Hof Leeuwarden, 18-11-2002, nr. 24-000365-01
ECLI:NL:GHLEE:2002:AF0653
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
18-11-2002
- Zaaknummer
24-000365-01
- LJN
AF0653
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2002:AF0653, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 18‑11‑2002; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2004:AO7053
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2004:AO7053
Uitspraak 18‑11‑2002
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
Parketnummer: 24-000365-01
Arrest d.d. 18 november 2002 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen d.d. 12 april 2001 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte, mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De arrondissementsrechtbank te Groningen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, één en ander als in het vonnis nader omschreven.
Aanwending van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn d.d. 23 april 2001 respectievelijk d.d. 13 april 2001 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 4 november 2002 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
Telastelegging
De raadsman heeft ter 's hofs terechtzitting d.d. 4 november 2002 opnieuw betoogd dat de dagvaarding met betrekking tot feit 2 nietig dient te worden verklaard, om dezelfde redenen als die hij ter 's hofs terechtzitting d.d. 22 januari 2002 heeft aangevoerd. Het hof verwerpt dit verweer op de gronden als vermeld in het proces-verbaal van de zitting van 22 januari 2002. Ter zitting van 4 november 2002 heeft de raadsman er bovendien mee ingestemd dat al hetgeen op die datum is geschied, zal worden geacht ter 's hofs terechtzitting d.d. 4 november 2002 te zijn geschied.
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding, waarin de door de eerste rechter toegelaten wijzigingen/nadere omschrijving van de feiten 1 en 2 zijn aangebracht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. Het in de vordering nadere omschrijving telastelegging opgenomen feit 3 heeft het hof ter terechtzitting van 22 januari 2002 afgewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezenverklaard dat:
- 1.
primair:
hij in de periode van 5 september 1999 tot en met 6 september 1999 in de arrondissementen Groningen en Assen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden met het oogmerk anderen te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], te dwingen iets te doen, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander,
- -
die [slachtoffer 1] onder valse voorwendselen in een auto gelokt en
- -
die [slachtoffer 1] meegenomen naar een woning te Nieuw Amsterdam, gemeente Emmen en
- -
die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Je moet je kop houden", en
- -
die [slachtoffer 1] in zijn gezicht gestompt en
- -
die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 1] de beide benen zou(den) breken en die [slachtoffer 1] met een scheermes over zijn lichaam zou(den) snijden en/of
- -
die [slachtoffer 1] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de mond geduwd en
- -
die [slachtoffer 1] vastgepakt en vastgehouden en die [slachtoffer 1] aan de haren getrokken en
- -
met een mes snijdende bewegingen naar die [slachtoffer 1] gemaakt en
- -
die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader 5000 DM van die [slachtoffer 1] wilde(n) hebben en dat die [slachtoffer 1] zich moest uitkleden en
- -
die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd in een gat onder de vloer en in een kamer van een woning aan de [adres] te Nieuw Amsterdam opgesloten en
- -
die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd dat hij en/of die [slachtoffer 1] moest(en) betalen of anders ging die [slachtoffer 1] weer in het gat onder de vloer en kreeg die [slachtoffer 1] geen eten en zou die [slachtoffer 1] net zo lang onder de vloer blijven tot dat er betaald zou worden en dat die [slachtoffer 2] met die 5000 DM naar het station in Groningen moest komen om die 5000 DM aan een blonde vrouw te overhandigen;
- 2.
hij in of omstreeks de maand februari 2000 te Kerk Avezaath, gemeente Buren opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 4], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte met dat opzet
- -
die [slachtoffer 4] naar een inloopkast van een woning aan de [adres] te Kerk Avezaath geduwd en
- -
vervolgens die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd dat zij in het gat/kruipruimte onder de vloer moest stappen en dat zij haar jas uit moest doen en
- -
die [slachtoffer 4] gedurende enige tijd in dat/die gat/kruipruimte onder de vloer in die woning gelegen aan de [adres] te Kerk Avezaath opgesloten en
- -
aldus die [slachtoffer 4] in haar bewegingsvrijheid belemmerd en
- -
die [slachtoffer 4] aan haar haren uit het gat/kruipruimte onder de vloer getrokken en
- -
met zijn, verdachtes, knieën op de borstkas van die [slachtoffer 4] gezeten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en onder 2 meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1 primair: medeplegen van gijzeling;
feit 2: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De arrondissementsrechtbank te Groningen heeft de verdachte ter zake van drie feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Verdachte is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Ter terechtzitting van 4 november 2002 heeft de advocaat-generaal, rekening houden met het feit dat het hof op 22 januari 2002 de dagvaarding met betrekking tot feit 3 nietig heeft verklaard, welke beslissing geacht moet worden te zijn overgenomen (zie hiervoor), gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden.
Het hof heeft in hoger beroep - op basis van een bewezenverklaring ter zake van het onder 1 primair en 2 telastegelegde - de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en op grond van de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zodanig ernstige strafbare feiten dat alleen een gevangenisstraf van zeer lange duur een gepaste bestraffing is.
Het hof tilt zeer zwaar aan de nietsontziende en gewelddadige wijze waarop verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd. Zo hebben verdachte en diens mededaders niet geschuwd messen en vuurwapens te gebruiken althans met het gebruik daarvan te dreigen.
Verdachte heeft geen enkel ontzag voor de lichamelijke integriteit of het zelfbeschikkingsrecht van zijn slachtoffers getoond. Verdachte heeft naast het voornoemde geweld ook op andere wijzen zeer intimiderend opgetreden en heeft de slachtoffers op zeer laakbare wijze behandeld.
Op grond van al het vorenoverwogene - in onderling verband bezien - vanuit een oogpunt van normhandhaving, teneinde te voorkomen dat verdachte zich opnieuw aan een strafbaar feit als het onderhavige schuldig zal maken en om de maatschappij tegen zijn misdadig handelen te beveiligen, is het hof van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van vier jaren en zes maanden.
Benadeelde partij
Nu uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich niet in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, is zij daartoe onbevoegd in het geding in hoger beroep en dient zij in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 282 en 282a van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart het verdachte als voormeld onder 1 primair en onder 2 telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en onder 2 meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Poelman, voorzitter, Van der Meer en Elders, in tegenwoordigheid van Van Jaarsveld als griffier, zijnde mr. Elders voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.