V-N Vandaag 2019/2216
Toch immateriëleschadevergoeding bij gering financieel belang en ‘no cure no pay’
HR 04-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1510
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 oktober 2019
- Zaaknummer
18/05336
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Proceskostenvergoeding
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1510, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑10‑2019
- Wetingang
Essentie
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden getuigt het oordeel van de rechtbank van een onjuiste rechtsopvatting. In de beroepsfase is de redelijke termijn met afgerond dertien maanden overschreden, zodat de heer X recht heeft op een immateriëleschadevergoeding van € 1500. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Samenvatting
De heer X maakt bezwaar tegen de voldoening van BPM op eigen aangifte. Bij uitspraak op bezwaar wordt de BPM verminderd tot € 2430. Op de zitting wordt een compromis gesloten waardoor de heffing verder wordt verminderd tot € 2275. In geschil is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.