeld dat hij zou worden ontslagen. Ter comparitie heeft hij verklaard dat toen is gesproken over de interim indiensttreding van de heer Bakker en over een paar andere onderwerpen.
Gelet op de hiervoor onder 4.4 genoemde ratio van artikel 7:670 BW geldt het opzegverbod niet indien [eiser] ten tijde van zijn ziekmelding op de hoogte was van het voornemen hem te ontslaan. Nu door [eiser] is betwist dat daarover tijdens het telefoongesprek op 6 april 2011 is gesproken, rust op Wave de bewijslast van haar stelling dat [eiser] toen hij zich op 7 april 2011 ziek meldde wist dat het voornemen bestond hem te ontslaan omdat de advocaat van Wave hem dit op 6 april 2011 telefonisch had meegedeeld. Zij beroept zich immers op het rechtsgevolg van die mededeling, te weten dat het opzegverbod niet van toepassing is. Dat in de brief van 6 april 2011 aan [eiser] staat dat de advocaat van Wave [eiser] die dag telefonisch heeft verzocht vrijwillig terug te treden vormt weliswaar een aanwijzing voor de juistheid van de stelling van Wave, maar daarmee staat nog niet vast dat hij toen ook heeft meegedeeld dat [eiser] zou worden ontslagen.
4.7.
Voor zover Wave het standpunt heeft ingenomen dat het opzegverbod niet van toepassing is omdat [eiser] de brief van 6 april 2011 heeft ontvangen op 7 april 2011, de dag van de ziekmelding, volgt de rechtbank haar hierin niet. Indien niet komt vast te staan dat [eiser] op 6 april 2011 telefonisch op de hoogte is gesteld van het voorgenomen ontslag, is het ontslag - met inachtneming van hetgeen hierna onder 4.8 wordt overwogen - nietig wegens het opzegverbod.
4.8.
Wave heeft voorts aangevoerd dat [eiser] niet arbeidsongeschikt wegens ziekte is, maar zich 'strategisch' ziek heeft gemeld. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende.
In geval van een vordering tot doorbetaling van loon bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, dient de werknemer op grond van artikel 7:629a BW een verklaring over te leggen van een deskundige, benoemd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, omtrent de verhindering van de werknemer arbeid te verrichten. In artikel 7:629 BW is voorts bepaald dat een werknemer die wegens ziekte geen arbeid heeft verricht gedurende 104 weken recht heeft op 70% van zijn loon. Hierover is nog geen debat gevoerd. Het is aan [eiser] alsnog een dergelijke verklaring in het geding te brengen.
4.9.
Gelet op het voorgaande is voorwaarde voor toewijzing van de primaire vordering van [eiser] dat hij ten tijde van zijn ziekmelding geen kennis had van het voornemen hem te ontslaan. Daarnaast dient de rechtbank te beschikken over het oordeel van een onafhankelijke deskundige omtrent de verhindering van de werknemer om arbeid te verrichten. Daarom zal aan Wave worden opgedragen het onder 4.6 genoemde bewijs te leveren en aan [eiser] om de onder 4.8 genoemde verklaring over te leggen en zijn standpunt omtrent hetgeen op die plaats is overwogen in een notitie uiteen te zetten. Wave zal in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren.
De datum of data en tijdstippen voor eventuele getuigenverhoren aan de zijde van Wave (in enquête) en aan de zijde van [eiser] (in contra-enquête) zullen na het wijzen van dit vonnis aan de hand van door partijen op te geven verhinderdata worden bepaald. Daarbij zal zowel een datum of data voor de enquête worden gepland als een datum of data worden gereserveerd voor de contra-enquête. Dit laat onverlet het recht van [eiser] om zich na de enquête nader te beraden over de contra-enquête.
In afwachting van een en ander, zal de rechtbank iedere verdere beslissing in conventie aanhouden.
in reconventie
4.10.
Wave is van mening dat [eiser] zijn taak als haar bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld. Hij heeft er volgens Wave voor gezorgd dat Wave 1) zich hoofdelijk heeft verbonden voor schulden van Hairhold Lease aan ING Lease, Siemens Lease en Panatta S.R.L., 2) betalingen heeft verricht aan vennootschappen aan wie Wave geen enkele schuld had, en 3) een lening heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze was bestemd. Verder heeft [eiser] 4) de Raad van Commissarissen en andere leden van de directie van Wave niet geïnformeerd over de onder 1) tot en met 3) genoemde onderwerpen, 5) de onder 1) genoemde verplichting verzwegen tegenover de registeraccountant die een goedkeurende verklaring diende af te geven met betrekking tot de jaarrekening 2009, 6) het debiteurenbeheer van Wave verwaarloosd, 7) niet meegewerkt aan het onderzoek na 24 maart 2011 en het beperken van de schade voor Wave, 8) aan Wave schade toegebracht door zich negatief uit te laten over haar.
[eiser] heeft bestreden dat hij zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld; hij heeft niet solitair gehandeld en geen onverantwoorde risico's genomen.
4.11.
Voor aansprakelijkheid op de voet van artikel 2:9 BW is vereist dat aan [eiser] een ernstig verwijt van zijn handelen of nalaten kan worden gemaakt. Daarvan is sprake als geen redelijk handelend bestuurder onder gelijke omstandigheden op dezelfde wijze zou hebben gehandeld. Dit dient beoordeeld te worden aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij onder meer om de aard van de door Wave uitgeoefende activiteiten, de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico's, de taakverdeling binnen het bestuur, de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen, de gegevens waarover de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult.
4.12.
Wave verwijt [eiser] dat hij pas aan haar andere bestuurders en haar Raad van Commissarissen heeft meegedeeld dat ING Lease pretendeerde een vordering op Wave als hoofdelijk medeschuldenaar van Hairhold Lease te hebben toen tijdens een vergadering van de Raad van Commissarissen op 24 maart 2011 de beslagbescheiden betreffende het door ING Lease gelegde beslag van een deurwaarder werden ontvangen. Eerst toen raakten de overige aanwezigen bij die vergadering op de hoogte van de Overeenkomst wederkerige hoofdelijkheid (zie onder 2.7). [eiser] is deze overeenkomst als zelfstandig bevoegd bestuurder namens Wave aangegaan. Wave stelt dat zij geen enkel belang had bij de leaseactiviteiten van Hairhold Lease en geen vergoeding heeft gekregen voor die hoofdelijke verbondenheid. In de visie van Wave heeft [eiser] door deze handelwijze zijn taak als bestuurder onbehoorlijk vervuld.
4.12.1.
[eiser] heeft bestreden dat [persoon1] - (indirect) bestuurder van Hairhold Benelux, Hairhold Europe, Wave en tot 1 juni 2010 van Hairhold Lease - en [persoon4] - naar onweersproken is, voorzitter van de Raad van Commissarissen - niet op de hoogte waren van het bestaan van de Overeenkomst hoofdelijke wederkerigheid. Hij heeft in dat verband onder meer gewezen op het e-mailbericht d.d. 5 juni 2008 van [persoon9] dat onder meer is gericht aan [persoon1], en op het aanbiedingsmemo van 28 juni 2008 over een gezamenlijk businessplan dat is gericht aan [persoon4]. Uit deze stukken volgt dat beiden werden betrokken bij de plannen voor - uiteindelijk - Hairhold Lease.
Hij heeft ook verwezen naar e-mailcorrespondentie van 9 en 11 april 2010 tussen [persoon8] en [persoon4] (zie onder 2.9) waarbij [persoon8] een door Hairhold Lease aan ING Lease gerichte brief aan [persoon4] heeft toegezonden. In die brief wordt meegedeeld dat Wave zich niet gebonden acht aan de Overeenkomst wederkerige hoofdelijkheid. [persoon4] heeft daarop gereageerd met de opmerking dat de brief heel duidelijk lijkt. Hij heeft daarover tijdens de comparitie van 6 maart 2013 weliswaar verklaard dat hij over die alinea heen heeft gelezen, maar die omissie kan niet worden toegerekend aan [eiser].
[eiser] heeft verder verwezen naar de aan Hairhold Benelux ter attentie van [persoon1] gerichte brief d.d. 3 maart 2011 van ING Lease (zie onder 2.11) waarin melding wordt gemaakt van de verbondenheid van Hairhold Benelux als medeschuldenaar en waarin staat dat [persoon1] geen kennis heeft genomen van eerdere correspondentie, niet is geïnteresseerd in de eerder door ING Lease toegezonden brieven en niet bereid is een e-mailadres te geven voor het doorsturen van kopieën van de correspondentie. Hieruit volgt dat [persoon1] niet van de concrete afspraken op de hoogte wilde zijn.
Tot slot heeft [eiser] verwezen naar een cijfermatig overzicht (zie onder 2.8) dat onder meer was bestemd voor [persoon2], destijds bestuurder van Wave. Daarin staat dat het faillissement van de distributeur van Panatta ertoe heeft geleid dat Wave door ING en Siemens is aangesproken op de afgegeven garantie. Nu daarin staat dat een bepaald onderwerp moet worden opgenomen in de begroting over 2010, is dit stuk kennelijk in 2009 opgesteld, zodat [persoon2] geacht moet worden uiterlijk op het moment van lezing en bespreking in 2009 bekend te zijn met de door Wave ten aanzien van de schulden van Hairhold Lease aangegane verplichtingen.
Uit dit alles is af te leiden dat de voorzitter van de Raad van Commissarissen en de andere bestuurders van Wave zijn geïnformeerd over Hairhold Lease; vóór de oprichting over de ontwikkelingen en plannen en na de oprichting onder meer over de financiële ontwikkelingen. Gelet daarop houdt de rechtbank het ervoor dat [eiser] de Overeenkomst wederkerige hoofdelijkheid niet voor de Raad van Commissarissen en de andere bestuurders van Wave heeft verzwegen.
Tot dat oordeel komt de rechtbank ook ten aanzien van de hoofdelijke verbondenheid van Wave voor vorderingen van Siemens Lease op Hairhold Lease. In het vonnis van de rechtbank Den Haag sector kanton van 2 mei 2011 staat dat Wave de overeenkomsten tussen Siemens Lease en Hairhold Lease als garant heeft getekend, maar Wave heeft niet onderbouwd dat [eiser] dit heeft verzwegen voor de Raad van Commissarissen en de andere bestuurders van Wave. Dit had wel op haar weg gelegen. Nu zij dit heeft nagelaten zal zij niet worden toegelaten tot bewijslevering.
Ook met betrekking tot de hoofdelijke verbondenheid van Wave voor vorderingen van Panatta heeft Wave onvoldoende concrete omstandigheden aangevoerd.
4.12.2.
Wave heeft nog een Expertiserapport van twee forensisch schrift-experts in het geding gebracht waarin staat dat de onder de Overeenkomst wederkerige hoofdelijkheid geplaatste handtekening van [persoon1], als vertegenwoordiger van Hairhold Benelux, naar overtuiging van de experts vals is. Echter, ook indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat de handtekening van [persoon1] niet door hem is geplaatst, kan dit zonder onderbouwing - die niet is gegeven - niet tot de conclusie leiden dat [eiser] zijn taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld.
4.12.3.
Verder volgt de rechtbank Wave niet in haar standpunt dat Wave geen belang had bij de leaseactiviteiten van Hairhold Lease. Hairhold Lease is een met Wave verbonden vennootschap omdat Hairhold Europe één van haar aandeelhouders is, terwijl Hairhold Europe wordt bestuurd door Hairhold Benelux, de enig aandeelhouder van Wave. Deze verbondenheid kan ook het ontbreken van een vergoeding verklaren.
Dat ook de directie de mening was toegedaan dat de activiteiten van Hairhold Lease van belang waren voor Wave volgt uit de omstandigheid dat de ontwikkelingen bij Hairhold Lease / Panatta zijn besproken tijdens een directievergadering van 23 augustus 2010 en zijn vermeld in een uit 2009 daterend cijfermatig overzicht.
Zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - leidt de handelwijze van [eiser] waarbij hij ervoor gezorgd heeft dat Wave zich hoofdelijk aansprakelijk stelde voor verplichtingen van Hairhold Lease, er niet toe dat hij als bestuurder aansprakelijk is. Overigens rijst uit hetgeen beide partijen naar voren hebben gebracht het beeld op dat het bestuur (en de Raad van Commissarissen) van Wave een achteraf te optimistische inschatting heeft gemaakt van de kansen van Hairhold Lease.
Het standpunt van Wave dat zij geen enkele schuld had aan deze vennootschappen, is gelet op het voorgaande onjuist.
4.13.
Wave heeft voorts aangevoerd dat [eiser] een lening die Wave wegens liquiditeitskrapte was aangegaan heeft gebruikt om schulden van Hairhold Lease te betalen. Volgens [eiser] is dit gebeurd in overleg met, en met instemming van [persoon1]. Dat [eiser] regelmatig overleg voerde met [persoon1] is op te maken uit een op DVD vastgelegd gesprek tussen hen beiden d.d. 6 april 2011. Zij bespraken toen de ontwikkelingen met betrekking tot Wave en Panatta. [persoon1] heeft in dat gesprek gezegd dat [eiser] zijn aandacht op Panatta moest richten, de vennootschap gered moest worden, zij de slag met ING bank misschien zouden winnen en dat [eiser] moest laten blijken dat Wave verplichtingen was aangegaan. De rechtbank leidt hieruit af dat [persoon1] van de gang van zaken rondom de lening op de hoogte was; hij klinkt tijdens het opgenomen gesprek op geen enkel moment verbaasd over de financiële stand van zaken.
4.14.
Wave heeft voorts aangevoerd dat [eiser] tegenover de registeraccountant heeft verzwegen dat Wave verplichtingen had omdat zij zich hoofdelijk aansprakelijk had gesteld voor verplichtingen van Hairhold Lease. [eiser] heeft erkend dat die verplichting niet in de jaarrekening over 2009 is opgenomen. Wave heeft echter niet aangevoerd welke schade het gevolg is van de verweten verzwijging. Zij heeft juist gesteld dat Wave schade heeft geleden omdat zij op grond van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor verplichtingen van Hairhold Lease is aangesproken tot betaling. Dit laatste volgt uit het vonnis van de rechtbank Den Haag sector kanton van 2 mei 2011 (zie onder 2.16) en het vonnis van deze rechtbank van 7 mei 2014 (zie onder 2.23). De gestelde schade zou ook geleden zijn als de verplichtingen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wel in de jaarrekening zouden zijn opgenomen.
Ook met betrekking tot het verwaarlozen van het debiteurenbeheer heeft Wave niet gesteld welke schade daaruit voortvloeit. Daarom houdt de rechtbank het ervoor dat causaal verband tussen het handelen van [eiser] en de gestelde schade ontbreekt. De vordering is niet op deze grond toewijsbaar.
4.15.
Wave heeft voorts betoogd dat [eiser] niet heeft meegewerkt aan het onderzoek na 24 maart 2011 en het beperken van de schade voor Wave en aan Wave schade heeft toegebracht door zich na zijn schorsing negatief uit te laten over haar. Wave heeft ook met betrekking tot deze verwijten niet aangegeven dat hierdoor schade is ontstaan. De vordering is wegens het ontbreken van causaal verband tussen de verweten gedragingen en de gestelde schade, niet toewijsbaar.
4.16.
Op grond van al het voorgaande in reconventie houdt de rechtbank het ervoor dat [eiser] zijn taak niet onbehoorlijk heeft vervuld. De daarop gerichte verklaring voor recht zal worden afgewezen. Ook de gevorderde verklaring voor recht dat aan Wave een opschortingsbevoegdheid toekomt totdat [eiser] de schade volledig heeft voldaan zal worden afgewezen.
4.17.
In afwachting van de in conventie gegeven bewijsopdracht en te nemen aktes zal iedere beslissing worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
draagt Wave op te bewijzen dat [eiser] toen hij zich op 7 april 2011 ziek meldde wist dat het voornemen bestond hem te ontslaan omdat de advocaat van Wave hem dit op 6 april 2011 telefonisch had meegedeeld;
5.2.
bepaalt dat indien Wave dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125, voor de rechter mr C. Sikkel;
5.3.
bepaalt dat Wave, indien deze getuigen wil laten horen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank - Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 010 2972518 - de namens hem/haar te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden juni 2015 tot en met oktober 2015 moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
5.4.
bepaalt dat [eiser], indien deze getuigen in contra-enquête wil voorbrengen, bij de opgave van verhinderdata rekening moet houden met de in dat kader (vermoedelijk) te horen getuigen; voor contra-enquête zal een dag/dagen en uur worden gereserveerd na de voor het getuigenverhoor bepaalde dag en tijd;
5.5.
bepaalt dat Wave, indien deze het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, het voornemen hiertoe binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank - Administratie haven en handel, afdeling roladministratie, kamer E12.55, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 010 2972517 - en aan de wederpartij moet opgeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
5.6.
bepaalt dat [eiser] de hiervoor onder 4.9 bedoelde notitie uiterlijk vier weken voor het eerste getuigenverhoor moet indienen, waarna Wave daarop uiterlijk twee weken later kan reageren;
5.7.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle overige beschikbare bewijsstukken, voor zover nog niet in het geding gebracht, aan de rechtbank - Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 010 2972518 - en de wederpartij moeten toesturen;
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie
5.9.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2015.
2066 / 1573