RFR 2010, 42
Familieprocesrecht. Misverstand omtrent uitstel mondelinge behandeling. Had het hof uit het niet verschijnen van partijen mogen concluderen dat partijen niet volhardden in hun standpunten?
HR 29-01-2010, ECLI:NL:PHR:2010:BK5014
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 januari 2010
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven, F.B. Bakels
- Zaaknummer
08/04442
- Conclusie
A-G Huydecoper
- LJN
BK5014
- JCDI
JCDI:ADS874234:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BK5014, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑01‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BK5014, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑01‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑10‑2008
- Wetingang
Rv art. 88 lid 4 jo. 261, 279; Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven art. 2.4.1, 2.4.7
Essentie
Familieprocesrecht.
Misverstand omtrent uitstel mondelinge behandeling. Had het hof uit het niet verschijnen van partijen mogen concluderen dat partijen niet volhardden in hun standpunten?
Samenvatting
In eerste aanleg bepaalde de rechtbank dat het kind zijn hoofdverblijf bij vader zou hebben en dat er een uitgebreide omgangsregeling met moeder zou zijn. De vader was het niet eens met deze beschikking en stelde hoger beroep in. Moeder stelde incidenteel appel in. Het hof plande vervolgens een mondelinge behandeling, waarop geen van partijen verscheen en evenmin hun advocaten. Navraag leerde het hof dat de advocaat van vader om uitstel van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.