Hof Arnhem-Leeuwarden, 25-06-2013, nr. 200.015.508
ECLI:NL:GHARL:2013:CA3542, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
25-06-2013
- Zaaknummer
200.015.508
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:CA3542, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 25‑06‑2013; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBUTR:2008:BD6001, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2013-0669
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0669
Uitspraak 25‑06‑2013
Inhoudsindicatie
Ontslag op staande voet wielrenner. Onverwijld gegeven ontslag? Dringende reden? Schadeplichtigheid. Kennelijk onredelijke opzegging?
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
nevenzittingsplaats Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.015.508
(zaaknummer rechtbank 557845)
arrest van de derde kamer van 25 juni 2013
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. A.W. Brantjes,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Rabo Wielerploegen B.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
hierna: Rabo,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff.
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 19 juni 2012 hier over.Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor dat op 12 november 2012 aan de zijde van Rabo heeft plaatsgevonden;
- het proces-verbaal van het tegengetuigenverhoor dat op 18 december 2012 aan de zijde van [appellant] heeft plaatsgevonden;- het proces-verbaal van de voortzetting van het tegengetuigenverhoor dat op 7 maart 2013 aan de zijde van [appellant] heeft plaatsgevonden;- de akte overlegging producties aan de zijde van [appellant];
- de memorie na gehouden getuigenverhoren, tevens antwoordakte aan de zijde van Rabo;
- de memorie van antwoord na enquête aan de zijde van [appellant].
1.2
Het hof had reeds ter zitting van 7 maart 2013 arrest bepaald op heden.
2. De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1
Het hof heeft in het tussenarrest van 19 juni 2012 Rabo toegelaten te bewijzen dat het ontslag op staande voet van [appellant] op 26 juli 2007 onverwijld is gegeven, in het bijzonder dat zij pas op 25 juli 2007 bekend werd met het feit dat [appellant] onjuiste informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 had verstrekt.
2.2 In het getuigenverhoor aan de zijde van Rabo op 12 november 2012 zijn als getuigen gehoord [K] (hierna: [K]), [R], [B],[L] en [P] (hierna: [P]). Alleen [B] was ten tijde van zijn verhoor als getuige in dienst van Rabo.
2.3
In het tegengetuigenverhoor aan de zijde van [appellant] op 18 december 2012 zijn als getuigen gehoord [appellant] en [H] (hierna: [H]). In de voortzetting van het tegengetuigenverhoor aan de zijde van [appellant] op 7 maart 2013 zijn als getuigen gehoord [M] (hierna: [M]), [A] (hierna: [A]), [R] en [appellant].
2.4
Het hof heeft in een bijlage, die aan dit arrest zal worden gehecht, per onderwerp de essentie van de relevante getuigenverklaringen weergegeven.
Inleidende opmerkingen
2.5
Na het getuigenverhoor aan de zijde van Rabo op 18 december 2012 hebben verschillende (oud) professionele wielrenners in het openbaar bekend gemaakt dat zij in het verleden voorafgaande en tijdens wielerwedstrijden, zoals bijvoorbeeld de Tour de France, diverse vormen van doping hebben gebruikt. De eerste “bekentenis” op dit punt is gedaan in Amerika door[LA] op 17 januari 2013 tijdens een televisie interview. In Europa zijn vervolgens bekentenissen gevolgd door (oud) Rabo wielrenners, onder andere[DN] op 19 januari 2013, [TD] (hierna: [TD]) op 23 januari 2013, [appellant] op 31 januari 2013 en [MB] (hierna: [MB]) op 6 maart 2013. In de loop van het geding in hoger beroep is de aandacht verschoven naar de heimelijke en wijd verbreide cultuur van dopinggebruik in de professionele wielersport. Het feit dat [appellant] opnieuw zichzelf en [R] - ditmaal echter in het tegengetuigenverhoor aan de zijde van [appellant] op 7 maart 2013 - als getuigen heeft laten horen, ligt in het verlengde daarvan. Ook mr. Brantjes heeft desgevraagd verklaard dat het opnieuw laten horen van deze getuigen is geschied naar aanleiding van de dopingbekentenis van [appellant].
2.6
Het hof benadrukt echter, dat het in deze zaak gaat om de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet dat Rabo op 26 juli 2007 aan [appellant] heeft verleend. De reden(en) voor dit ontslag op staande voet was/waren - kort gezegd - dat [appellant] volgens Rabo in strijd met de geldende regels (van UCI en zijn arbeidsovereenkomst) belangrijke onjuiste informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 had verstrekt, te weten dat hij, voorafgaande aan de door Rabo (in de periode van 25 tot en met 29 juni 2007) georganiseerde training in de Pyreneeën, in Mexico verbleef om zich op de Tour de France voor te bereiden, terwijl dit ten aanzien van tenminste één dag (13 juni 2007) niet het geval was. Het hof verwijst naar rechtsoverweging 5.2 van het tussenarrest van 19 juni 2012.
2.7
[appellant] maakte sedert september 2005 deel uit van de Registered Testing Pool (RTP). Hij was verplicht op grond van de Anti Doping Rules van de UCI Cycling Regulations nauwkeurige informatie omtrent zijn verblijfplaats (“accurate whereabouts information”) te verstrekken teneinde zogenaamde “Out-of Competition-Testing” te kunnen laten plaatsvinden, dit om op (verboden) dopinggebruik te controleren en dit tegen te gaan. Hierbij is van belang dat wanneer een wielrenner geen of onjuiste informatie (heeft) verstrekt met betrekking tot zijn verblijfplaats, hij zich op deze wijze aan deze dopingcontroles kan onttrekken, zodat niet kan worden vastgesteld of hij daadwerkelijk doping (heeft) gebruikt.
2.8
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en mede gelet op de reden(en) die Rabo aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd en op de inhoud van het aan Rabo opgedragen bewijs, zal het hof de aandacht die namens [appellant] is gevraagd voor de recente ontwikkelingen rondom het dopinggebruik en de dopingbekentenis van [appellant] dan ook bij de beoordeling buiten beschouwing laten. De omstandigheid dat [appellant] heeft bekend doping te hebben gebruikt, staat in deze zaak los van de vraag waar precies hij in de maand juni 2007, voorafgaande aan de start van de Tour de France, heeft verbleven.
Heeft Rabo het ontslag onverwijld gegeven? Grief I in het incidenteel hoger beroep 2.9 Na de hiervoor vermelde inleidende opmerkingen zal het hof thans beoordelen of Rabo erin is geslaagd te bewijzen dat het ontslag op staande voet van [appellant] op 26 juli 2007 onverwijld is gegeven, in het bijzonder dat zij pas op 25 juli 2007 bekend werd met het feit dat [appellant] onjuiste informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 had verstrekt. De vraag of Rabo dit bewijs heeft geleverd, dient te geschieden aan de hand van alle bewijsmiddelen die voorhanden zijn, waarbij de ten overstaan van de meervoudige kamer van het hof afgelegde getuigenverklaringen een doorslaggevende rol spelen. Het is niet uitgesloten dat de getuigenverklaringen niet in alle opzichten een getrouw beeld vormen van hetgeen zich in werkelijkheid heeft voorgedaan. Echter de getuigen hebben - onder ede - verklaard zoals in de processen-verbaal van de verhoren is opgenomen, zodat het hof de inhoud van de verklaringen van de getuigen als uitgangspunt neemt. 2.10 [appellant] voert terecht in zijn memorie na enquête aan dat de bewijslast (en daarmee het bewijsrisico) bij Rabo ligt en dat het niet aan hem is om te bewijzen dat Rabo ervan op de hoogte was dat hij niet in de maand juni 2007 in Mexico zat. Bij de beoordeling van de vraag of Rabo pas op 25 juli 2007 bekend werd met het feit dat [appellant] onjuiste informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni heeft verstrekt, ontkomt het hof er niet aan om in die beoordeling te betrekking of Rabo al op (een) eerder(e) tijdstip(pen) wist, althans had kunnen weten, dat [appellant] tot 25 juni 2007 niet in Mexico had verbleven. Het hof verwijst naar de weergave van de kern van het standpunt van Rabo aan het begin van rechtsoverweging 5.21 van het tussenarrest van 19 juni 2012 en naar de conclusie van [appellant] die de kern vormt van zijn verweer, zoals vermeld aan het slot van rechtsoverweging 5.22 van dat arrest.
het reilen en zeilen van de Rabo Wielerploeg (in 2007) 2.11 [appellant] maakte van 1 januari 2003 tot 26 juli 2007 deel uit van de in binnen- en buitenland bekende Rabo wielerploeg. Zijn positie als beroepsmatig topsporter bracht mee dat hij onregelmatige werktijden had en zware arbeidsomstandigheden. Hij had een hoog inkomen uit zijn arbeidsovereenkomst dat werd aangevuld met bonussen, premies, inkomsten uit sponsorcontracten. [appellant] had een hoge publieke status, maar ook een hoog afbreukrisico. Die omstandigheden brengen geen verandering in het feit dat tussen [appellant] en Rabo een arbeidsovereenkomst gold, waarop Nederlands recht van toepassing is verklaard. Dit brengt mee dat op dit geschil het arbeidsrecht van een “normale” werknemer moet worden toegepast. Daarbij zijn de volgende bepalingen in de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst en in het daarvan deel uitmakende UCI Reglement van belang, die het hof reeds als vaststaande feiten in de rechtsoverwegingen 4.4. en 4.6 van het tussenarrest van 19 juni 2007 heeft vermeld en die het hof hier (gedeeltelijk) herhaalt: - artikel 9 lid 3 van de arbeidsovereenkomst:
“ The cyclist decides on and assumes own responsibility for the formulation and performance of his training & condition programme. The cyclist’s training & condition programme is not part of the duties instructed by the employer, as referred to in Article 5. The cyclist can at his own initiative make use of the employer’s expertise in various areas.” - hoofdstuk V van de Anti Doping Rules van UCI op grond waarvan [appellant] verplicht was aan de Anti Doping Commission “accurate whereabouts information” te verschaffen, welke informatie uiterlijk twee weken voorafgaande aan ieder kwartaal moest worden verstrekt en diende te behelzen de plaatsen en tijden waar de renner verbleef, trainde en deelnam aan wedstrijden; - artikel 80 van het UCI reglement:
“Should a Rider’s plans change from those originally submitted of the whereabouts information forms, the Rider shall immediately send updates of all information required in the form so that it is current at all times.”
2.12 Met betrekking tot de Rabo wielerploeg en de wijze waarop deze ploeg in de aanloop naar de Tour de France in 2007 heeft gefunctioneerd, hebben zowel de getuigen aan de zijde van Rabo als de getuigen aan de zijde van [appellant] in grote lijnen het volgende beeld geschetst. De Rabo wielerploeg was samengesteld uit wielrenners van verschillende nationaliteiten, die woonachtig waren in verschillende landen en zelfs op verschillende continenten. Omstreeks januari 2007 heeft een trainingsbijeenkomst plaatsgevonden waar de meeste renners en in ieder geval ook de ploegleider [B] aanwezig waren. Tijdens die bijeenkomst zijn onder andere afspraken gemaakt voor een gemeenschappelijke training die van 25 juni tot en met 29 juni 2007 in de Pyreneeën zou plaatsvinden. Voor het overige stelde het merendeel van de renners een individueel trainingsprogramma vast. Sommige renners hadden meer begeleiding nodig van de ploegleider dan anderen. Met jongere renners had de ploegleider meer contact dan met oudere, dat wil zeggen, ervaren renners. [appellant] was een ervaren renner. Hij was een van de renners van wie het vanaf het begin van 2007 duidelijk was dat hij in dat jaar aan de Tour de France zou deelnemen (naast [MC] en [MB]).
2.13
[appellant] heeft als getuige verklaard dat hij zijn eigen trainingsprogramma maakte, geheel in lijn met artikel 9.3 van de arbeidsovereenkomst (zie rechtsoverweging 2.11). Dat deed hij in de loop van het jaar, afhankelijk van de wedstrijden die hij reed. In januari 2007 heeft [appellant] aangegeven welke wedstrijden hij wilde gaan rijden (de laatste daarvan was de Giro d’Italia, die van 12 mei 2007 tot en met 3 juni 2007 werd verreden). [appellant] heeft tijdens de bijeenkomst in januari 2007 niet concreet aangegeven waar hij zou gaan trainen. Ook [B] heeft als getuige bevestigd dat [appellant] iemand was die heel individueel trainde en zijn eigen plan trok. Dit sluit ook aan bij de getuigenverklaring van [R], die [appellant] als een ervaren renner heeft beschreven.
E-mail van 24 april 2007 van [appellant] aan [B] en e-mail van 30 april 2007 van [R] aan [appellant] 2.14 Met betrekking tot de beoordeling van de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven, zal het hof diverse aspecten in beschouwing nemen, waaronder als eerste deze e-mails.
2.15
Het hof heeft in rechtsoverweging 4.9 van het tussenarrest van 19 juni 2007 als vaststaand feit vermeld dat Rabo in de periode van 25 tot en met 29 juni 2007 een training heeft georganiseerd in de Pyreneeën, waarbij ook [appellant] aanwezig was. Op 24 april 2007 zijn de e-tickets voor de vlucht op 25 juni 2007 van Verona via München naar Bilbao en de informatie waar de papieren tickets kunnen worden afgehaald per e-mail doorgegeven door de ploegleider/directeur van Rabo, [B]. [appellant] heeft daarop per e-mail van dezelfde datum geantwoord:
“Looks good to me. Are you coming as well?
I prefer if we can keep the trip quite, as I am supposed to be in Mexico at the time”.
Bij e-mail van 30 april 2007 heeft [R], directeur van Rabo in reactie op deze e-mail aan [appellant] laten weten:
“I want to let you know that as employer I urge you to provide the controlling bodies with the correct whereabouts information! If you want to go training in Mexico just go ahead, it is out of the question that your employer is going to cooperate in some cover up operation. The responsibility in this matter is completely yours”.
In een daarop volgend telefoongesprek tussen [appellant] en [R], heeft [appellant] meegedeeld dat het hem erom ging de pers te ontlopen.
2.16 Met betrekking tot hetgeen is verklaard ten aanzienvan deze e-mailwisseling verwijst het hof naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaringen onder 1 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht.
2.17
[B] heeft de e-mail van 24 april 2007 van [appellant] aan hem als een vreemde mail gekwalificeerd. Hij heeft deze naar [R] doorgestuurd om af te handelen. Uit de contacten tussen [B] en [R] kwam duidelijk naar voren dat [appellant] de voorbereidingen in Mexico zou gaan doen en dat [appellant] zou zorgen voor goede, naar het hof begrijpt, juiste whereabouts. Het trainingskamp in de Pyreneeën moest stilgehouden worden, volgens [R] voor de pers, aldus [B]. Ook [R] heeft als getuige verklaard dat [appellant] zijn training in de Pyreneeën voor de pers stil wilde houden en voorts dat uit de contacten over en weer naar voren kwam dat [appellant] eerst zou trainen in Mexico, dat hij daarna zou terugkomen voor de training in de Pyreneeën en dat hij zou zorgen voor juiste whereabouts. [R] heeft in zijn e-mail van 30 april 2007 het woord cover-up genoemd. Met betrekking tot dat woord heeft [R] als getuige verklaard dat hij, naar het hof begrijpt, [appellant] erop heeft gewezen dat hij, [appellant], moest zijn waar hij zei dat hij was, dat [R] niet zou meewerken aan een gefingeerde plaats waar [appellant] zou gaan trainen, en dat [appellant] hem verzekerde dat dat niet het geval zou zijn. [R] heeft dit nog eens uitdrukkelijk, bij wijze van waarschuwing, aan [appellant] in zijn e-mail van 30 april 2007 bevestigd. Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [B] en [R] op essentiële punten op elkaar aansluiten. Op grond van deze verklaringen oordeelt het hof, dat [B] en/of [R] ervan mocht(en) uitgaan dat [appellant] naar Mexico zou gaan voorafgaande aan de training in de Pyreneeën.
2.18
Volgens [appellant] daarentegen was eind april 2007 wel bij Rabo (het begin van) de wetenschap dat hij nooit in Mexico zou gaan trainen aanwezig. Dit moet worden afgeleid uit de bewoordingen “as I am supposed to be in Mexico at the time” in zijn e-mail van 24 april 2007 aan [B] en uit de bewoordingen “it is out of the question dat your employer is going to cooperate in some cover up operation” in de e-mail van 30 april 2007 van [R] aan hem.
2.19
In dit verband heeft [appellant] als getuige verklaard dat zijn eerdergenoemde e-mail aan [B] een reminder was dat [B] niet moest vertellen dat hij niet in Mexico was (bedoeld zal zijn: zou gaan). Dit staat naar het oordeel van het hof echter niet in deze e-mail vermeld en kan daaruit ook niet worden afgeleid. Volgens [appellant] heeft hij die reminder aan [B] gestuurd met het oog op mogelijke vragen aan [B] over wie er wel of niet mee zou doen aan de Tour de France en hoe de voorbereidingen zouden worden getroffen. Een reminder, zonder enige concrete aanleiding, acht (ook) het hof niet begrijpelijk. De verklaring van [appellant] op dit punt is dan ook weinig geloofwaardig, zodat het hof aan deze verklaring voorbij gaat.
2.20
Uit de getuigenverklaring van [appellant] blijkt voorts niet op grond waarvan [R] uit de eerdergenoemde e-mail van [appellant] aan [B] had moeten afleiden dat [appellant] niet naar Mexico zou gaan. [appellant] heeft verklaard dat “Mexico” tijdens het telefoongesprek dat plaatsvond na de ontvangst door [R] van zijn e-mail aan [B], aan de orde is geweest en dat [R] tegen hem heeft gezegd dat hij gewoon naar Mexico kon gaan. [appellant] heeft vervolgens verklaard zich niet meer te kunnen herinneren wat hij toen tegen [R] heeft gezegd, maar hij heeft [R] niet uit de droom geholpen, door duidelijk tegen [R] te zeggen dat hij helemaal niet van plan was om naar Mexico te gaan. Dat had hij, zo blijkt uit het vervolg van zijn verklaring, wel kunnen zeggen, maar dat heeft hij niet gedaan. Zijn daaropvolgende conclusie dat hij zich onmogelijk kon voorstellen dat [R] dacht dat hij naar Mexico zou gaan, is in strijd met hetgeen [R] volgens [appellant] zelf heeft verklaard.
2.21 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan aan de inhoud van de hiervoor vermelde e-mail wisseling geen aanwijzing worden ontleend dat Rabo eind april 2007 wist dat [appellant] niet in juni 2007 in Mexico zou verblijven.
Ontmoeting [B] en [appellant] op 6 juni 2007 in Bergamo 2.22 Het hof heeft in rechtsoverweging 4.10 van het tussenarrest van 19 juni 2012 als vaststaand feit vermeld dat [appellant] op 6 juni 2007 [B] in Italië (in Bergamo) heeft ontmoet.
2.23
Met betrekking tot hetgeen is verklaard ten aanzien van deze ontmoeting verwijst het hof naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaringen onder 2 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht.
2.24
In de recorded warning van 29 juni 2007 van UCI aan [appellant] staat vermeld dat [appellant] door middel van een brief aan UCI die op 8 juni 2007 vanuit Italië was gepost - en die UCI op 11 juni 2007 had ontvangen - UCI had bericht dat hij van 4 tot 12 juni 2007 in Mexico verbleef. Anders gezegd, ten tijde van de ontmoeting tussen [appellant] en [B] op 6 juni 2007 had [appellant] nog geen informatie met betrekking tot de precieze data van zijn verblijf in Mexico in de maand juni 2007 aan UCI verstrekt, terwijl [B] en/of [R], zo blijkt uit hun getuigenverklaringen, er op dat moment vanuit gingen dat [appellant] in Mexico zou gaan trainen. Ook[L] heeft als getuige verklaard dat hij er na de begeleidersvergadering, die plaatsvond na afloop van de Giro d’Italia, vanuit ging dat [appellant] naar Mexico zou gaan. Dat er tijdens de ontmoeting tussen [appellant] en [B] op 6 juni 2007 aanwijzingen waren dat [appellant] helemaal niet naar Mexico zou gaan, kan niet uit de getuigenverklaringen worden afgeleid. Aan Rabo kan in beperkte mate worden tegengeworpen dat zij na ontvangst van de recorded warning van 29 juni 2007 uit het oog heeft verloren dat de vermelding in de recorded warning dat [appellant] van 4 tot 12 juni 2007 in Mexico had verbleven, niet juist kon zijn, gelet op de ontmoeting tussen [B] en [appellant] op 6 juni 2007 in Bergamo. Daar staat echter tegenover dat, toen [R] [appellant] onderhield over de inhoud van de recorded warning, het op de weg van [appellant] had gelegen om, zeker gelet op de e-mail van 30 april 2007 van [R] aan hem, te vertellen hoe het in werkelijkheid zat met zijn verblijfplaatsen in de maand juni 2007. Dat heeft [appellant] nagelaten.
Toezending van de routes van de Alpenetappes op 16 juni 2007
2.25
Het hof heeft in rechtsoverweging 4.10 van het tussenarrest van 19 juni 2012 als vaststaand feit vermeld dat [appellant] op 15 juni 2007 aan [B] heeft verzocht hem de routes van de Alpenetappes toe te sturen en dat [R] die routes de dag erna (dus op16 juni 2007) naar [appellant] in Lazise (Italië) heeft gefaxt.
2.26
Met betrekking tot hetgeen is verklaard ten aanzien van de toezending van de routes van de Alpenetappes op 16 juni 2007 verwijst het hof naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaringen onder 3 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht.
2.27
Het enkele feit dat [R], naar aanleiding van een verzoek van [appellant] aan [B], op 16 juni 2007 de routes van de Alpenetappes naar een fax in Lazise heeft gestuurd, betekent niet dat [R] op dat moment wist, althans kon weten dat [appellant] op dat tijdstip niet in Mexico verbleef. [appellant] zelf heeft als getuige verklaard, dat hij dit faxnummer (van zijn fietsenwinkel in Italië) aan [B] had opgegeven als adres waar deze routes naar toe moesten worden gestuurd. In die zin acht het hof de verklaring van [R] dat hij deze routes gedachteloos naar dit faxnummer heeft gezonden, mede gelet op het feit dat er meer renners waren die om deze routes vroegen, geloofwaardig. Voorts is van belang dat gesteld noch gebleken is dat [appellant] aan Rabo heeft meegedeeld op welk moment hij in de Alpen zou gaan trainen en dat ook na afloop van de Pyreneeën training nog voldoende tijd was om de Alpenetappes te gaan trainen.Sms’je van [B] aan [appellant] op 24 juni 2007
2.28
Het hof heeft in rechtsoverweging 4.10 van het tussenarrest van 19 juni 2012 als vaststaand feit vermeld dat [B] aan [appellant] een sms’je met de volgende tekst heeft gestuurd:
“Training goes well?”
2.29
29 Met betrekking tot hetgeen is verklaard ten aanzien van dit sms’je verwijst het hof naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaringen onder 4 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht.2.30 [B] heeft als getuige verklaard dat dit sms’je betrekking had op training in het algemeen. Volgens [appellant] had dit sms’je betrekking op de training in de Alpen die hij net had volbracht en ten aanzien waarvan [B] wilde weten hoe deze was gegaan. De verklaringen staan haaks op elkaar. Mede gelet hierop biedt dit sms’je geen aanknopingspunt voor de verblijfplaats van [appellant] in de maand juni 2007.
Contacten Rabo en [appellant] tijdens de Pyreneeën training
2.31 Met betrekking tot hetgeen is verklaard ten aanzien van de contacten tussen Rabo en [appellant] tijdens de Pyreneeën training verwijst het hof naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaringen onder 5 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht. Vast staat dat [appellant] van 25 tot en met 29 juni 2007 in de Pyreneeën zou trainen en ook heeft getraind. Zowel [R] als [appellant] hebben als getuige verklaard dat zij telefonisch contact met elkaar hebben gehad in deze periode, waarbij aan de orde is geweest of [appellant] zijn verblijfplaats met betrekking tot deze periode had doorgegeven aan UCI. Zowel [R] als [appellant] hebben aan UCI doorgegeven dat [appellant] in die periode in de Pyreneeën trainde. Rabo heeft er - voor zover het de Pyreneeën training betrof - dus op toegezien dat de opgegeven verblijfplaats overeenstemde met de feitelijke verblijfplaats. Dit betekent niet dat Rabo wist dat [appellant] niet in Mexico was geweest. Het hof acht in dit verband van belang dat [R] als getuige heeft verklaard dat [appellant] in genoemd telefonisch contact tegen hem had gezegd dat hij terug was gekomen uit Mexico en was doorgegaan naar de Pyreneeën.
De recorded warning op 29 juni 2007 en de boete op 3 juli 2007
2.32
Met betrekking tot hetgeen is verklaard ten aanzien van de recorded warning verwijst het hof naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaringen onder 6 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht. Met betrekking tot hetgeen is verklaard ten aanzien van de boete verwijst het hof naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaringen onder 7 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht.
2.33
Uit de getuigenverklaringen van [R] en [appellant] blijkt dat [R] de recorded warning telefonisch met [appellant] heeft besproken. [R] heeft verklaard dat [appellant] hem ten aanzien van alle in de recorded warning vermelde punten een (het hof begrijpt) plausibele verklaring heeft verstrekt. De kern daarvan was dat de per post aan UCI verzonden informatie te laat was opgestuurd en/of te laat door UCI was ontvangen. [R] heeft voorts verklaard dat hij geen reden had om te twijfelen of [appellant] in juni 2007 in Mexico zat, omdat [appellant] dat altijd aan [R] had aangegeven. [appellant] heeft als getuige op vragen van het hof regelmatig ontwijkende antwoorden gegeven. Op één belangrijk punt echter sluit de verklaring van [appellant] aan bij die van [R]. Ook [appellant] spreekt over onjuistheden (het hof begrijpt: administratieve slordigheden), maar niet over onwaarheden, op één uitzondering na, te weten de ontmoeting die [appellant] met [B] op 6 juni 2007 in Bergamo heeft gehad. Ten aanzien van die ontmoeting verwijst het hof naar hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 2.22 tot en met 2.24 is overwogen.
2.34
Met betrekking tot deze recorded warning is voorts van belang dat deze niet refereert aan het feit dat [appellant] in juni 2007 niet in Mexico is geweest.
2.35
Anders dan [appellant] in zijn memorie van antwoord na enquête heeft aangevoerd, is niet van belang dat in de recorded warning is vermeld dat hij aan UCI had opgegeven dat hij tot 28 juni 2007 in Mexico zou blijven en dat deze informatie niet juist was omdat hij tenminste op 26 juni 2007 in Italië terug was. Uit de recorded warning blijkt dat [appellant] op 12 juni 2007 een brief aan UCI vanuit Mexico heeft gepost om UCI te informeren dat hij tot 28 juni 2007 in Mexico zou verblijven. UCI heeft de brief van [appellant] op 29 juni 2007 ontvangen en op diezelfde datum de recorded warning aan [appellant], met een afschrift aan Rabo, gezonden. Het hof verwijst naar het telefoongesprek dat [R] en [appellant] hebben gevoerd tijdens de Pyreneeën training (zie rechtsoverweging 2.31). Naar aanleiding van dat telefoongesprek heeft (ook) [appellant] een update van zijn verblijfplaats aan UCI verstrekt. [appellant] heeft als getuige met betrekking tot deze update van zijn whereabouts een gedetailleerde verklaring afgelegd, te weten dat hij deze update op 26 juni 2007 naar zijn huis heeft gestuurd, omdat hij geen faxnummer van UCI had, en dat zijn vrouw deze update de 27e, na middernacht, aan UCI heeft doorgestuurd. Gelet op het voorgaande moet worden aangenomen dat toen [appellant] en Rabo de recorded warning van 29 juni 2007 ontvingen, de vermelding in de recorded warning dat [appellant] tot 28 juni 2007 in Mexico zou verblijven, achterhaald was door de hiervoor vermelde update van de whereabouts door zowel [appellant] als [R]. Voor [R] was de onjuiste opgave in de recorded warning van 29 juni 2007 met betrekking tot de periode vanaf 25 juni 2007 geen reden om te twijfelen aan de verblijfplaats van [appellant] in de periode vóór 25 juni 2007, omdat [appellant] in het eerdergenoemde telefoongesprek tijdens de Pyreneeën training tegen hem had gezegd dat hij in Mexico zat en op tijd was teruggekomen voor deze training. Voorts staat vast dat deze training al lang van tevoren was gepland en dat de e-tickets voor deze training in april 2007 aan [appellant] waren gezonden. Het hof verwijst naar rechtsoverweging 4.9 van het tussenarrest van 19 juni 2012.
2.36 Rabo heeft [appellant] een boete opgelegd in verband met de onjuiste opgave van zijn whereabouts aan de UCI, niet vanwege het feit dat de in de whereabouts vermelde verblijfplaats (Mexico) niet juist zou zijn. [appellant] heeft als getuige verklaard dat hij het onzin vond dat de boete zo hoog moest zijn, maar hij heeft niet verklaard dat hij deze niet heeft geaccepteerd. Hij heeft verder nog verklaard dat hij tegenover ploeggenoten voor de start van de Tour de France op 5 juli 2007 in Londen heeft verteld dat hij een boete had gekregen en dat hij op een vraag van zijn ploeggenoten heeft gezegd dat deze was opgelegd voor een gemiste controle in de maand juni 2007. Er is toen niet over Mexico, noch over zijn verblijf waar dan ook gesproken, aldus [appellant]. Het hof leidt hieruit af dat [appellant] op dat moment op geen enkele wijze openheid over zijn verblijf voorafgaande aan de Tour de France heeft verstrekt. Hij heeft alleen, zo heeft hij als getuige verklaard, aan [TD], die hem vroeg of hij in Mexico was geweest, verteld dat dit niet het geval was. Ook indien het hof van de juistheid van deze mededeling van [appellant] aan [TD] zou uitgaan - [appellant] heeft aangekondigd [TD] als getuige te zullen oproepen, maar heeft daarvan afgezien, zodat [TD] een en ander niet heeft kunnen bevestigen - kan de eventuele wetenschap van [TD] niet aan Rabo worden toegerekend.
De persconferentie op 24 juli 2007 2.37 Met betrekking tot hetgeen is verklaard ten aanzien van deze persconferentie verwijst het hof naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaringen onder 8 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht.
2.38
Uit de hiervoor vermelde getuigenverklaringen blijkt dat de persconferentie op 24 juli 2007 is voorbereid en gegeven door [R], [appellant] en [K]. [R] heeft als getuige verklaard dat [appellant] tijdens de voorbereiding van de persconferentie de uitleg gaf, die [R] (en anderen) ook daarvoor al had(den) gehoord. Die uitleg kwam erop neer dat [appellant] in juni 2007 in Mexico was geweest, dat hij vele getuigen had die dat ook konden verklaren, zoals mensen uit het dorp, familie en dat er foto’s waren gemaakt waar hij had getraind. Voor zover het de recorded warning betrof, was sprake van administratieve slordigheden. [appellant] gaf voor “alles” een uitleg en (ook) [R] was ervan overtuigd dat [appellant] in Mexico was geweest. Tijdens de persconferentie is meegedeeld dat [appellant] in juni 2007 in Mexico was geweest, aldus [R].[K] heeft als getuige een gelijkluidende verklaring afgelegd. [K] heeft verklaard dat hij tijdens de voorbereiding van de persconferentie de recorded warning alinea voor alinea met [appellant] heeft doorgenomen en dat [appellant] een duidelijke uitleg heeft gegeven met betrekking tot de door hem aan UCI verstrekte informatie ten aanzien van zijn verblijf in Mexico in juni 2007. Er was sprake van administratieve slordigheden (een brief die te laat was gepost, een brief die er te lang over had gedaan). Tijdens de voorbereiding van de persconferentie heeft [appellant] gezegd dat hij in juni 2007 in Mexico was, daarover bestond bij [K] geen enkele twijfel. [K] geloofde [appellant] en dat kwam mede omdat hij van [R] absoluut niet de indruk had dat deze dacht dat [appellant] in die periode niet in Mexico was geweest. [K] heeft voorts verklaard dat tijdens de persconferentie is meegedeeld dat [appellant] in juni 2007 in Mexico was en dat sprake was van administratieve slordigheden van [appellant] bij het opgeven van zijn whereabouts.Ook de verklaring van [appellant] zelf sluit geheel aan bij de verklaringen van [R] en [K]. Volgens [appellant] heeft [K] hem tijdens de voorbereiding van de persconferentie gevraagd of hij in juni 2007 in Mexico was geweest en heeft hij deze vraag bevestigend beantwoord. Tijdens de persconferentie is meegedeeld dat [appellant] in juni 2007 in Mexico zat en voorts dat sprake was van administratieve slordigheden met betrekking tot de opgave van zijn whereabouts aan UCI.
2.39
[appellant] heeft als getuige voorts verklaard dat hij een goedkeurend knikje kreeg van [R], toen hij aan [K] vertelde dat hij in juni 2007 in Mexico was geweest. Volgens [appellant] betekende dit knikje dat hij een goed, het hof begrijpt, gewenst antwoord aan [K] had gegeven, maar dat [R] al de hele tijd had geweten dat hij niet in Mexico was geweest. Waarop deze beweerde wetenschap van [R] was gebaseerd, heeft [appellant] niet toegelicht. Uit de verklaring van [R] blijkt niets van een door hem gegeven “knik” van verstandhouding. Op dit punt gaat het hof dan ook aan de getuigenverklaring van [appellant] voorbij.
Het publiekelijk bekend worden op 25 juli 2007 dat [appellant] op 13 juni 2007 door [C] in de Dolomieten was gezien
2.40 Met betrekking tot hetgeen is verklaard ten aanzien van deze gebeurtenis verwijst het hof naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaringen onder 9 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht.
2.41
Ook hier geldt dat de verklaringen van [R] en [appellant] met betrekking tot het gesprek dat tussen hen op 25 juli 2007 heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de mededeling van [C] aan [R] op 25 juli 2007 dat [C] [appellant] op 13 juni 2007 in de Dolomieten had gezien, geheel op elkaar aansluiten. Beide getuigen hebben verklaard dat [appellant], na gedraai, hierin bestaande dat [appellant] eerst zei dat hij niet en daarna zei dat hij wel in Mexico was geweest, uiteindelijk aan [R] heeft bevestigd dat hij in de maand juni 2007 niet in Mexico was geweest. Het hof acht van belang dat [appellant] ook heeft verklaard dat hij de vraag van [R] of hij in Mexico was geweest “heel dom vond” (immers volgens [appellant] wist [R] dat hij in juni 2007 niet in Mexico was geweest), dat hij daarop heeft geantwoord, zoals hiervoor vermeld, maar dat hij [R] er niet mee heeft geconfronteerd dat [R] dit volgens hem al lang wist. Voorts heeft [R] als getuige verklaard dat hij op 26 juli 2007, in het bijzijn van [K], [P] en [A], nogmaals [C] heeft gebeld. Dat telefoongesprek vormde voor [R] de bevestiging van de ontdekking dat [appellant] niet in Mexico was geweest. Ook om die reden acht het hof de verklaring van [R] dat hij er toen pas achter kwam dat [appellant] niet in Mexico was geweest geloofwaardig. Niet aannemelijk is immers waarom [R] nog een tweede keer bij [C] navraag zou hebben gedaan, als hij al wist dat [appellant] niet in Mexico was geweest.
Overige getuigenverklaringen
2.42
Het hof verwijst naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaring van [P] onder 10.1 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht. [P] heeft als getuige verklaard dat hij in het weekend van 21 en 22 juli 2007 met [R] heeft gesproken over de onjuiste whereabouts van [appellant] en over de verblijfplaats van [appellant], omdat er naar aanleiding van berichten in de Deense pers twijfels waren of [appellant] wel de waarheid sprak. Volgens [P] heeft [R] tegen hem gezegd dat [appellant] “met overtuiging” had verklaard dat hij in Mexico was geweest. Voorts heeft [P] als getuige verklaard dat hij telefonisch contact heeft gehad met [R] op 25 juli 2007, toen laatstgenoemde hem vertelde dat [appellant] uit de Tour de France zou worden teruggetrokken omdat hij had gelogen over zijn verblijfplaats, dit naar aanleiding van de mededeling die [C] aan [R] had gedaan dat hij [appellant] op 13 juni 2007 in de Dolomieten had gezien. [P] heeft verklaard dat [R] tijdens hun telefoongesprek strijdbaar en oprecht verontwaardigd was. Het hof ziet geen reden aan de geloofwaardigheid van die verklaring te twijfelen. Ook deze verklaring vormt een bevestiging van het feit dat Rabo pas op 25 juli 2007 bekend werd met het feit dat [appellant] onjuiste informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 had verstrekt.
2.43
Het hof verwijst naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaring van[L] onder 6.3 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht.[L] heeft als getuige verklaard dat hij na afloop van de begeleidersvergadering, die plaatsvond na de Giro d’Italia, van mening was dat [appellant] in juni 2007 naar Mexico zou gaan. Mogelijk had [appellant] hem dat tijdens de Ronde van Italië verteld. Ook deze verklaring vormt een bevestiging dat [appellant] in juni 2007 in Mexico zou verblijven. 2.44 Het hof verwijst naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaring van [H] onder 10.2 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht. [H] heeft als getuige verklaard dat collega renners niet met elkaar uitwisselden waar zij verbleven en dat hij - naar het hof begrijpt in de periode voorafgaande aan de Tour de France - niet wist waar [appellant] zat. Verder heeft [H] verklaard dat hij hoorde dat het goed mis was en dat er iets met de whereabouts van [appellant] was. Dit laatste punt van zijn verklaring valt naar het oordeel van het hof onder de categorie geruchten, ook al omdat [H] met betrekking tot het tijdstip waarop hij over deze geruchten heeft gehoord, wisselende data heeft genoemd. Dit betekent dat deze verklaring het bewijs van Rabo niet kan ontzenuwen.
2.45
Het hof verwijst naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaring van [M] onder 10.3 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht. [M] heeft als getuige verklaard dat hij in het geheel niet betrokken was bij de trainingen van de renners voorafgaande aan de start van de Tour de France, dat hij niet wist waar [appellant] in 2007, voorafgaande aan de start van de Tour de France, trainde en dat hij noch tijdens noch buiten de Tour de France met [appellant] heeft gesproken over zijn verblijfplaats in de maand juni 2007. Dit betekent dat deze getuigenverklaring noch kan bijdragen aan het door Rabo te leveren bewijs noch aan het tegenbewijs aan de zijde van [appellant].
2.46
Het hof verwijst naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaring van [A] onder 10.4 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht. [A] heeft verklaard dat hij met betrekking tot de persconferentie op 24 juli 2007 adviseerde over de communicatie. Tijdens die persconferentie is gezegd dat [appellant] in Mexico had verbleven. [A] heeft verklaard dat wat er toen gezegd werd, waar was. Hij heeft voorts verklaard dat hij aan [R] heeft gevraagd naar de verblijfplaats van [appellant] en dat [R] hem heeft meegedeeld dat [appellant] in Mexico zat. [A] heeft desgevraagd verklaard dat hij de absolute overtuiging had dat [R] de waarheid sprak, toen hij zei dat [appellant] in Mexico zat. Het hof ziet geen reden aan de geloofwaardigheid van die verklaring te twijfelen. Ook deze verklaring draagt bij aan het door Rabo te leveren bewijs.
Conclusie met betrekking tot de onverwijldheid van het ontslag op staande voet
2.47
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en alle hiervoor behandelde getuigenverklaringen in onderling verband beschouwend, is het hof van oordeel dat Rabo heeft bewezen dat het ontslag op staande voet van [appellant] onverwijld is gegeven. Doorslaggevend voor dit oordeel acht het hof hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de recorded warning op 29 juni 2007 en de boete op 3 juli 2007, de persconferentie op 24 juli 2007 en de bekendwording op 25 juli 2007 dat [appellant] op 13 juni 2007 door [C] in de Dolomieten was gezien. [appellant] heeft - kort gezegd - op essentiële momenten gelogen over zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 (zie ook rechtsoverweging 5.21 van het tussenarrest van 19 juni 2012) en deze leugens zijn (pas) aan het licht gekomen op 25 juli 2007.De e-mail wisseling in april 2007 tussen [appellant] en [B] en tussen [R] en [appellant] (zie de rechtsoverwegingen 2.15 tot en met 2.21), de toezending van de routes van de Alpenetappes op 16 juni 2007 (zie de rechtsoverwegingen 2.25 tot en met 2.27) en het sms’je van [B] aan [appellant] op 24 juni 2007 (zie de rechtsoverwegingen 2.28 tot en met 2.30) vormen noch afzonderlijk noch in onderling verband beschouwd een aanwijzing dat Rabo al eerder dan op 25 juli 2007 bekend was met het feit dat [appellant] niet in juni 2007 in Mexico had verbleven. Hooguit kan de ontmoeting tussen [B] en [appellant] in Bergamo op 6 juni 2007, in het licht van de door Rabo op 29 juni 2007 ontvangen recorded warning (zie de rechtsoverwegingen 2.22 tot en met 2.24), een aanwijzing opleveren dat Rabo al eerder wist dat [appellant] vóór 6 juni 2007 niet in Mexico was geweest, maar deze omstandigheid alléén is van onvoldoende gewicht om te oordelen dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. In zoverre slaagt grief I in het incidenteel hoger beroep van Rabo.
Kan/kunnen de door Rabo aangevoerde reden/redenen het ontslag op staande voet rechtvaardigen? Grief I in het incidenteel hoger beroep voor het overige
2.48
Het voorgaande brengt mee dat het hof thans dient te beoordelen of de door Rabo aangevoerde dringende reden(en) het aan [appellant] gegeven ontslag op staande voet kan/kunnen rechtvaardigen. Aan de beoordeling van die vraag is de kantonrechter niet toegekomen, aangezien de kantonrechter van oordeel was dat aan dit ontslag een (wettelijk) gebrek kleefde, te weten dat het ontslag niet onverwijld was gegeven.
2.49
In de ontslagbrief van 26 juli 2007 is onder andere het volgende vermeld (zie rechtsoverweging 4.20 van het tussenarrest van 19 juni 2012):“We hereby inform you that for urgent reasons we have immediately terminated the employment contract that exist between you and us. The grounds for this decision can be set out as follows.
It previously came to our attention that you dit not fulfil the applicable regulations with regard to stating your whereabouts in due time for purpose of the possible conducting of anti-doping checks, as prescriped by the cycling organization UCI. As a result of this, a proposed test could not take place. By e-mail message of 3 July 2007 we pointed out this attributable shortcoming to you, emphasised the importance of strict compliance with the rules in this matter, and also attached consequences to this. At that time we found no reason to doubt your representation of the facts, that due to certain circumstances the dispatch of your statement of your stay in Mexico was seriously delayed, and we assumed that with this the issue was resolved.
After information from third parties about the period for which you declared that you were in Mexico, it emerged that you were seen in Italy on at least one day. You admitted to us that this assertion was correct.On the grounds of this, we could come to no other conclusion than that you gave us incorrect information which was of great importance, and that you deliberately dit not comply with the applicable rules. You must certainly be aware of the importance of correct en strict compliance with the rules on this point.With this infringement you have very seriously damaged our interests as an employer, and have deeply betrayed our trust.
With your behaviour, you have acted directly in violation of the provisions of your employment contract, in particular the provisions of Article 9, and the provisions of Chapter 5 of Part 14 of the anti-doping examination regulations of the cycling organization UCI.
On the grounds of the above, you have put us in a position where for urgent reasons we must terminate the employment contract that exists between us and you with immediate effect.(…)” 2.50 Met betrekking tot de stelling van [appellant] dat Rabo bij het ontslag op staande voet onzorgvuldig te werk is gegaan, verwijst het hof naar hetgeen in de rechtsoverwegingen 5.16 tot en met 5.20 van het tussenarrest van 19 juni 2012 is overwogen. Ook de inhoud van het gesprek dat op 25 juli 2007 tussen [appellant] en [R] plaatsvond, naar aanleiding van het feit dat [C] [appellant] op 13 juni 2007 in de Dolomieten had gezien, bevestigt dat [R] [appellant] in de gelegenheid heeft gesteld om zijn visie op de gebeurtenissen te geven en voorts dat het [appellant] van meet af aan duidelijk was zijn handelwijze ernstige gevolgen had (onder andere het terugtrekken van [appellant] uit de Tour de France).
2.51 Het hof stelt voorop dat [appellant] op grond van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst een grote mate van vrijheid had om zijn eigen trainingsprogramma vast te stellen. Op dat punt bestond geen instructiebevoegdheid bij Rabo, met dien verstande dat [appellant] - op eigen initiatief - gebruik kon maken van de kennis en expertise van Rabo (zie artikel 9.3 van de arbeidsovereenkomst). Voorts is van belang dat het tot de verantwoordelijkheid van [appellant], als deelnemer van de Registered Testing Pool (RTP), behoorde om “accurate whereabouts information” aan UCI te verschaffen (zie hiervoor rechtsoverweging 2.11). De door [appellant] aan UCI verstrekte whereabouts information was “strictly confidential”en werd dus niet met Rabo gedeeld. Wanneer een renner voor een test niet werd aangetroffen op de door hem meest recente opgegeven locatie, ontving de renner van de Anti Doping Commission van UCI een schriftelijke waarschuwing (written warning), die - indien een deugdelijke verklaring van de renner uitbleef - werd omgezet in een geregistreerde waarschuwing (recorded warning). Indien drie geregistreerde waarschuwingen werden gegeven in een periode van 18 maanden, werd dit beschouwd als een schending van de antidoping regelgeving, hetgeen kon leiden tot schorsing van de betrokken renner. Tot omstreeks juni 2007 werden alleen de renners ervan op de hoogte gesteld wanneer zij niet op correcte wijze aan hun verplichtingen voldeden. Vanaf juni 2007 ontving ook de wielerploeg, waar de renner onder contract stond, van UCI een afschrift van een recorded warning.
2.52 Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] onjuiste informatie over zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 aan UCI heeft verstrekt. Het hof verwijst naar de recorded warning van 29 juni 2007. Daaruit blijkt:1. dat UCI pas achteraf, te weten op 11 juni 2007, door middel van een brief die op 8 juni 2007 in Italië was gepost, op de hoogte is gesteld dat [appellant] in Mexico zou zijn van 4 tot 12 juni 2007;en 2. dat UCI pas achteraf, te weten op 29 juni 2007, door middel van een brief die op 12 juni 2007 in Mexico was gepost, werd geïnformeerd dat [appellant] in Mexico zou verblijven tot 28 juni 2007, terwijl dit niet juist was omdat [appellant] in ieder geval, zoals vermeld in de recorded warning, op 26 juni 2007 in Italië terug was. Blijkens de tekst van de recorded warning had deze betrekking op het verstrekken van onjuiste informatie met betrekking tot de data van het verblijf van [appellant] in Mexico. In de recorded warning is niet tot uitdrukking gebracht dat de daarin vermelde verblijfplaats van [appellant] (Mexico) onjuist was. Dit betekent en dat is ook de strekking van de recorded warning dat het slechts om administratieve vergissingen/slordigheden ging, waarvoor een verklaring was te vinden in het te laat posten van een brief in Italië en in een vertraagde ontvangst van een brief die in Mexico was gepost. [appellant] werd gewaarschuwd dat hij informatie en wijzigingen met betrekking tot zijn verblijf vóóraf aan UCI diende te verstrekken.
2.53
Het hof heeft hiervoor, bij de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven, geoordeeld dat Rabo ten tijde van de recorded warning niet wist dat [appellant] in juni 2007 niet in Mexico was. Integendeel, Rabo ging ervan uit, omdat [appellant] dat zo had aangegeven, dat dit wel het geval was. Bij die stand van zaken paste het dan ook dat Rabo [appellant] voor zijn administratieve slordigheden op 3 juli 2007 een boete heeft opgelegd van € 10.000,-. [appellant] had een (toen plausibel geoordeelde) verklaring voor zijn slordigheden gegeven, Rabo legde een boete op om de ernst van de naleving van de regels te onderstrepen en Rabo ging ervan uit dat daarmee de kous af was. Een en ander is ook (in de tweede alinea) van de ontslagbrief van 26 juli 2007 verwoord. [R] heeft in dit verband als getuige verklaard dat het de eerste keer was dat hij een renner een boete gaf. Dat Rabo [appellant] toen niet op staande voet heeft ontslagen, kan niet aan Rabo worden tegengeworpen, omdat het op dat moment - slechts - om administratieve slordigheden leek te gaan.
2.54
Ook op 24 juli 2007, tijdens de door Rabo gegeven persconferentie in Pau, waarbij ook [appellant] aanwezig was, is de recorded warning aan de orde geweest en is op basis van de herhaalde, achteraf dus onjuist gebleken, mededelingen van [appellant], bekend gemaakt dat [appellant] in juni 2007 in Mexico was geweest en dat met betrekking tot de recorded warning sprake was van administratieve slordigheden. Het hof verwijst naar hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 2.38 en 2.39 is overwogen.
2.55
Op 25 juli 2007 is de bom gebarsten en kreeg [R] - kort gezegd - van [C] te horen dat [C] [appellant] op 13 juni 2007 in de Dolomieten had gezien. [appellant] heeft op 25 juli 2007 (uiteindelijk) aan [R] toegegeven dat de mededelingen van [C] aan [R] juist waren en dat hij niet in Mexico was geweest. Het hof verwijst naar hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 2.41 is overwogen. Ook dit is verwoord in de (derde alinea) van de ontslagbrief van 26 juli 2007.
2.56
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [appellant] op essentiële momenten (ten tijde van de recorded warning op 29 juni 2007 en de boete op 3 juli 2007, de persconferentie op 24 juli 2007 en de bekendwording op 25 juli 2007 dat [appellant] op 13 juni 2007 door [C] in de Dolomieten was gezien) onjuiste informatie heeft verstrekt met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007; hij heeft over die verblijfplaats herhaaldelijk gelogen. Uitgekomen is dat hij tenminste op één dag in Italië was gezien. Dat levert naar het oordeel van het hof (objectief gezien) een dringende reden voor ontslag op staande voet op.
2.57
[appellant] wist dat én UCI én Rabo aan het het verstrekken van de juiste whereabouts groot belang hechtten. Voor zover het UCI betreft blijkt dit uit de duidelijke tekst van de recorded warning van 29 juni 2007. Voor zover het Rabo betreft blijkt dit uit de in rechtsoverweging 2.11 vermelde bepalingen uit de arbeidsovereenkomst, uit de e-mail van 30 april 2007 van [R] aan [appellant] (zie hiervoor rechtsoverweging 2.17) en uit de in rechtsoverweging 4.14 van het tussenarrest van 19 juni 2012 vermelde e-mail van 3 juli 2007 van Rabo aan [appellant], waarin [appellant] de eerdergenoemde boete kreeg opgelegd. [appellant] zelf daarentegen heeft als getuige verklaard dat de recorded warning niets voor hem betekende. Die verklaring bevestigt dat [appellant] op grove wijze de ter zake geldende regels aan zijn laars heeft gelapt en dat hij tevens op ernstige wijze de belangen van Rabo heeft geschaad en het vertrouwen van Rabo diep heeft geschonden (zie de vijfde alinea van de ontslagbrief van 26 juli 2007), dit terwijl het tot zijn verantwoordelijkheid behoorde om accurate whereabouts te verstrekken. Dit betekent dat ook aan het vereiste van de zogenaamde subjectieve dringendheid is voldaan.
2.58
Bij het voorgaande acht het hof van belang dat [appellant] door Rabo is beschouwd als een potentiële winnaar van de Tour de France in 2007. Door zijn handelwijze is het imago van Rabo en van de ploeg(genoten) van [appellant] ernstig geschaad en heeft dit ook financiële consequenties gehad voor Rabo, haar sponsors en de individuele renners: zij allen zijn door de handelwijze van [appellant] vele inkomsten misgelopen.
2.59
Ook voor [appellant] geldt dat de gevolgen van het ontslag op staande voet zeer ingrijpend zijn, zowel in persoonlijk opzicht (het in rook zien opgaan van een zeer goede kans de hoogst gewaardeerde wielerronde winnend af te sluiten, schending van zijn imago en/of carrièrebreuk en/of psychisch leed) als in financieel opzicht (het mislopen van premies, startgelden en sponsorcontracten). Het is echter [appellant] zelf geweest die door de wijze waarop hij heeft gehandeld deze gevolgen over zich heeft afgeroepen. Deze persoonlijke gevolgen wegen voorts niet op tegen de aard en de ernst van de aan het adres van [appellant] gemaakte verwijten. Ditzelfde geldt ook voor de leeftijd van [appellant] en de duur van het dienstverband ten tijde van het ontslag. Ook deze omstandigheden, afzonderlijk, noch in onderling verband beschouwd, leiden tot een ander oordeel.
Conclusie met betrekking tot de vraag of de door Rabo aangevoerde reden/redenen het ontslag op staande voet kunnen rechtvaardigen
2.60
Op grond van hetgeen hiervoor en in de rechtsoverwegingen 5.16 tot en met 5.20 van het tussenarrest van 19 juni 2012 is overwogen, is het hof van oordeel dat Rabo op26 juli 2007 - terecht - de arbeidsovereenkomst met [appellant] onverwijld heeft opgezegd wegens (een) dringende reden(en), onder gelijktijdige mededeling van die reden(en) aan [appellant]. Dit betekent dat het aan [appellant] op 26 juli 2007 gegeven ontslag niet onregelmatig is. Ook in zoverre slaagt grief I in het incidenteel hoger beroep van Rabo. De vorderingen van [appellant], die zijn gebaseerd op de door hem gestelde onregelmatigheid van het ontslag, moeten worden afgewezen. De grieven II, III en IV in het principaal hoger beroep en de (voorwaardelijke) grief II in het incidenteel hoger beroep behoeven niet meer te worden behandeld.
Is [appellant] schadeplichtig jegens Rabo? Grief III in het incidenteel hoger beroep 2.61 Op grond van artikel 7:677 lid 3 BW is schadeplichtig de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. In artikel 7:677 lid 4 BW is bepaald dat ingeval een der partijen schadeplichtig is, de wederpartij de keus heeft de in artikel 7:680 BW genoemde gefixeerde schadevergoeding of een volledige schadevergoeding te vorderen. De gefixeerde schadevergoeding is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgesteld loon voor de tijd, dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren (artikel 7:680 lid 1 BW). Daarbij moet zowel met de opzegtermijn als met de dag waartegen opgezegd mag worden (artikel 7:672 BW) rekening worden gehouden. Beslissend is de termijn die geldt voor de schadeplichtige partij.
2.62
Rabo heeft aangevoerd dat [appellant] door opzet of schuld (een) dringende reden(en) aan haar heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst op 26 juli 2007 onverwijld op te zeggen, zodat [appellant] jegens haar schadeplichtig is op grond van artikel 7:677 lid 3 BW. Het hof heeft hiervoor geoordeeld dat Rabo [appellant] op 26 juli 2007 terecht op staande voet heeft ontslagen wegens (een) dringende reden(en). [appellant] heeft de door Rabo gestelde schadeplichtigheid uitsluitend bestreden op de grond dat hij ten onrechte op staande voet is ontslagen (zie punt 44 memorie van antwoord in incidenteel appel) en niet (mede) op de grond dat bij hem geen sprake was van opzet of schuld (Hoge Raad 14 maart 2008, LJN BC6641). Voorts vloeit uit hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 2.56 tot en met 2.58 is overwogen voort, dat [appellant] schuld draagt in de zin van artikel 7:677 lid 3 BW. Dit betekent dat [appellant] schadeplichtig is jegens Rabo.
2.63
Rabo heeft onder punt 47 van haar conclusie van eis in reconventie als gefixeerde schadevergoeding een bedrag gevorderd van € 155.376,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het instellen van deze vordering (23 april 2008). Voor de berekening van dit bedrag heeft Rabo verwezen naar punt 35 van haar conclusie van antwoord in conventie. Het hof overweegt dat de berekening onder punt 35 van de conclusie van antwoord in conventie is geschied in het kader van het verweer van Rabo tegen de vordering (in conventie) van [appellant] op grond van de door [appellant] gestelde schadeplichtigheid van Rabo jegens hem op grond van artikel 7:677 lid 1 BW. De door Rabo in reconventie gevorderde gefixeerde schadevergoeding heeft echter betrekking op het (omgekeerde) geval waarin [appellant] jegens Rabo schadeplichtig is op grond van artikel 7:677 lid 3 BW. Dit betekent dat het hof de eerdergenoemde berekening van Rabo niet zal volgen.
2.64
Op grond van artikel 7:680 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:672 lid 1 en lid 3 BW - in zoverre vult het hof ambtshalve de rechtsgronden aan - gold voor [appellant] - de schadeplichtige partij - een opzegtermijn van één maand en diende hij, bij gebreke van een schriftelijke overeenkomst of een gebruik, tegen het einde van de maand op te zeggen. Dit brengt mee dat bij een regelmatige opzegging door [appellant] op 26 juli 2007 het dienstverband zou zijn geëindigd per 1 september 2007. Uitgaande van het salaris van [appellant] van (afgerond) € 70.833,- bruto per maand, bedraagt de gefixeerde schadevergoeding € 84.543,- bruto (€ 13.710,- bruto wegens het resterende loon over de maand juli 2007 en € 70.833,- bruto wegens loon over de maand augustus 2007). Het hof zal de door Rabo gevorderde gefixeerde schadevergoeding tot dit bedrag toewijzen. Met betrekking tot de door Rabo gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 april 2008 verwijst het hof naar hetgeen hierna in rechtsoverweging 2.77 zal worden overwogen. Grief III in het incidenteel hoger beroep slaagt gedeeltelijk.
Is de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk?
Grief V en grief VI in het principaal hoger beroep
2.65
Vervolgens dient het hof te beoordelen of, zoals [appellant] heeft gesteld en Rabo gemotiveerd heeft betwist, de opzegging door Rabo op 26 juli 2007 kennelijk onredelijk is.
2.66
Volgens [appellant] is het ontslag kennelijk onredelijk:a. omdat dit is geschied onder opgave van een voorgewende of een valse reden;
b. omdat de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Rabo bij de opzegging.
Rabo heeft gemotiveerd betwist dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [appellant] kennelijk onredelijk is op de hiervoor vermelde gronden.Het hof overweegt het volgende.
2.67
In artikel 7:681 lid 1 BW is bepaald dat indien een van de partijen de arbeidsovereenkomst, al of niet met inachtneming van de voor de opzegging geldende bepalingen, kennelijk onredelijk opzegt, de rechter steeds aan de wederpartij een schadevergoeding kan toekennen.
2.68
Op grond van artikel 7:681 lid 2 aanhef en onder a BW zal opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever onder andere kennelijk onredelijk geacht kunnen worden wanneer deze geschiedt onder opgave van een voorgewende of valse reden.
2.69
Een voorgewende reden is een bestaande reden die niet de werkelijke ontslaggrond is. Een valse reden is een reden die niet bestaat.
2.70 Op grond van artikel 7:681 lid 2 aanhef en onder b BW zal opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kennelijk onredelijk geacht kunnen worden wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging.
Ontslag onder opgave van (een) voorgewende reden(en)? 2.71 Het hof herhaalt dat Rabo [appellant] op 26 juli 2007 op staande voet heeft ontslagen - kort gezegd - omdat [appellant] volgens Rabo in strijd met de geldende regels (van UCI en zijn arbeidsovereenkomst) belangrijke onjuiste informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 had verstrekt, te weten dat hij, voorafgaande aan de door Rabo (in de periode van 25 tot en met 29 juni 2007) georganiseerde training in de Pyreneeën, in Mexico verbleef om zich op de Tour de France voor te bereiden, terwijl dit ten aanzien van tenminste één dag (13 juni 2007) niet het geval was. Die reden(en) zijn de “werkelijke” grond(en) voor het ontslag geweest en die reden(en) vormden een voldoende rechtvaardiging voor het aan [appellant] gegeven ontslag, zoals het hof hiervoor heeft beslist. De door [appellant] gestelde reputatieschade bij Rabo en haar sponsors en/of haar vrees voor uitsluiting van deelname aan de Tour de France in 2008, zijn (slechts) een gevolg geweest van het aan [appellant] gegeven ontslag. Zonder de gewraakte handelwijze van [appellant] zou geen reputatieschade bij Rabo en haar sponsors zijn opgetreden en had zij niet behoeven te vrezen voor uitsluiting van deelname aan de Tour de France in 2008. Van een kennelijk onredelijk ontslag op deze grond is dan ook geen sprake.
Ontslag onder opgave van (een) valse reden(en)? 2.72 Met betrekking tot de aan het ontslag ten grondslag gelegde reden(en) verwijst het hof naar hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 2.71 is overwogen. Uitsluitend de door [appellant] verstrekte onjuiste informatie omtrent zijn verblijfplaats is de (bestaande) reden geweest om hem te ontslaan. Voor zover het precieze tijdstip waarop Rabo op de hoogte was van de door [appellant] verstrekte onjuiste informatie al een rol zou kunnen spelen bij de beoordeling van de vraag of het ontslag op deze grond kennelijk onredelijk is, geldt dat het hof hiervoor heeft geoordeeld dat Rabo pas op 25 juli 2007 bekend werd met het feit dat [appellant] onjuiste informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 had verstrekt. Ook op deze grond is het ontslag van [appellant] niet kennelijk onredelijk.Gevolgen van de beëindiging te ernstig?
2.73 Blijkens artikel 7:677 lid 1 BW is de werkgever niet schadeplichtig indien hij de dienstbetrekking met de werknemer onverwijld opzegt om een dringende reden, onder gelijktijdige mededeling van die reden aan de werknemer. Daarmee laat zich, hoewel de bewoordingen van artikel 7:681 lid 1 en lid 2 aanhef en onder b BW zich daartegen niet verzetten, bezwaarlijk rijmen dat een wegens een dringende reden gegeven ontslag desondanks kennelijk onredelijk kan zijn en de werknemer op die grond aanspraak zou kunnen maken op een schadevergoeding. Voorts behoort de vraag, of de gevolgen van de beëindiging van de dienstbetrekking voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging, te worden beantwoord in het kader van de vraag of sprake is van een dringende reden. Is deze laatste vraag bevestigend beantwoord, dan is geen plaats meer voor het oordeel dat het ontslag niettemin kennelijk onredelijk is op de in artikel 7:681 lid 2 aanhef en onder b BW vermelde grond. Zie Hoge Raad 12 februari 1999, LJN ZC2849.
2.74
Het hof heeft in rechtsoverweging 2.60 geconcludeerd dat Rabo [appellant] op26 juli 2007 - terecht - wegens (een) dringende, onverwijld medegedeelde reden(en) op staande voet heeft ontslagen, zodat het aan [appellant] gegeven ontslag niet onregelmatig is.
2.75
Bij de beoordeling van de vraag of de door Rabo aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde reden(en) als dringend in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW heeft/hebben te gelden, heeft het hof de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij heeft het hof ook in de beschouwing betrokken de persoonlijke omstandigheden van [appellant], zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Het hof heeft in aanmerking genomen dat de gevolgen van het ontslag voor [appellant] ingrijpend zijn, maar heeft bij afweging van de persoonlijke omstandigheden van [appellant] tegen de aard en de ernst van de dringende reden(en) geconcludeerd dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. Het hof verwijst naar hetgeen in de rechtsoverwegingen 2.50 tot en met 2.59 is overwogen. Gelet hierop en op het in rechtsoverweging 2.73 vermelde arrest van de Hoge Raad, dient de vordering van [appellant] wegens kennelijk onredelijk ontslag op de in artikel 7: 681 lid 2 aanhef en onder b BW vermelde grond te worden afgewezen.
2.76
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen falen ook de grieven V en VI in het principaal hoger beroep.
Wettelijke verhoging over achterstallig salarisGrief VII in het principaal hoger beroep 2.77 Evenals in eerste aanleg is ook in hoger beroep niet tussen partijen in geschil dat Rabo een bedrag van € 125.000,- bruto wegens achterstallig salaris aan [appellant] is verschuldigd. Aangezien [appellant] schadeplichtig is jegens Rabo en hij als gefixeerde schadevergoeding een bedrag van € 84.543,- bruto aan Rabo is verschuldigd (zie hiervoor rechtsoverweging 2.64), heeft Rabo - terecht - in haar conclusie van eis in reconventie in eerste aanleg een beroep op verrekening gedaan. Rabo heeft dit verweer in hoger beroep niet prijsgegeven. Op grond van artikel 6:127 lid 1 en 2 BW en artikel 6:129 lid 1 BW gaat het hof ervan uit, gelet op de door [appellant] geformuleerde vorderingen, dat de verbintenis van Rabo tot betaling van het achterstallige salaris ad € 125.000,- bruto en de verbintenis van [appellant] tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ad € 84.543,- bruto, bij het einde van het dienstverband, althans op 31 augustus 2007, tot hun gemeenschappelijk beloop teniet zijn gegaan. Dit betekent dat Rabo - na verrekening - gehouden is een bedrag van € 40.457,- bruto bij wijze van achterstallig salaris aan [appellant] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 augustus 2007. Gelet op het hiervoor vermelde tijdstip waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan, dient de door Rabo gevorderde wettelijke rente over de gefixeerde schadevergoeding vanaf 23 april 2008 te worden afgewezen, aangezien vanaf voormeld tijdstip geen verzuim meer kan zijn ingetreden aan de zijde van [appellant]. Het hof zal de door Rabo gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 23 juli 2008 en verwijst voor de motivering van deze beslissing naar hetgeen hierna in rechtsoverweging 2.87 zal worden overwogen.
2.78
Rabo heeft het achterstallige salaris niet (tijdig) aan [appellant] betaald, zodat [appellant] aanspraak kan maken op de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW. De wettelijke verhoging is niet zozeer bedoeld als een vorm van schadevergoeding van de door de werknemer geleden schade, maar veeleer als een prikkel tot tijdige betaling. Het feit dat Rabo geen (achterstallig) salaris heeft betaald aan [appellant], is gelegen in het diepgaand verschil van mening tussen partijen omtrent de rechtsgeldigheid van het door Rabo aan [appellant] gegeven (complexe) ontslag op staande voet en de vorderingen die partijen over en weer (in conventie en in reconventie) hebben ingesteld. Gelet hierop en op het feit dat Rabo zich gedeeltelijk op verrekening mocht beroepen, acht het hof het redelijk de door [appellant] gevorderde wettelijke verhoging over het (resterende) achterstallige salaris ad € 40.457,- gedeeltelijk toewijzen en deze vast te stellen op 15%, dat wil zeggen op een bedrag van (afgerond) € 6.069,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 augustus 2007. Rabo heeft tegen deze ingangsdatum geen afzonderlijk verweer gevoerd. Grief VII in het principaal hoger beroep slaagt gedeeltelijk.
Buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente over deze kostenGrief VIII in het principaal hoger beroep 2.79 [appellant] heeft in eerste aanleg een bedrag van € 50.000,- ter zake van buitengerechtelijke kosten gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2007. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis overwogen dat Rabo op zich niet heeft betwist dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt, en dat zij evenmin de hoogte van dit bedrag heeft betwist, en heeft dit bedrag toegewezen “nu hem dit met het oog op de specifieke omstandigheden van het geval niet irreëel voorkomt.” De kantonrechter heeft de door [appellant] gevorderde wettelijke rente over dit bedrag afgewezen met als motivering dat niet is gesteld dat [appellant] dit bedrag ook daadwerkelijk aan zijn gemachtigden heeft voldaan. Grief VIII in het principaal hoger beroep van [appellant] is gericht tegen de afwijzing door de kantonrechter van de door hem gevorderde wettelijke rente over het door de kantonrechter toegewezen bedrag van € 50.000,-.
2.80
Aangezien de kantonrechter in het dictum van het bestreden vonnis de door [appellant] gevorderde buitengerechtelijke kosten ad € 50.000,- heeft toegewezen, had Rabo naar het oordeel van het hof incidenteel hoger beroep moeten instellen indien zij op dit punt wijziging van het dictum van het bestreden vonnis wenste. Dat heeft Rabo niet gedaan. In haar - zeer summiere - verweer onder punt 61 en 62 van haar memorie van antwoord heeft Rabo slechts aangevoerd dat de kantonrechter de vordering (hof: tot betaling van wettelijke rente) op goede gronden heeft afgewezen. Rabo heeft daarbij aangehaakt bij de motivering van de kantonrechter, zoals hiervoor in rechtsoverweging 2.79 weergegeven. Dat verweer kan niet als een voor [appellant] voldoende kenbare grief of bezwaar tegen de door de kantonrechter toegewezen hoofdsom (cursivering door het hof) van € 50.000,- worden beschouwd. Ook elders in de memorie van antwoord ligt geen incidenteel hoger beroep besloten, met name niet onder de punten 89 en 90 van deze memorie. [appellant] heeft dan ook terecht onder 2 van zijn memorie van antwoord in incidenteel appel aangevoerd dat de beslissing van de kantonrechter om een bedrag van € 50.000,- aan hem toe te wijzen, onaantastbaar is geworden. Voor zover de conclusie in de pleitaantekeningen van Rabo ter gelegenheid van de pleidooien bij het hof op 25 mei 2012, dat de vernietiging van het bestreden vonnis ook betrekking heeft op de toegewezen buitengerechtelijke kosten, als een (incidentele) grief van Rabo zou moeten worden beschouwd, betreft het een nieuwe grief, die het hof, gelet op de in artikel 347 Rv besloten twee-conclusie-regel en de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt, als tardief buiten beschouwing zal laten.
2.81
[appellant] heeft onder punt 51 van zijn memorie van grieven aangeboden te bewijzen, door middel van overlegging van declaraties en betalingsbewijzen, dat hij de aan hem toegewezen buitengerechtelijke kosten ad € 50.000,- daadwerkelijk aan zijn gemachtigden heeft voldaan. Het hof gaat voorbij aan dit bewijsaanbod. [appellant] heeft, mede gelet op het verweer van Rabo onder punt 62 van haar memorie van antwoord, tot op heden geen enkel schriftelijk bewijsstuk in de vorm van declaraties en/of betalingsbewijzen overgelegd waaruit blijkt dat hij sinds 31 december 2007 een bedrag van€ 50.000,- aan zijn gemachtigden was verschuldigd respectievelijk heeft voldaan. Het hof verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 9 maart 2012, LJN BU9204. Uit dit arrest moet worden afgeleid dat van een partij die zich beroept op schriftelijke bewijsstukken mag worden verlangd dat zij die stukken uit zichzelf in het geding brengt. Grief VIII in het principaal hoger beroep faalt.
Slotsom 2.82 Op grond van hetgeen in het tussenarrest van 19 juni 2012 en hiervoor in dit arrest is overwogen, falen in het principaal hoger beroep de grieven I, V, VI en VIII, slaagt grief VII gedeeltelijk en behoeven de grieven II tot en met IV niet te worden behandeld. In het incidenteel hoger beroep slagen de grieven I en III (deze laatste gedeeltelijk) en behoeft (de voorwaardelijke) grief II niet te worden behandeld. Het bestreden vonnis dient grotendeels te worden vernietigd en gedeeltelijk te worden bekrachtigd.
2.83
[appellant] heeft op grond van de inhoud van dit arrest in het principaal hoger beroep jegens Rabo in conventie aanspraak op de volgende bedragen:
- € 40.457,- bruto wegens achterstallig salaris (na verrekening van het achterstallige salaris ad € 125.000,- bruto met de gefixeerde schadevergoeding ad € 84.543,- bruto), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2007;- € 6.069,- bruto wegens wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2007;- € 50.000,- exclusief BTW wegens buitengerechtelijke kosten.
2.84
De kantonrechter heeft Rabo in het bestreden vonnis veroordeeld om aan [appellant] te betalen:1. € 125.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2007, wegens achterstallig salaris;2. € 140.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2007, wegens onregelmatig ontslag door Rabo van [appellant];3. € 400.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2007, wegens bonus Tour de France;4. € 50.000,- exclusief BTW, zonder wettelijke rente, wegens buitengerechtelijke kosten,in totaal € 715.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over de onder 1 tot en met 3 genoemde bedragen van in totaal € 665.000,- vanaf 31 augustus 2007 tot aan de dag van de algehele voldoening.
2.85
[appellant] heeft niet betwist dat Rabo ter uitvoering van het bestreden vonnis op23 juli 2008 een bedrag van € 715.000,- als hoofdsom alsmede een bedrag van€ 34.812,96 wegens wettelijke rente, in totaal € 749.812,96, aan hem heeft betaald.
2.86
Rabo heeft onder punt 90 van haar memorie van antwoord tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep geconcludeerd dat wanneer grief I in het incidenteel appel wordt gevolgd, [appellant] het bedrag van € 749.812,96 dient terug te betalen, onder aftrek van het achterstallige salaris ad € 125.000,- bruto, dus € 624.812,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2008 tot de dag van de terugbetaling. Zij heeft in het petitum van haar memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep gevorderd [appellant] (in conventie) te veroordelen dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2008, aan haar terug te betalen. Rabo heeft voorts in het petitum van haar memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep gevorderd [appellant] (in reconventie) te veroordelen de gefixeerde schadevergoeding aan haar te betalen.
2.87
Uitgaande van de in rechtsoverweging 2.83 vermelde aanspraken van [appellant] jegens Rabo, van de in rechtsoverweging 2.85 genoemde door Rabo ter uitvoering van het bestreden vonnis op 23 juli 2008 aan [appellant] betaalde bedragen en van de in rechtsoverweging 2.86 vermelde door Rabo gevorderde betalingsveroordelingen van [appellant], zal het hof in het incidenteel hoger beroep [appellant] in conventie veroordelen om aan Rabo een bedrag van € 574.812,96 terug te betalen (€ 624.812,96 - € 50.000,-), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2008 tot aan de dag van de algehele terugbetaling. Het hof overweegt dat bij de vaststelling van het bedrag van € 574.812,96 rekening is gehouden met de aanspraak van [appellant] op een bedrag van € 125.000,- bruto wegens achterstallig salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf31 augustus 2007 tot 23 juli 2008, terwijl [appellant] (na verrekening) slechts aanspraak heeft op een bedrag van € 40.457,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 augustus 2007 tot 23 juli 2008. Gelet hierop zal het hof [appellant], eveneens in het incidenteel hoger beroep, in reconventie veroordelen aan Rabo de gefixeerde schadevergoeding ad € 84.543,- bruto te betalen. Aangezien de kantonrechter in reconventie de door Rabo gevorderde gefixeerde schadevergoeding had afgewezen, was Rabo genoodzaakt op dit punt incidenteel hoger beroep in te stellen. Het hof heeft pas in hoger beroep beslist dat Rabo zich op verrekening mocht beroepen. Rabo kon dan ook niet genoemd bedrag van € 84.543,- bruto betrekken bij de door haar in het incidenteel hoger beroep in conventie gevorderde terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [appellant] had voldaan. Met betrekking tot de door Rabo gevorderde wettelijke rente over de gefixeerde schadevergoeding vanaf 23 april 2008 verwijst het hof naar hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 2.77 is beslist. Het hof zal de door Rabo gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 84.543,- bruto toewijzen met ingang van 23 juli 2008, aangezien Rabo dit bedrag op 23 juli 2008 onverschuldigd aan [appellant] heeft betaald en [appellant] zonder ingebrekestelling in verzuim was en derhalve wettelijke rente was verschuldigd vanaf het tijdstip dat aan hem vrijwillig was betaald (zie Hoge Raad 19 mei 2000, LJN AA5863). Het voorgaande betekent voorts dat [appellant] de op 23 juli 2008 door Rabo onverschuldigd betaalde wettelijke rente over het bedrag van € 84.543,- bruto met betrekking tot de periode 31 augustus 2007 tot 23 juli 2008 aan Rabo dient terug te betalen. Het hof heeft berekend dat het hierbij gaat om een bedrag van € 4.536,73 (€ 1.709,39 over de periode 31 augustus 2007 tot en met 31 december 2007 (123/365 x 6% x € 84.543,-) + € 2.827,34 over de periode1 januari 2008 tot 23 juli 2008 (204/366 x 6% x € 84.543,-). In totaal dient [appellant] in het incidenteel hoger beroep in conventie een bedrag van € 579.349,69 aan Rabo terug te betalen. Het hof zal de in conventie toe te wijzen wettelijke verhoging ad € 6.069,- bruto, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 augustus 2007, als een afzonderlijke veroordeling in het dictum van het principaal hoger beroep opnemen.
2.88
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij dient [appellant] in de proceskosten in eerste aanleg (zowel in conventie als in reconventie) en in hoger beroep (zowel in het principaal als in het incidenteel hoger beroep) te worden veroordeeld.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Rabo zullen worden vastgesteld op:conventie:- salaris gemachtigde € 1.200,- (1 punt x tarief meer dan € 1.000.000,-).
reconventie: - salaris gemachtigde € 600,- (0,5 punt x tarief meer dan € 1.000.000,-).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Rabo zullen worden vastgesteld op:
principaal hoger beroep
- griffierecht € 254,-
- getuigentaxen € 289,-
subtotaal verschotten € 543,-
- salaris advocaat € 9.160,- (2 punten x tarief VIII)
Totaal € 9.703,-.
incidenteel hoger beroep - salaris advocaat € 10.305,- (4,5 punten x de helft van tarief VIII).
Met betrekking tot de kosten voor het pleidooi heeft het hof één punt berekend bij het principaal hoger beroep en één punt bij het incidenteel hoger beroep. 2.89 Omwille van de duidelijkheid zal het hof het bestreden vonnis geheel vernietigen en een nieuw dictum formuleren. 3. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen in conventie en in reconventie gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 2 juli 2008 en doet opnieuw recht:
in het principaal hoger beroep
in conventie
veroordeelt Rabo om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] een bedrag van€ 6.069,- bruto wegens wettelijke verhoging te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 augustus 2007 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in eerste aanleg, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Rabo vastgesteld op € 1.200,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
in het incidenteel hoger beroep
in conventie
veroordeelt [appellant] tot terugbetaling aan Rabo van een bedrag van € 579.349,69(€ 574.812,96 hoofdsom en € 4.536,73 rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2008 tot de dag van de algehele voldoening door [appellant] aan Rabo;
in reconventie
veroordeelt [appellant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van€ 84.543,- bruto ter zake van gefixeerde schadevergoeding aan Rabo te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in eerste aanleg, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Rabo vastgesteld op € 600,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Rabo in het principaal hoger beroep vastgesteld op € 9.703,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 543,- voor verschotten en in het in incidenteel hoger beroep vastgesteld op € 10.305,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest, met uitzondering van de in dit arrest uitgesproken proceskostenveroordelingen in eerste aanleg en in hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.B. Knottnerus, G.P.M. van den Dungen en W. Duitemeijer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2013.
Bijlage met daarin een (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaringen, die zijn opgenomen in de processen-verbaal van 12 november 2012, 18 december 2012 en 7 maart 2013.Deze bijlage maakt deel uit van het arrest van 25 juni 2013 in de zaak [appellant]/Rabo Wielerploegen B.V. (zaaknummer gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, 200.015.508).
V= VraagA= Antwoord
1. E-mail van 24 april 2007 van [appellant] aan [B] en e-mail van 30 april 2007 van [R] aan [appellant]
1.1 [B] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 20:
“V: Trainingsstage in de Pyreneeën. Op 24 april heeft u de tickets naar [appellant] gestuurd. U krijgt een reactie: I prefer as we keep the trip quiet, as I’m supposed to be in Mexico at the time’.A: Ik heb die mail doorgestuurd naar [R]. Ik vond het een vreemde mail.
V: Heeft u daar nog een begeleidende tekst bijgezet?
A: Dat weet ik niet. Ik heb hem doorgestuurd om [R] er naar te laten kijken. Wat ik mij herinner kwam er uit het contact dat het duidelijk was dat [appellant] de voorbereidingen in Mexico zou gaan doen en dat hij zou zorgen voor goede whereabouts. Het trainingskamp in de Pyreneeën moest stilgehouden worden, volgens [R] voor de pers.
V: [R] heeft u nog cc een mail gestuurd die hij aan [appellant] had gestuurd.
A: Dat herinner ik me uit de processtukken.
V: De reactie van [R] heeft [R] niet van tevoren met u besproken?
A: Nee. De reactie van [R] was voor mij oké. Het was opgelost. Ik heb er verder geen aandacht aan besteed.
(…)”Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 25 en 26:
“V: Wie heeft het trainingskamp in de Pyreneeën georganiseerd en wie heeft de tickets geregeld voor de renners?
A: Ik weet niet of ik zelf die tickets geregeld heb, in april was het al met [MC] besproken en gevraagd aan [appellant] of hij er ook bij wilde zijn. Er was geen hele ploeg omheen. Het was sec logistiek en ik ben er zelf niet bij geweest.
V: Kan het zijn dat u de tickets aan [appellant] heeft gefaxt?
Hof: Het is een vaststaand feit.
V: Zat daar een ticket bij vanuit Mexico?
A: Dat trainingskamp ging alleen over de Pyreneeën.
V: Kan ik daar ‘nee’ op noteren.
A: Ja.
(…)”
1.2 [R] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 9:“V: Weet u hoe het contact met [appellant] gelopen is?
A: In het voorjaar van 2007 werden afspraken gemaakt over de voorbereiding. Ik begreep van de ploegleiding dat hij in Mexico zou gaan trainen.
V: U kwam daar voor het eens mee in aanraking door een mailtje?
A: Dat was in april 2007. We hadden een korte trainingsfase gepland in de Pyreneeën. We hadden contact met [appellant]. Hij had tegen [B] een opmerking gemaakt over dat hij het wilde stilhouden. Ik had met [appellant] de afspraak dat hij alles netjes zou gaan doorgeven aan de UCI, over verblijfplaatsen en waar hij zou gaan trainen. [B] belde mij dat [appellant] het wilde stilhouden. Ik heb [appellant] gebeld dat ik wilde dat alles normaal zou verlopen. Ik vroeg wat hij met stilhouden bedoelde. Ik zei dat hij het correct moest doen. Dat wilde hij ook, maar hij wilde geen contacten met de pers. Dit is wat wij bedoelen. Dit beaamde [appellant] heel stellig. Ik heb nogmaals gezegd dat hij zou doen wat we hebben afgesproken. Hij gaf zelf aan dat hij het stil wilde houden omwille van perscontacten. Dit ging vanuit [appellant].
V: Dat is de mail van 30 april?A: Ja. Het gesprek dat ik met [appellant] had, heeft mij overtuigd dat hij het ging doen zoals we hadden afgesproken. Het was voor de mail. Naar aanleiding van het gesprek heb ik de mail gestuurd. Hij zou in Mexico trainen en terugkomen voor de Pyreneeën stage.
V: U noemt in de mail de cover-up.
A: Het kon niet zo zijn dat hij ergens zou gaan trainen waar hij niet zou zijn. [appellant] heeft mij verzekerd dat het niet aan de orde was. Ik heb er nogmaals een mail overheen gestuurd met een bevestiging van de afspraken.(…)”
1.3 [appellant] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 3, 4 en 5:“V: Training in de Pyreneeën van 25 tot en met 29 juni. Op 24 april 2007 zijn de e-tickets voor de reis naar u gestuurd. U stuurt een mail aan [B]: I prefer as we can keep this trip quiet as I’m supposed to in Mexico at the time.
A: Ja. In de Ronde van Baskenland die direct voor de 24e is, had ik [B] geïnformeerd dat ik wereld zou vertellen dat ik die periode naar Mexico zou reizen. Toen hij mij die tickets stuurde, stuurde ik hem een reminder dat hij het niet moest vertellen dat ik niet in Mexico was.
V: [B] mocht niet vertellen dat u niet in Mexico was?
A: Ja. In die periode reed de Rabo de Ardennerklassieker, de Amstel Goldrace. Daar was hij aanwezig. In die periode is veel aandacht voor de renners die de Tour de France rijden.
V: U zou vertellen dat u in Mexico was. Waarom?
A: Op dat moment was er niemand die dat wist, maar het zou een vraag aan [B] in die periode kunnen zijn, omdat op dat moment gevraagd zou worden wie de Tour zou rijden en hoe het voorbereid zou gaan worden.
V: Dat u zou gaan deelnemen, was al in januari bekend. Waarom moest bekend worden dat u in Mexico zou zitten?
A: Omdat ik me wilde voorbereiden op de Tour de France zonder enige verstorende elementen in mijn dagelijks leven te hebben. Als ik zei dat ik in Mexico was, wist ik gegarandeerd dat niemand mij zou zoeken. Ik won de bergtrui in de twee voorgaande jaren en was weer een van de favorieten voor de Tour de France. Om mij voor te bereiden en te trainen. In de mail zeg ik dat tegen hem.
V: Heeft u hem gesproken daarover?
A: Ik zou hem en [M] dat vertellen en dat zij niet moesten zeggen waar ik me bevond.
V: At the time.A: De periode dat ik in de Pyreneeën was en die periode van juni.
V: Hele periode van juni?
A: Ja.
V: Als ik het goed begrepen heb, heeft u tegen [B] tijdens de Ronde van Baskenland gezegd dat u aan de wereld zou vertellen dat u in de maand juni in Mexico zou zijn.
A: Ja. [B] maakte zich daar verder geen zorgen over. Wat ik met de wereld bedoelde? De pers. Ik ging het aan de pers voordoen dat ik in Mexico was, zodat ik in alle rust kon trainen. Niet in Mexico, absoluut niet. Ik was niet van plan om naar Mexico te gaan.
V: Als u dan mailt dat u de trip stil wilt houden omdat u geacht wordt in Mexico te zijn, dan zegt u dat u aanhaakt bij wat u in Baskenland al tegen hem hebt gezegd?
A: Ja.
V: U schreef niet dat u hem er nog even aan wilde herinneren.
A: Hij wist dat.
V: Wanneer was de ronde van Baskenland?
A: Van 7 tot 14 april geloof ik.
V: Dan komt er naar aanleiding van uw mail een e-mail van [R] aan u. I want to let you know that as employer I urge you to provide…
A: De mail ken ik. Hij schrijft dat hij natuurlijk met [B] gesproken heeft. In werkelijkheid nam hij niet de verantwoordelijkheid.
V: Als u in Mexico wilt trainen, just go ahead. Wist alleen [B] van uw plannen?
A: [R] heeft het blijkbaar duidelijk te horen gekregen van [B]. Ik heb het niet zelf met [R] besproken. Hij heeft het van [B] of van [M] gehoord. Anders zou hij wel heel goed kunnen raden als hij ‘Mexico’ schrijft.
V: Daarna volgde er telefonisch contact met [R]?
A: [R] belde vervolgens dezelfde dag. Hij herhaalde zijn mail. Wat hij precies zei? Als ik naar Mexico wilde, kon ik gewoon gaan.
V: Wat zei u toen tegen hem?
A: Dat kan ik me niet herinneren.
V: Moest of kon u aan [R] uw plannen vertellen?
A: Dat had ik kunnen zeggen, maar dat deed ik niet.
V: Dacht [R] dat u naar Mexico zou gaan?
A: Dat kan ik mij onmogelijk voorstellen. Ik denk dat hij de mail geschreven heeft om zijn eigen rug te dekken.
V: Waarom kon hij niet denken dat u naar Mexico ging?
A: Hij schrijft verderop in de mail dat de verantwoordelijkheid volledig bij mij is en dat hij zich onttrekt aan de verantwoordelijkheid.
V: Wat heeft dat te maken met ‘je kan naar Mexico als je dat wil’?
A: Hij was onverschillig of ik wel of niet naar Mexico reisde. Hij wist uit de mailcorrespondentie met [B] dat ik in de Pyreneeën zou zijn. Het is heel duidelijk cosmetisch, de hele e-mailcorrespondentie gaat over een ticket naar de Pyreneeën.
V: Cover up operation. Waarom schrijft hij dat?
A: Vermoedelijk omdat het hem helemaal duidelijk was dat ik onjuiste informatie zou geven. Daarom schrijft hij aan het eind van de mail dat de verantwoordelijkheid bij mij lag.
V: Waarom was het hem duidelijk dat u onjuiste informatie zou geven?
A: Ik was ‘supposed to be in Mexico’ op het moment dat [B] een ticket voor de Pyreneeën bestelt. Dat gaat niet samen. Dat moet het wel gemaakt hebben dat hij die mail geschreven heeft. Hij spreekt over een cover up, ik heb dat niet genoemd.
V: U krijgt de mail van [R] en daarna belt u hem. U krijgt dezelfde boodschap als in de mail? Wat was uw reactie?A: Ja, een herhaling van de mail. Ik zei tegen hem dat ik buiten de pers wilde blijven. Hetzelfde als ik met [B] had besproken. Dat is wat in mij opkomt. Het ging alleen om de pers.
V: Alleen de pers. U heeft uw whereabouts opgegeven aan de UCI. Bij de eerste opgave gaf u aan dat u tot en met 12 juni in Mexico zou zijn. Het was niet alleen voor de pers, maar ook voor de UCI. Waarom deed u dat?
A: Ja. Ik deed dat omdat er nauw contact is tussen de UCI en de pers en omdat er mogelijkerwijs in de pers geschreven zou worden dat ik in Mexico zou zijn om te trainen en dat moest kloppen met de informatie die de UCI gaf.(…)”
2. Ontmoeting [B] en [appellant] op 6 juni 2007 in Bergamo
2.1
[B] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 20 en 21:“V: De maanden na april, heeft u [appellant] toen nog ontmoet? Wij weten van uw afspraak op 6 juni in Bergamo.
A: Ik denk dat ik [appellant] daar tussenin nauwelijks heb gesproken. Hij nam deel aan de ronde van Italië en daar had ik geen bemoeienis mee.
V: Hoe is de afspraak tot stand gekomen?
A: Omdat ik hem nauwelijks zag. De tour kwam er aan. Ik zag geen moment dat ik hem kon spreken. Het moest na de ronde van Italië. Ik wist dat hij een trainingskamp voor zichzelf had, ook naar aanleiding van de mail in april, in Mexico.
V: U heeft een gesprek in Bergamo. Wat wordt daar besproken?
A: Ik kan me herinneren dat ik een gesprek wilde om het sportieve vlak met mijn beoogde kopman [MC] en de relatie met [appellant] te bespreken. Voor mij was [MC] de beoogde kopman en ik wilde wel dat als het nodig was [appellant] voor [MC] wilde rijden. Ik ken [appellant] als een ambitieuze man die voor zijn eigen kans gaat. Als het moment daar was, had hij wel wat voor [MC] gedaan.
V: U neemt afscheid. Weet u wanneer u elkaar weer zou treffen?
A: Bij de start van de tour.
(…)”Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 25:“Het gesprek op 6 juni was net na de Giro. Het was op mijn initiatief en op zijn kunnen. Ik vroeg hem wanneer ik langs kon komen.
V: Heeft u toen gezegd dat het gesprek voor de directievergadering op 7 juni moest?
A: Ik kan me geen boardmeeting op 7 juni herinneren. Ik kan dat zo niet terughalen.
(…)”
2.2
[R] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 9 en 10:“V: Wist u van de ontmoeting van [B] met [appellant] in Bergamo?
A: Ja, ik wist dat er gesproken zou gaan worden over de tactiek in de Tour.
V: Het was na de Giro en [appellant] zou in Mexico gaan trainen. Wanneer zou het gesprek plaatsvinden?
A: [B] heeft dit mij eind mei verteld. Ik wist niet wanneer dat gesprek exact zou gaan plaatsvinden. Het ging om de ploegtactiek in de tour en het kopmanschap van[MC].
(…)”
2.3
[L] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 28:“V: Wist U waar hij trainde? A: Ik weet waar u naar toe wilt. Onmiddellijk na de ronde van Italië is er een begeleidingsvergadering geweest. Ik herinner mij zeer goed dat toen ik die vergadering verlaten had, dat ik van mening was dat [appellant] in juni naar Mexico zou gaan. Het is mogelijk dat [appellant] mij dat tijdens de ronde van Italië heeft verteld. Ik heb die vergadering verlaten en ik was van mening dat hij naar Mexico zou gaan (…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 30: “Of ik wist van de meeting tussen [B] en [appellant] op 6 juni 2007? Ik herinner mij op de begeleidersvergadering dat [B] op bezoek zou gaan bij [appellant].
U vraagt mij of die meeting voor of na de vergadering was. Op de begeleidersvergadering is aan de orde geweest dat [B] naar [appellant] zou gaan. Dit had nog niet plaatsgevonden. Het onderwerp van gesprek tussen [B] en [appellant] is mij niet medegedeeld. Het leek mij niet onlogisch dat een sportdirecteur een gesprek heeft met een renner.
(…)”
2.4
[appellant] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 5 en 6:“De laatste week van de Giro waar [naam] de sportdirecteur van Rabobank was werd [naam] opgebeld door [B]. Hij vertelde mij dat [B] mij wilde ontmoeten in de daaropvolgende week. Dit gesprek was eind mei. Ik zei tegen [naam] dat hij tegen [B] kon zeggen dat het prima was; ik zou die week thuis zijn. Wij spraken telefonisch af op 5 juni, ik heb een print van mijn eigen telefoon, heb ik gebeld met [B] dat wij elkaar de dag daarop zouden ontmoeten in Bergamo in Italië. [B] wilde mij ontmoeten omdat wij elkaar niet gezien hadden sinds de Ronde van Baskenland. Hij wilde de Tour bespreken, de rolverdeling in het team met [MC], ikzelf en [TD] en de overige renners van het team, wat hun taak zou zijn.
V: Zei hij dat al door de telefoon dat hij dat wilde bespreken?
A: Nee, hij zei dat hij een ontmoeting wilde met mij. Tijdens de ontmoeting hebben wij over deze zaken gesproken en over mijn overige voorbereidingen voor de Tour de France. De overige voorbereidingen? Dat ik naar de Alpen en de Pyreneeën zou gaan. De laatste vraag was waar ik nu naar toe ging? Ik zei dat ik niet thuis zou zijn, maar dicht bij huis zou zijn. Hij wist niet precies waar ik zou zijn in de Dolomieten, maar wel dat ik dicht bij huis zou zijn. Of hij hier verder naar vroeg? Nee. Het was niet iets wat leidde tot verdere vragen.(…)”
3. Toezending van de routes van de Alpenetappes op 16 juni 20073.1 [R] heeft als getuige onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 16 en 17:“V: Kunt u zich herinneren dat [B] u heeft gevraagd de exacte routes van de tour aan [appellant] toe te zenden. Waar heeft u dit heen gestuurd?
A: Ik was in mijn kantoor bezig. Ik had weinig ondersteuning. Ik kreeg een telefoontje van [B] met de vraag of ik de routes van de bergetappes van de Tour naar [appellant] kon faxen. Dit heb ik gedaan. Het ging om vier vellen. Het was ergens half juni. Ik heb het gestuurd naar zijn faxnummer, een Italiaans nummer. Ik heb dit gedachteloos gedaan. Er waren wel meer renners die dit vroegen. Waarom hij dat gebruikte... Op papier had hij de grafieken van de bergen. Ik heb dit gedachteloos gedaan. Het waren gedetailleerde grafieken met de percentages. De bergen hadden ze al vaker beklommen.
V: Weet u waar het voor bedoeld was?
A: Ter informatie. Ik stond er totaal niet bij stil. Maandenlater kwam ik er achter, toen dit allemaal is gebeurd. Zo’n grafiek van een bergetappe maakt dat je kunt visualiseren. Wanneer [appellant] hem nodig had, heb ik niet bij nagedacht. Ik stond er niet bij stil. Het was ter informatie.
V: [B] vroeg u om dit te doen.
A: Ja. Het ging om de bergetappes van de Tour.
V: Wat moest u doen?
A: Ik loop naar mijn archiefkast en pak een klapper met wielerwedstrijden. In maart is er een werkvergadering van de Tour van dat jaar. Toen was het nog niet zo dat alle parcours op internet te vinden waren. Wij kregen in maart het dossier met het parcours van dat jaar. Dit had ik in een klapper. Toen waren ze nog niet op internet te vinden.
V: Hoeveel tijd zat er tussen het verzoek en het daadwerkelijk versturen? Er is ook een sms dat u het de dag daarna zou doen.
A: Ik kan het me niet herinneren. Het kan vijf minuten of een dag geweest zijn. Het is niet iets wat in mijn systeem zat. Ik heb een mail teruggevonden van mij aan [B] waarin ik zei dat de etappes naar [appellant] had gefaxt. Het was een mail die ik tegenkwam, maanden later.
Hof: Het is een vaststaand feit.
Mr. Brantjes: Ik wil dit graag onder ede verklaard hebben.(…)”
3.2
[B] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 21:“V: U ging er vanuit dat [appellant] trainde in Mexico. Dan komt half juni het verzoek over informatie over Alpenetappes.
A: Dat weet ik niet meer.
(…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 25: “V: Wist u dat [appellant] voorafgaand aan de Tour alle bergetappes reed om deze te oefenen?
A: Nee, dat wist ik niet. Of het zo kan zijn dat hij dat deed? Dat weet ik niet. Het ene jaar is het relevant om te verkennen, het andere jaar niet. Zo was het met [MC] voor de Pyreneeën. Renners waren vrij om individueel te gaan kijken.
V: Kunt u zich herinneren dat [appellant] vroeg naar de exacte routes van de tour.
Hof: Dat is al gevraagd.
V: [R] heeft gezegd dat u dat gevraagd hebt.
Hof: U kunt hem geen herinnering opdringen. U moet geen vragen opnieuw stellen.
V: Op dat moment is er een sms gestuurd: ‘[R] will do it tomorrow morning’, sms van 15 juni. Kunt u zich dat herinneren?
A: Ik kan me smsjes op datum niet meer voor de geest halen. Ik geloof best dat ik dat gedaan heb.(…)”
3.3 [appellant] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 6:“V: De 20e tot de 23e was u in de Alpen. Met wie had u toen contact?
A: 10 tot 17 juni had ik telefonisch contact met [B]. Ik vroeg hem mij de details van de Alpenetappe toe te sturen omdat zij op internet moeilijk toegankelijk zijn. Op de homepage van de organisator van de Tour zijn alleen de Etappeprofielen zichtbaar, maar niet de details (de wegnummers). Ik vroeg [B] mij de profielen toe te sturen per fax. Dat deed ik telefonisch. Hij antwoordde dat [R] het morgen zou doen. Dit was 15 juni. Dat gebeurt datn niet meteen, het duurt nog een dag tot de fax. Hij komt niet aan bij mijn eigen huis, hij werd gestuurd naar de fax van mijn fietswinkel, een nummer dat ik [B] gegeven had. Het was niet het faxnummer dat ik normaal gebruik.
V: U trainde toen in de Dolomieten?
A: Ja. Ik wist dat er mensen zouden staan bij de fietsenwinkel om de fax te ontvangen.
V: Had u [B] per telefoon of per fax gevraagd om de routes?
A: Per telefoon. De datum was 14 of 15 juni. Op 15 juni kwam de sms retour dat [R] het morgen zou doen.(…)”
4. Sms’je van [B] aan [appellant] op 24 juni 2007
4.1
[B] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 21:“V: Op 24 juni vraagt u door middel van een sms ‘training goes well?’. Welke training bedoelde u?
A: In het algemeen. Ik kan me dat moment niet meer voor de geest halen. Ik wilde weten of hij in orde was.(…)”
4.2
[appellant] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 6 en 7:“V: Op 24 juni is er de sms van [B] met ‘training goes well??’.
A: Dat ging over de training die ik volbracht had in de Alpen. Hij had net de Alpenetappes naar mij gestuurd en hij wilde weten hoe het was gegaan.
V: U trainde van de 20e tot de 23e, de sms is van de 24e. Wat deed u die dag?
A: Ik was thuis tot de 25e ’s morgens 6.00 uur.
V: Ik snap die sms op de 24e niet.
A: Die kon makkelijk refereren naar de training die ik volbracht had op de voorgaande dagen. Ik had ook telefonisch contact met [B]. Naar aanleiding van de sms, zowel over de training als over de fiets die ik naar Denemarken gestuurd moest hebben. Er was een Deens team dat deelnam aan een koers in Nederland. Er was contact met [B] en een van de mecaniciens van de wielerploeg. Dit was eerder dan de sms. Na de sms geloof ik dat hij alleen een update wilde van hoe het ging. Ik heb een sms teruggestuurd. Ik geef altijd antwoord als ik een vraag krijg. Ik heb vast geschreven dat het goed ging en dat de training ging zoals gepland.(…)”
5. Contacten Rabo en [appellant] tijdens de Pyreneeën training
5.1
[R] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 10 en 11:“V: U heeft contact met [appellant] gehad tijdens de training in de Pyreneeën. Waarom?
A: Ik had hem gebeld om te vragen hoe alles verlopen was. Ik had geen speciale reden. Ik wilde checken of alles goed was verlopen. Ik heb hem gevraagd of hij zijn verblijfplaats had doorgegeven aan de UCI, ook waar hij nu zat. Daar was hij aarzelend over. Het was niet gebeurd want ze waren aan het trainen en hij had niet elke dag hotels kunnen reserveren.
V: Het was niet doorgegeven?
A: Het was op dat moment niet doorgegeven. Er waren op dat moment geen hotels bekend. Ik heb gezegd dat ik zelf ook aan de UCI zou gaan doorgeven waar hij nu zat.
V: Het was volgens de arbeidsvoorwaarden de verantwoordelijkheid van de renner.
A: Ik vond het noodzakelijk dat het gebeurde en dat het snel gebeurde. Ik nam in deze mijn verantwoordelijkheid. Het was de verantwoordelijkheid van [appellant], maar ik vond het nodig dat ik zelf actie ondernam.
V: Heeft u dat met [B] besproken, dat u dat zou gaan doen?
A: Ik heb dat zelf gedaan. Ik heb gezegd dat ze in de Pyreneeën zaten.
V: Had u redenen om te twijfelen?
A: Het was lastig om een periode aan te geven. De hotels waren niet tevoren gereserveerd. [appellant] gaf aan dat hij terug was gekomen uit Mexico en was doorgegaan naar de Pyreneeën. Hij gaf aan dat hij terug was gekomen uit Mexico.
V: De verkeerde opgave over de periode vanaf 25 juni gaf u geen aanleiding om te twijfelen over zijn eerdere verblijfplaats.
A: Nee.
V: Wanneer had hij gezegd dat hij in Mexico zat en op tijd teruggekomen was voor de training in de Pyreneeën?
A: Tijdens het telefoongesprek toen [appellant] in de Pyreneeën zat.
V: Van wie kwam het initiatief?A: Ik heb hem gebeld, gevraagd hoe alles verliep en gevraagd of hij het had doorgegeven bij de UCI. Het was niet de inzet van het telefoongesprek.
V: Heeft u dat eerder aan hem gevraagd?A: In april is het even ter sprake gekomen, maar niet zo concreet. Ik heb hem er nooit over opgebeld.
V: Waarom toen wel?
A: Ik vroeg of dit bekend was bij de UCI. Er was geen directe aanleiding voor. De vraag kwam voorbij in het gesprek.
V: De whereabouts waren wel belangrijk?
A: Nu is het veel verder ontwikkeld. Het was toen iets wat net begon. Je las eigenlijk nooit iets over whereabouts en gemiste controles. Het was er.(…)”
5.2 [appellant] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 7:“V: De 25e ging u naar de training in de Pyreneeën. Daar was [naam].
A: Ja. Hij haalde mij op van het vliegveld Toulouse. In een eerdere sms van [B] staat dat hij probeert [naam] te pakken te krijgen en dat hij met hem gesproken had tijdens Dauphine waar [naam] ook aanwezig was, maar dat [naam] niet telefonisch antwoordde. Hij stuurde hem een sms met mijn aankomsttijd in Toulouse. [naam] haalde mij op in de teamauto van Rabobank. Op de derde dag, de 27e ’s avonds, kwam [MC] er ook bij, op de 28e trainden we samen. Wij trainden met zijn tweeën. Tijdens de Pyreneeën had ik geen contact met [B] voor zover ik mij herinner. Wel met [R]. Dit was telefonisch. Hij zei dat UCI mij zocht op de 25e. Hij had gesproken met [naam]. Hij zei dat hij de UCI zou zeggen dat ik trainde in de Pyreneeën en hij zei dat ik mijn whereabouts moest updaten. Ik zei dat we niet wisten waar we zouden logeren, want we vonden hotels onderweg. De 26e stuurde ik geüpdate whereabouts naar mijn eigen huis, ik had het faxnummer van UCI niet. Mijn vrouw heeft het doorgestuurd naar UCI, de 27e na middernacht. Zo had UCI een update van mijn whereabouts.(…)”
6. De “recorded warning” op 29 juni 20076.1 [R] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 11,12 en 13:“V: 29 juni kreeg Rabo een afschrift van de recorded warning van de UCI met betrekking tot whereabouts. Bij wie is die brief binnen gekomen?
A: De recorded warning kwam bij mij op de fax binnen op vrijdagmiddag om kwart over 5. De datum is me ontschoten.
V: Volgens de stukken op 29 juni.
A: Mijn eerste reflex was verontwaardiging hoe UCI één renner vier waarschuwingen kon geven. Het was een hectische tijd geweest. We zouden naar de Tour gaan. Toen kwam die fax. De tijdsgeest van toen was erg complex. Het ging om de ruzie met ASO etc.Ik was betrokken bij het overlegorgaan en commissies. Het was een chaos.
Mijn eerste reactie was om te bellen met [appellant]. Ik vroeg hem om een verklaring. Ik heb hem de recorded warning gemaild of gefaxt. Ik vroeg hoe dit kon. Voor elke waarschuwing had [appellant] een uitleg, maar zijn belangrijkste verklaring was dat hij de spullen te laat ingestuurd had. Zijn huishoudster zou het opgestuurd hebben, maar het is te lang blijven liggen. Daardoor was het te laat bij UCI binnengekomen. Het was een verklaring, een uitleg. Hij kon mij voor elke waarschuwing een uitleg geven.
V: Het staartje van de periode, daarvan had u doorgeven aan de UCI dat [appellant] in de Pyreneeën zat. Heeft u het daar nog over gehad?
A: Hij was teruggekomen uit Mexico voor de stage in de Pyreneeën. Dit heb ik alsnog doorgegeven. Voor zijn onzorgvuldigheid heeft hij een boete gegeven.
V: Het was een foute opgave.
A: Ja. Het was een foute opgave en zeer onzorgvuldig. Ik het contact gehad met UCI en de ploegleiding. Met [naam] heb ik gesproken van de UCI. Ik vroeg wat ik reglementair kon doen. [naam] bevestigde dat er geen beletsel was om [appellant] te laten starten in de Tour. Dit is later bevestigd door uitlatingen van door voorzitter van de UCI en[naam] tijdens de tour.
V: Op 26 juni.
A: Hij was teruggekomen uit Mexico, niet volgens de opgave die er lag. Wij hebben doorgegeven zoals het was.
V: U heeft de recorded warning doorgenomen. [appellant] gaf een uitleg. Het was een verklaring, maar.
A: Achteraf kun je vaststellen.
V: Mijn collega vroeg naar het moment.
A: Later is er overleg geweest. Uiteindelijk bleek het een verkeerde beslissing. Op dat moment zit je met je handen in je haar. We zaten vlak voor de Tour. Met alle betrokkenen heb ik overlegd en ik vond dat [appellant] mij voldoende onderbouwing gaf voor de onzorgvuldigheden. Bij de UCI was er geen beletsel om hem te laten starten.
V: Vrijdag 17.15 uur ontvangt u de recorded warning. Wanneer belde u [appellant]?
A: Ik heb [appellant] gelijk gebeld. Ik heb [B] die fax ook gestuurd. Ik kan me niet herinneren dat ik daarvoor contact heb gehad met [B] of iemand anders. De eerste die ik belde was [appellant].
In het weekend zaten we bij elkaar met [B] en[L]. Het was het NK wielrennen. Op dinsdag hebben we een medische keuring gedaan. In overleg met alle partijen. Uiteindelijk heb ik besloten om [appellant] toch te laten starten.
V: Wat hebben[L] en [B] in het overleg gezegd?A: Het medisch team zag geen aanleiding om hem niet te laten starten. [B] gaf ook niet aan dat hij hem niet in de ploeg wilde hebben. Natuurlijk was er twijfel. Het hele weekend was er overleg. Toen de beslissing was genomen, was er geen twijfel meer.
V: Dinsdag een medische controle.
A: Op woensdag of donderdagochtend is er een bloedscreen van de UCI. Renners werden regelmatig getest op bloedwaardes. Intern deden wij ook controles. Op dinsdag wilden wij nog een screening hebben van het bloed van [appellant]. De uitslag gaf geen aanleiding om [appellant] thuis te laten.
V: Toen u de recorded warning ontving, heeft u niet eerst gebeld met [B]. Dat was toch de contactpersoon?
A: Ik heb [B] de papieren doorgestuurd en wel met hem gesproken. Wie ik eerst heb gesproken, [B] of [appellant], weet ik niet meer. Ik kreeg de fax binnen en voelde me verantwoordelijk.
(…)V: Men in black die trainden. Is de naam [appellant] in dat verband genoemd?
A: Er was een artikel dat [appellant] zogenaamd in Mexico zou zijn. Het is niet naast de deur. Maar er was geen aanleiding voor twijfel, want zijn vrouw en zijn familie woonden daar. Als hij in Mexico gaat trainen, gaat hij in Mexico trainen. Het was geen big deal. De men in black is het verhaal van renners die zich verstoppen. Hij had aangegeven dat hij in Mexico zou gaan trainen. Ik had geen reden om aan te nemen dat [appellant] tot de men in black in Europa behoorde.
V: Men in black, uitzetting uit Deense ploeg, administratieve slordigheden. Er waren aanwijzingen.
A: Hij heeft altijd volgehouden dat hij in Mexico zat. Hij is in Mexico geweest. Hij heeft mij nooit aanleiding gegeven om daar over te twijfelen. Hij was ontstemd over de boete en dat snap ik ook. Het was geen klein bedrag.
V: In de stukken lees ik dat anderen wel zouden weten dat hij buiten Mexico zou verblijven. Heeft u daar ooit een bevestiging van gehad?
A: Nooit. In die periode nooit. We zijn nu vijf jaar verder. Ik heb het ook nooit van andere renners gehoord.
(…)”Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 15: “Op vragen van mr. Vilé antwoord [R] als volgt:
V: Heeft u [appellant] op 29 juni expliciet gevraagd of hij wel in Mexico was geweest?
A: Hij heeft mij altijd aangegeven dat hij in deze periode in Mexico was. Ik had geen reden om te twijfelen.
V: U twijfelde over de positie van [appellant]. Wat was de twijfel, over wel of niet meenemen naar de Tour of dat hij in Mexico was geweest?
A: Of ik [appellant] moest meenemen naar de Tour.
(…)”Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 17: “De recorded warning van 29 juni. U bent gaan praten met directieleden [B] en[L]. U zei dat [B] niet zo stellig was. Wat bedoelde u daar mee?
A: Ik heb als voorzitter de beslissing genomen om [appellant] te laten starten. Als iemand van mijn directie zou zeggen dat ik hem niet van start moest laten gaan, had ik hem niet meegenomen.
V: Twijfelde [B] over de vraag of [appellant] van start moest gaan in de Tour?
A: De beslissing is aan mij gelaten. [B] twijfelde niet. Ik had [appellant] al in april gemaild. Ik heb het naar me toe getrokken. Ik pakte de verantwoordelijkheid. Ik had het ook [B] de verantwoordelijkheid kunnen geven. Als [B] had gezegd dat ik hem thuis moest laten, had ik dat gedaan.
(…)
V: Kwam het eerder voor dat een renner zo’n recorded warning die lijkt op die van 29 juni 2007 heeft gekregen?
A: Nee. Dit was de eerste recorded warning die ik ooit onder ogen kreeg.
6.2 [B] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 21 en 22: “V: U zou [appellant] niet in de Pyreneeën treffen. Wanneer kwam u er van op de hoogte dat aan [appellant] een recorded warning was gegeven?
A: Voor de Tour, ik denk eind juni. Ik hoorde het van [R] . Hij stuurde de recorded warning naar mij. Ik heb contact met hem gehad. Ik denk dat [R] mij meteen gebeld heeft. Hij heeft mij die mail gestuurd.
V: Had hij [appellant] al gesproken?
A: Dat weet ik niet. Ik denk het niet. Er staat mij bij dat we over de consequenties gesproken hebben, wat er moest gebeuren. Het verhaal was nieuw voor mij, dat een renner geconfronteerd werd met een missed test. Wij wisten niet wat daar aan vast hing. Wij hadden dit nog niet eerder gehad.
V: Heeft u de recorded warning goed gelezen?
A: [R] ging het met de UCI overleggen en uitzoeken wat het betekende. Ik heb me daar niet te veel mee bemoeid. Ik heb de recorded warning niet gespeld.
V: [appellant] was op 4 juni 2007 in Mexico volgens de recorded warning. Had u toen een vraagteken?
A: Nee, dan hadden we er wel wat van gezegd.
V: Er was nog geen reactie van [appellant] bekend?
A: Bij mij niet.
V: Heeft u daarna nog met[L] en [R] over deze kwestie gesproken.
A: Niet met[L]. Met [R] wel, UCI zag geen enkel probleem om hem te laten starten in de tour. [R] heeft het afgehandeld. Ik wist niet wat het betekende en wat we hier mee moesten. Ik doel op de gevolgen van de UCI. Het was kort voor de start van de Tour. Ik heb gewacht op wat de UCI vond. Als zij het geen probleem vonden, konden we door.
(…)Vóór de Tour wist ik alleen over de recorded warning.(…)V: Heeft u na het begin van de Tour met [appellant] gesproken over de recorded warning, de boete en de uitsluiting door de Deense Wielerbond?
A: Dat was toen bij mij nog niet bekend.
V: De recorded warning en de boete. Heb u daar wel met [appellant] persoonlijk over gesproken?
A: Nee, het waren voldongen feiten. Tijdens de Tour ben je als ploegleider bezig met voorbereidingen naar de eerste dag toe, de trainingen indelen. Je wilt geen renner meer afleiden van alles dat is gebeurd. We gingen vertrekken en we focusten ons op het sportieve. De kwesties die speelden zijn niet meer aan de orde geweest. Zo gaat het wel. Je staat daar met die negen en je gaat de Tour in.
V: Hebt u met [appellant] gesproken over waar hij in juni uithing?
A: Nee.(…)”
6.3
[L] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 28 en 29: “Onmiddellijk na de ronde van Italië is er een begeleidingsvergadering geweest. Ik herinner mij zeer goed dat toen ik die vergadering verlaten had, dat ik van mening was dat [appellant] in juni naar Mexico zou gaan. Het is mogelijk dat [appellant] mij dat tijdens de ronde van Italië heeft verteld. Ik heb die vergadering verlaten en ik was van mening dat hij naar Mexico zou gaan. De vergadering was met meer mensen dan het managementteam, er waren ook andere artsen, trainers en andere sportdirecteurs. Het was onmiddellijk na de ronde van Italië, ik weet het niet meer precies, maar het was de maandag na de ronde van Italië. Het was in Nederland. Het was voor mij niet belastend, want ik was al uit de ronde van Italië.
(…)Na de vergadering heb ik nog contacten gehad met [R] en [B]. Dit was vrij routineus.
V: Gingen deze contacten over [appellant]?
A: Ik kan mij herinneren tijdens één van de contacten als onderwerp dhr. [appellant] was. Ik weet de precieze dag niet meer. Het ging om de laatste week voor de start van de Tour. We hebben telefonisch contact gehad. [R] belde mij en zei dat aan hem gecommuniceerd werd dat [appellant] out of competition-controles gemist had. Het moet enkele dagen voor de start van de Tour geweest zijn. Hij heeft mij dat alleen mondeling medegedeeld. Het betrof geen medische aangelegenheid, dus hij hoefde mij weinig te vragen. Ik heb er vragen over gesteld, wat er ging gebeuren. Ik maakte deel uit van het managementteam. Ik denk dat het uit hoofde daarvan was dat hij het wilde mededelen. [R] zei dat hij contact had gehad met het UCI en gevraagd had naar de consequenties. De UCI heeft hem medegedeeld dat het voor de renner wat hun betrof geen consequenties had op dat moment. Ik kan mij geen contact met [appellant] herinneren, zeker niet persoonlijk en per mail, maar ik denk ook niet telefonisch.
Met [B] kan ik me geen contact over deze kwestie herinneren. Ik was er eigenlijk niet bij betrokken, ik voelde me ook niet betrokken.
Of ik aan [R] gevraagd heb hoe dat kon? Ik vroeg hem of het een probleem was in de onmiddellijke toekomst voor wat betreft het opstellen van de renner. Met nadruk heb ik naar de consequenties gevraagd voor de koers die er aan kwam. Wat de UCI betrof waren er geen consequenties. We gaven de renner een interne sanctie, een financiële boete meen ik mij te herinneren. Daarnaast waren er geen gevolgen. Ik heb dit nooit op papier gezien, van boetes of waarschuwingen of wat dan ook. Ik heb niets op papier gezien, ook niet van communicatie van UCI of de ploeg aan de renner of van het management aan mij.
Ik weet zeker dat ik geen bezwaar had dat [appellant] de boete kreeg. Het was een probleem. We konden het missen van zo’n controle niet goedkeuren. Het had gevolgen voor de renner en voor de ploeg. De sanctie stuitte niet op een bezwaar van mij.
V: Het werd u medegedeeld.
A: Ja.
(…)”
6.4
[appellant] heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 7, 8, 9 en 10: “V: De Recorded warning van 29 juni. Er waren gesprekken tussen u en [R]. Kunt u daar over vertellen?
A: De gesprekken vonden vrijdagmiddag de 29e plaats, nadat ik was aangekomen in Denemarken. Ik vloog vrijdagochtend vanaf Bilbao en kwam vrijdagmiddag in Denemarken aan. Toen belde [R] mij. Hij was boos. Hij had gezegd dat ik me aan mijn whereabouts moest houden. Hij zei dat hij mij een boete zou geven en dat hij contact op zou nemen met de UCI om te horen of ik nog kon starten in de Tour.
V: Werd de recorded warning tot in detail besproken?
A: Nee, we spraken niet over de details. We spraken over de consequenties. Het contact was telefonisch op de 29e. We zagen elkaar pas bij de start van de Tour op 4 of 5 juli in Londen. Het contact was meerdere keren. Hij belde naar [naam] want hij vertelde mij dat hij overwoog een persbericht te sturen. Hij belde naar [naam] om raad te vragen. Zij raadde hem dat af, want dan zouden ongeveer 50 andere wielrenners ook een persbericht moeten doen uitgaan omdat zij ook recorded warnings hebben gekregen. Zij zouden niet geïnteresseerd zijn in zo’n groot mediacircus voor de Tour. Ik zei tegen [R] dat het 100% zijn beslissing was. Het was zijn keuze om wel of geen persbericht uit te doen.
V: [R] was boos. Waar zat die boosheid in?A: Zeker omdat ik een waarschuwing had gekregen. De recorded warning zei dat het ging om verkeerde informatie, maar niet dat het onware informatie was. In de papieren staat foutief, daar was hij boos over.
V: Bedoelt u dat het onjuist was, maar niet onwaar?
A: Er staat in ieder geval niet onwaar.
V: Te laat door de huishoudster vanuit Italië. Concerning your stay in Mexico, staat in de recorded warning. Dat was niet juist?
A: Dat wist UCI niet. Dit noemde hij niet. Hij wist dat het niet klopte. Ik had [B] in die periode ontmoet in Bergamo.
V: De inhoud van het gesprek is interessant. Wat heeft [R] nou gezegd? Het verblijf in Mexico is in dat gesprek niet aan de orde geweest?
A: Mexico werd nooit genoemd.
V: Het ging dus om de brief die te laat gestuurd was?
A: De laatste keer dat [R] Mexico noemde was in het telefoongesprek op 30 april.
V: Waarom was hij zo kwaad?
A: Het was hem duidelijk wat voor problemen het gaf. Daarom belde hij natuurlijk naar de UCI met de vraag of het een probleem was. Het gesprek dat ik met [R] had nadat hij met [naam] gesproken had, was hij rustiger. Hij zei dat hij mij een boete moest geven voor mijn overtreding. Ik vroeg hoe hoog die boete zou zijn, maar dat kon hij mij op dat moment niet zeggen. Hij zou het mij later laten weten. De boete kwam per mail op 3 juli. Mijn reactie was verbazing over de hoogte van de boete. Ik vond het onzin dat de boete zo hoog moest zijn. Dat zei ik hem door de telefoon. Hij zei dat ik een boete van een bepaalde hoogte moest krijgen, zodat het eruit zag alsof ze het serieus namen. Als hij een boete van EUR 1.000 gegeven had, hadden ze hem uitgelachen.
De recorded warning betekende voor mij niets. Ik had geen overtreding begaan die bestraft kon worden en mijn deelname aan de Tour in gevaar bracht.
V: Wat is er waar van het verhaal dat u zich op 4 juni op het vliegveld van Verona heeft laten afzetten alsof u naar Mexico zou gaan, maar daarna bent teruggegaan naar huis?
A: Dat verhaal klopt niet.
V: Klopt het wel dat u vanuit Mexico een brief hebt laten sturen over een verandering in de whereabouts, op 11 juni of zoiets?
A: Dat klopt wel. De brief was van tevoren naar Mexico gestuurd. Waarom ik dit heb gedaan? Het was zodat UCI zou weten dat ik in Mexico zat.
V: Is er contact geweest over deze gang van zaken met de ploeg van Rabobank?
A: Nee. Het was een actie van mijzelf.
(…)V: Wat u geënsceneerd heeft met de brief uit Mexico, was niet bekend bij Rabo?
A: Dit was niet bekend.
V: Waarom heeft u nog veranderingen aangebracht in de whereabouts?
A: Omdat ik die periode de hele maand weg zou zijn. UCI moest dezelfde verklaring hebben als de pers.
V: U zegt tegen [B] en [R] dat het om de pers gaat. In april vindt u al dat de pers moet weten dat u in de zomer in Mexico bent.
A: Ja.
V: Wanneer heeft u dit aan de pers laten weten? Het moet wel zin hebben.
A: Ik deed het niet actief, maar ik wisselde van telefoon. Dit nieuwe telefoonnummer gaf ik alleen aan mensen die contact met mij moesten hebben in juni.
V: U zegt tegen [B] dat u naar de pers toe gaat doen dat u in Mexico bent. Hoe heeft u dit uitgevoerd?
A: Het was niet in een offensief gepresenteerd. Ik weet dat zij geen contact met mij op konden nemen.
V: Als ik de kranten van 2007 opsla, waar zou ik dan het verslag van een journalist kunnen lezen dat [appellant] in de zomer van 2007 in Mexico was?
A: Nee, want de journalisten konden niet in contact met mij komen.
V: Het was in geen krant te lezen?
A: Nee.
V: Wist de pers dat u in juni in Mexico zou zijn?
A: Nee, want ze konden niet in contact met mij komen.
V: Maar volgens uw opgave aan de UCI kon dat wel vanaf de 13e juni. Toen was u volgens de opgave terug in Italië vanuit Mexico.
A: Nee.
V: Ruim voor juni heeft u aan de UCI opgegeven dat u vanaf 13 juni weer in Italië zou zijn. Dit liep voor u gelijk met de pers.
A: Dit had ik geüpdatet.
V: Dat wist de pers toch niet?
A: Dat konden zij niet weten. Zij konden niet weten dat ik de 4e een brief gestuurd had dat ik daar naar toe ging.
V: De pers kon weten dat u vanaf 13 juni in Italië kon zijn.
A: Dat klopt.
V: Dan begrijp ik niet dat u in de maand juni voor de pers niet bereikbaar zou zijn.
A: Zij hadden mijn telefoonnummer niet.
V: [R] wil een persconferentie geven naar aanleiding van de recorded warning en de boete. Wat vond u daarvan?
A: Ik zei tegen hem dat dat zijn verantwoordelijkheid was. Als hij een persbijeenkomst wilde houden en wilde vertellen dat hij mij een boete gegeven had, moest hij dat doen. Het was niet mijn verantwoordelijkheid om een persbericht uit te sturen.
V: Als er een persconferentie zou zijn gegeven, maakte u zich geen zorgen over het Mexico gebeuren?
A: Ja, maar dat was geen thema. Het was niet iets waar we het over hadden.
V: Maar als het op dat moment naar buiten zou komen?
A: Het is mogelijk dat dat op problemen gestuit had. Ik was daar op dat moment niet bezorgd over.(…)”
7. Boete op 3 juli 2007
7.1
[R] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 13: “V: U gaf [appellant] een boete. Wat was zijn reactie?
A: Hij was ontstemd.
V: Heeft u nog verder gesproken over hoe het werkelijk zat?
A: In mijn beleving en overtuiging was hij in juni in Mexico om te trainen. Ook daarna was er geen enkele aanleiding om te twijfelen.
V: Men in black, uitzetting uit Deense ploeg, administratieve slordigheden. Er waren aanwijzingen.
A: Hij heeft altijd volgehouden dat hij in Mexico zat. Hij is in Mexico geweest. Hij heeft mij nooit aanleiding gegeven om daar over te twijfelen. Hij was ontstemd over de boete en dat snap ik ook. Het was geen klein bedrag.
(…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 17: V: Boete van EUR 10.000. Overleg met mededirectieleden? A: Ja, natuurlijk. Met beide directieleden.
V: Kwam het eerder voor dat een renner zo’n recorded warning die lijkt op die van 29 juni 2007 heeft gekregen?
A: Nee. Dit was de eerste recorded warning die ik ooit onder ogen kreeg.
Het was ook de eerste keer dat ik een renner een boete gaf.
(…)”
7.2
[B] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 22: “Ik kan me herinneren dat er een boete is uitgedeeld in het begin van de tour. Volgens mij was dat alleen voor de recorded warning, die EUR 10.000. Ik ben daar niet bij betrokken geweest. Ik weet niet hoe het contractueel geregeld is. Het is niet met mij overlegd. De boete was wel een signaal.
V: Heeft u na het begin van de Tour met [appellant] gesproken over de recorded warning, de boete en de uitsluiting door de Deense Wielerbond?
A: Dat was toen bij mij nog niet bekend.
V: De recorded warning en de boete. Heb u daar wel met [appellant] persoonlijk over gesproken?
A: Nee, het waren voldongen feiten. Tijdens de Tour ben je als ploegleider bezig met voorbereidingen naar de eerste dag toe, de trainingen indelen. Je wilt geen renner meer afleiden van alles dat is gebeurd. We gingen vertrekken en we focusten ons op het sportieve. De kwesties die speelden zijn niet meer aan de orde geweest. Zo gaat het wel. Je staat daar met die negen en je gaat de Tour in.
V: Hebt u met [appellant] gesproken over waar hij in juni uithing?
A: Nee.(…)”
7.3[L]heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 28 en 29: “We gaven de renner een interne sanctie, een financiële boete meen ik mij te herinneren. Daarnaast waren er geen gevolgen. Ik heb dit nooit op papier gezien, van boetes of waarschuwingen of wat dan ook. Ik heb niets op papier gezien, ook niet van communicatie van UCI of de ploeg aan de renner of van het management aan mij. (…)”
7.4 [appellant] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 8: “Hij (hof: [R]) zei dat hij mij een boete moest geven voor mijn overtreding. Ik vroeg hoe hoog die boete zou zijn, maar dat kon hij mij op dat moment niet zeggen. Hij zou het mij later laten weten. De boete kwam per mail op 3 juli. Mijn reactie was verbazing over de hoogte van de boete. Ik vond het onzin dat de boete zo hoog moest zijn. Dat zei ik hem door de telefoon. Hij zei dat ik een boete van een bepaalde hoogte moest krijgen, zodat het eruit zag alsof ze het serieus namen. Als hij een boete van EUR 1.000 gegeven had, hadden ze hem uitgelachen.
(…)”
Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 15 en 16: “V: Heeft u ooit de boete die u van [R] ontving op 3 juni met uw ploeggenoten besproken?
A: Ja, dat vertelde ik al twee dagen later aan mijn ploeggenoten nadat wij verzameld hadden in Londen op 5 juli. Het was gewoon aan tafel, bijna alle renners waren aanwezig. Ik weet niet of [naam] of [naam] aanwezig waren, maar de resterende renners wel.
Ik vertelde dat [R] mij een boete van EUR 10.000 gegeven had op grond van de recorded warning die ik de 29e gekregen had. Zij zeiden dat dat vreselijk was en dat het niet eerder gebeurd was in de wielergeschiedenis van de Rabobank.
V: Vroegen zij waarom u die boete had gekregen?
A: Het ging om een gemiste controle in die periode in de maand juni die leidde tot een recorded warning.
V: Is er gesproken over Mexico?
A: Nee. Het enige wat ik me herinner dat [TD] mij in Londen vroeg, nadat we terugkwamen van een lunch, of ik in Mexico geweest was. Ik zei come on, dat ben ik niet.
V: De gemiste controle was de aanleiding voor de boete. Is er over uw verblijf waar dan ook gesproken?
A: Nee. Velen wisten dat ik rechtstreeks van de Pyreneeën kwam, zowel [MC] als [naam] waren bij de Tour aanwezig.(…)”
8.De persconferentie op 24 juli 20078.1 [R] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 13 en 14:“V: 23 juli, verzoek van de tourdirectie om publiekelijk te verklaren.
A: [naam] kwam met dat verzoek. Hij zat in de directie van de tour. Een paar dagen eerder had ik me al vrijwillig gemeld. Er was contact. [naam] belde mij maandag op om te vragen wat ik ging doen op de rustdag. Dat was de 24e. Ik gaf aan dat wij een persconferentie wilden organiseren, niet al te groot opgezet, bij het hotel.
[naam] gaf aan dat de directie van mening was dat wij een grote persconferentie moesten organiseren voor de wereldpers. Het ging erg belangrijk zijn met het oog op de positie van [appellant] in de Tour. Op zaterdag heb ik mij vrijwillig bij de tourdirectie gemeld, toen het bekend was geworden van de Deense bond. De tourdirectie heeft mij geprobeerd onder druk te zetten. Er moest niets meer gebeuren anders zouden ze [appellant] een klap geven. Het gesprek was op zaterdag met de voltallige directie van de Tour.
Op maandag ben ik gebeld over de persconferentie.
V: Wat waren de voorbereidingen?
A: Ik heb contact gehad met de sponsoren, de raad van commissarissen van Rabo wielerploegen. Ik heb contact gezocht met [K]. Ik kende hem.
Wij hebben de persconferentie op dinsdagochtend voorbereid op de kamer van [K]. Aan de hand van de recorded warning hebben we het stap voor stap doorgenomen. Het ging om meneer [K] en ik en later ook [appellant]. De persman Bergsma kwam in en uitlopen.
V: Was [B] ook betrokken?
A: Nee. Ik zou de persconferentie doen met [K] en [appellant]. Ik had de verantwoordelijkheid genomen en vastgehouden. [B] had geen essentiële rol in de voorbereiding van de persconferentie. Of [B] aanwezig was, weet ik niet meer.
V: Was[L] ook betrokken?
A: Nee.
V: Wat waren de reacties van [appellant]?
A: Hij gaf de normale uitleg die wij van tevoren ook al hadden gehoord. Dit was voldoende om de persconferentie in te gaan. Wij waren overtuigd dat hij in Mexico was geweest.
V: Was de voorbereiding om een mooi verhaal te maken of om de waarheid te krijgen?A: Het was de bedoeling om naar waarheid te verklaren. Dit is besproken, ook met dhr. [K]. [appellant] gaf voor alles een uitleg. Wij konden hier voldoende mee uit de voeten.
V: Er waren slordigheden en onjuistheden. Heeft u [appellant] hiermee geconfronteerd?
A: Ja, maar [appellant] heeft altijd volgehouden dat hij in die periode in Mexico was geweest. Hij had veel getuigen die dat ook konden verklaren: mensen uit het dorp, familie, waar hij had getraind waren foto’s van. Er waren foto’s gemaakt van dat hij daar fietste in die tijd.
V: Voorbereiding was vaak in de Dolomieten, Alpen en Pyreneeën. Dit was een afwijking.
A: Waarom zou hij niet in Mexico bij zijn schoonfamilie trainen? Dit was niet zo bijzonder. Het was geen punt om er speciale aandacht aan te besteden.
(…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 16: V: Heeft u tijdens de persconferentie verklaard dat [appellant] in die tijd in Mexico was? A: Wij hebben dat verklaard. De inzet van de persconferentie was dat [appellant] in Mexico was geweest. Wie dat tijdens de persconferentie heeft gezegd? [K] had een procedurele rol, over de juistheid van whereabouts en over de recorded warnings. De rol van [K] was ook het plaatsen van de whereabouts in de reglementaire en juridische context. Ik heb mijn persoonlijk commitment afgegeven. [appellant] heeft vragen van de pers beantwoord.
V: Had [appellant] een rol dat hij iets zou gaan verklaren?
A: Dat kan ik mij niet meer zo goed herinneren. Ik was verantwoordelijk voor de ploeg en organisatie en stelde mij achter [appellant]. Ik had de boete opgelegd voor de onzorgvuldigheid.
(…)”
8.2 [B] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 22: “V: Er komt een persconferentie, dat wilde de leiding van de Tour. Wat was uw betrokkenheid?
A: Ik ben daar buiten gelaten. Ik heb daar niet echt een rol in gehad. [R] was er niet de hele tour bij, maar hij was daar toen wel en dhr. [K] was daar bij. Zij hebben het op zich genomen. Ik heb daar geen bemoeienis in gehad. Ik was ook niet aanwezig bij de persconferentie.(…)”
8.3
[K] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 2 tot en met 6: “A: Op zaterdag 21 juli ben ik door dhr. [R] gebeld betreffende problemen die in de Tour aan de orde waren inzake de Raboploeg en dhr. [appellant]. In het bijzonder ging het om problemen over de recorded warning. Op verzoek van dhr. [R] ben ik naar de Tour gegaan op maandag 23 juli. Daar heb ik met dhr. [R] gesproken. ’s Avonds heb ik heel kort maar niet inhoudelijk met dhr. [appellant] gesproken. Er waren ook allerlei andere mensen aanwezig, maar dat was naar mijn herinnering niet langer dan 5 minuten.
De volgende dag, zoals de avond daarvoor afgesproken, zouden we op mijn hotelkamer een overleg hebben over de persconferentie die was gearrangeerd. [appellant] zou ’s ochtends nog wel trainen, het tijdstip was ongeveer 11.30 uur. Het kan zijn dat ik daar iets naast zit, ik heb het niet helemaal scherp. Aanwezig waren dhr. [R], [appellant] en ik. In en uit liep de toenmalig communicatiemanager [naam]. Het overleg was bedoeld om ons voor te bereiden op de persconferentie van die middag. Rabo had de opdracht gekregen door de Tourorganisatie om openheid van zaken te geven ten aanzien van de geruchten. Deze concentreerden zich op de recorded warning en op de geruchten dat hij uit de WK-selectie was gezet door de Deense Bond.
(…)[R] zat op de ene plaats op het bed, [appellant] zat in kleermakershouding op de tweede helft van het bed en ik zat op een stoel daarvoor. Voor ons gesprek is de recorded warning als uitgangspunt genomen en deze is alinea voor alinea doorgenomen. Mij was gevraagd om de recorded warning tijdens de persconferentie te willen duiden. Het gaat om de recorded waring van 29 juni.
Op de vraag op welke wijze dat is gegaan, moet ik zeggen dat ik dat niet helemaal zeker weet. In mijn idee had ik deze gekopieerd.
De voorzitter deelt exemplaren van de recorded warning uit.
Mr. Knijff: de feiten hebben wij alinea voor alinea doorgenomen. Als u kijkt naar de feiten uit de 2e en 3e alinea, deze hebben wij doorgenomen. [appellant] heeft uitgelegd hoe dat tot stand gekomen is. De tweede alinea heeft betrekking op het verblijf in Mexico van 4 tot 12 juni. [appellant] heeft uiteengezet dat de brief aan de UCI om ze op de hoogte te stellen op
8 juni door huishoudster in Italië is gepost. Dit was te laat, dat zei hij ook.
Ten aanzien van 3e alinea is besproken en heeft [appellant] uiteengezet dat hij besloten had langer in Mexico te blijven. Dit is per post vanuit Mexico aan UCI bericht. Deze brief heeft er te lang over gedaan, pas op 28 juni is deze brief gearriveerd.
V: Hoe verklaarde hij dat, dat deze brief te laat was?
A: Mexico heeft twee tranches, 4-12 en tot 12-28 juni. Van 4-12 juni was het excuus dat de huishoudster de brief te laat heeft gepost.
V: En de tweede tranche?
A: op 12 juni uit Mexico gepost, dat staat ook in de derde alinea. [appellant] gaf als excuus dat de brief er heel lang over gedaan had.
Er was geen spoor van twijfel dat dhr. [appellant] in Mexico was geweest in die periode, maar hij erkende ook dat hij onzorgvuldig was geweest met het opgeven van het verblijf aldaar. Dit hebben wij als zodanig ook in de persconferentie naar voren gebracht, dat er sprake was van administratieve slordigheden.
V: Hebt U op de man af aan [appellant] gevraagd waar hij in de maand juni 2007 had verbleven?
A: Dat heeft dhr. [R] gedaan. Het antwoord van [appellant] was dat hij in Mexico was.
V: Ten aanzien van 26 juni was duidelijk dat dat niet juist was.
A: Ik verklaar hier wat ik in dat gesprek heb gehoord. Van 26 tot 29 juni trainde [appellant] in de Pyreneeën. [R] heeft hem gebeld of [appellant] aan de UCI de juiste whereabouts heeft doorgegeven.
Opmerking bij voorlezen van proces-verbaal: Ik heb begrepen dat [appellant] op 26 juni tegen [R] had gezegd dat hij deze dat nog aan de UCI zou gaan doorgeven.
[K]: Ik weet niet meer of het de 25e of de 26e was.
Aan de orde is geweest dat de periode van 26 juni, het kan ook 25 juni geweest zijn, tot 29 juni geduid was. Hier was getraind in de Pyreneeën. Zowel [R] als [appellant] had dit aan de UCI doorgeven. Het is in het gesprek aan de orde geweest. Wij hebben heel nauwgezet de Mexico-periode doorgenomen en daar is dit ook aan de orde geweest.
Hof: Zowel [R] als [appellant] hebben ieder afzonderlijk gezegd dat zij dat hadden gedaan.
[K]: Dat onderwerp is toen aan de orde geweest.
Mr. Brantjes: Over de tweede periode wordt gezegd dat de brief er te lang over gedaan had.
[K]: De brief heeft te lang over gedaan. De training van 26 tot 29 is verklaard. [appellant] en [R] hebben de UCI toen op de hoogte gesteld, [appellant] nadat [R] hem daar nogmaals op had gewezen.
Hof: Training was op de 25e weten wij uit het dossier.
Mr. Brantjes: Dat heeft meneer niet zo gezegd.
Hof: In de recorded warning wordt de datum van 26 juni genoemd als de datum waarop [appellant] in ieder geval terug was. Wij weten dat de trainingsstage van de 25e is.
Vervolg getuigenverhoor:[R] heeft dezelfde dag ook zekerheidshalve de whereabouts aan de UCI doorgeven. Het had bij mij wel een plaats gekregen.
Het gesprek heeft volgens mij tussen de één en de anderhalf uur geduurd. De hele recorded warning is doorgenomen. Dit is voor het verloop van het geding niet meer van belang. Er stonden ook andere warnings in die besproken zijn.
V: Is de boete ook besproken?
A: Met [appellant] weet ik niet. Ik wist dat die boete was opgelegd en dat onderwerp is ook in de persconferentie aan de orde geweest. [R] heeft het in de persconferentie medegedeeld. De boete was mij in ieder geval bekend voordat ik het gesprek in ging.
De persconferentie was al vastgesteld. Het gesprek was ter voorbereiding. U vraagt naar de tekst voor de persconferentie.Voor mij geen tekst gemaakt. Ik heb uiteengezet wat ik in de bespreking van [appellant] had gehoord over de recorded warning en de verklaringen. Dit heb ik naar voren gebracht. Het ging heel concreet over de recorded warning. Uitvoerig is de recorded warning aan de orde geweest, er stond ook een kennelijke verschrijving in, er stonden ook andere warnings in. Ten aanzien van Mexico is gezegd dat [appellant] in de betreffend periode in Mexico was, maar dat er sprake was van administratieve slordigheden bij het opgeven van zijn whereabouts.
V: Heeft u dat gezegd of [appellant]?
A: Ik heb dat gezegd. Het kwam uit het gesprek dat wij gevoerd hebben. Er was geen twijfel over dat [appellant] in die periode naar Mexico was geweest. Zoals er over gesproken werd en zoals geduid werd dat de huishoudster het te laat had opgestuurd. Het item was dat het administratief niet goed was gedaan. Er was geen twijfel over dat hij in Mexico was.
V: Hebt u niet het idee gehad dat het wel anders was geweest?
A: Nee, dat idee heb ik niet gehad. Als dat wel zo geweest was, had ik het in de persconferentie totaal anders gedaan dan ik het gedaan heb. Dat heeft te maken met de wijze waarop ik vind dat advocaten moeten optreden.
V: U geloofde dhr. [appellant].
A: Ja. Van [R] had ik absoluut niet de indruk dat hij iets anders dacht dan dat [appellant] in die periode in Mexico was. Hij heeft dat ook uitdrukkelijk aan de orde gesteld. De houding van [R] gaf niet aan, ook niet achteraf, dat ik in een toneelstukje terecht was gekomen.
V: Resultante van overleg.
A: De tekst voor wat betreft het duiden van de recorded warning in de persconferentie was mijn mondelinge tekst. [R] heeft volgens mij ook niet van een papier gesproken. T.a.v. [appellant] weet ik dat de communicatiemanager wel een paar regels op papier had gezet. Daar ben ik niet bij betrokken geweest en daar heb ik geen inhoudelijke input bij gehad voor zover ik me herinner. De inhoud was dat [appellant] er spijt van had dat hij het zo slordig had gedaan.
V: U was aanwezig tijdens de persconferentie.
A: Dit was mij uitdrukkelijk verzocht en het was zo opgesplitst. Ik zou de recorded warning uitleggen. [appellant] moest daar zijn omdat het om hem ging. Hij zou een zekere mate van spijt betuigen en hij zou nauwgezet zijn in de toekomst. [R] zat daar om te zeggen dat [appellant] een boete had gekregen en dat zij erop zouden toezien dat [appellant] nauw omging met opgeven van zijn whereabouts.
De uitzetting uit de Deense ploeg, dat is niet besproken.
Druk in Tour ontstaan over enerzijds bekend geworden zijn van recorded warning van 29 juni en dat [appellant] uit Deense selectie was gezet. De belangrijkste reden was de recorded warming.
Uitzetting uit Deense wielerploeg was geen wezenlijk issue in ons voorbereidend overleg en ik kan me ook niet herinneren dat het een wezenlijk issue was tijdens de persconferentie. Het kan zijn dat er een vraag over is gesteld door een journalist, maar dat kan ik mij niet meer herinneren.
Het onderwerp is minder van belang geworden, is mijn inschatting, want een dag voor de persconferentie had de voorzitter van de UCI verkaard dat [appellant] wat de UCI betrof aan de tour kon deelnemen en deze kon uitrijden.
V: Uitzetting uit Deense wielerploeg. Wist u voor het gesprek de reden?
A: De reden was dat er een dopingtest gemist was. Het missen van de dopingtest had zijn neerslag gekregen in een warning uit de recorded warning.
V: Waarom was dopingtest gemist?
A: Omdat de whereabouts op dat moment niet goed waren opgegeven.
V: Het ging om het missen van een dopingtest door onjuiste opgave van whereabouts. Dit stond ook in de recorded warning. Is er een koppeling gelegd tussen beide, tezamen met de boete?
A: Niet door mij. U moet dat aan dhr. [R] vragen. De andere warnings die onderdeel uitmaken van de recorded warning zijn ook besproken. Daar zit ook een missed test is, omdat [appellant] te laat had opgegeven dat hij Mexico was. Bij de UCI was hij niet als zodanig geregistreerd, omdat de opgave te laat door de UCI was ontvangen. Het was geen issue die nadere aandacht behoefde.
V: Administratieve slordigheden. 26 juni. Verblijf elders dan aanvankelijk opgegeven. Periode na 12 juni. Het verblijf had betrekking volgens recorded warning tot en met 29 juni.
U wist dat hij op 27 juni niet in Mexico zat.
A: Dat was bekend. Ook bekend was dat zowel [R] aan de UCI, ik meen op 26 juni, opgave had gedaan van het feit dat hij in de Pyreneeën zat.
V: Meer dan administratieve slordigheid. Het was een onjuiste opgave.
A: Het is in ieder geval gecommuniceerd als administratieve slordigheden. Uitgangspunt was dat [appellant] in Mexico was en hij heeft die periode niet op de juiste manier verantwoord heeft.
V: Feit is dat uit de recorded warning blijkt dat [appellant] zijn whereabouts per brief vanuit Italië door zijn huishoudster te laat op de post is gedaan. Dat het per brief ging, was dat een onderwerp van gesprek?
A: Dat herinner ik mij niet meer. Ik herinner mij wel, maar ik weet niet of dat in dat gesprek is geweest of later in de procedure, is dat [appellant] er vanuit ging dat hij zijn whereabouts per post kon opgeven. Ik weet niet of dat in dat gesprek aan de orde is geweest.(…)”
8.4
[appellant] heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 10, 11 en 12: “V: Persconferentie op 24 juli. Wat was de aanleiding voor die persconferentie?
A: Het is normaal als je de gele truidrager bent dat er een persconferentie gehouden wordt op een rustdag. Wij prefereerden vanuit de Rabobank om een kleinere persconferentie te houden in het hotel, zodat ik mij kon richten op de koers en daar niet te veel tijd aan kwijt was. ASO wilde een grote persconferentie. Die kwam er, omdat mijn waarschuwingen openbaar gemaakt waren door de directeur van de Deense Wielerbond. Toen dat gebeurde was dat een groot thema in de dagen daarop. Daarom verlangde ASO dat wij een grote persconferentie gaven.
V: Ging het ook om uw uitzetting uit de Deense Wielerbond?
A: Nee. Er was altijd een aanleiding om een persconferentie te houden, die zou er altijd geweest zijn.
V: Wie waren er betrokken bij de persconferentie?
A: [R], [naam], ikzelf en [K].
V: Vertelt u eens over de voorbereiding. Met wie heeft u gesproken?
A: Op 23 juli kwam de advocaat van Rabobank, [K]. Wij ontmoetten elkaar heel kort. We hebben handen geschud, dat was het. We spraken af dat we de volgende ochtend een korte ontmoeting zouden hebben en de persconferentie zouden voorbereiden, wij vieren. Met [R] had ik op 23 juli contact. Het ging over waar de persconferentie gehouden zou worden, in het perscentrum of in het hotel. De voorbereiding van de persconferentie gebeurde de dag daarop. De persconferentie zou plaatsvinden na de training op de 24e. Om 10.00 uur vertrokken wij met de Raboploeg om te trainen. Om 12.00 uur kwamen wij terug. Ik ging in bad en daarna hadden we een vergadering, voor de lunch, en daarna was de persconferentie.
Bij de vergadering voor de lunch waren [R], [K], [naam] en ik aanwezig. De vergadering heeft een half uur geduurd. We maakten een werkverdeling, [K] zou de waarschuwingen uitleggen, die staan in de brief van UCI van 29 juni. [naam] zou een statement voor mij maken die ik dan zou oplezen of zo goed mogelijk proberen te onthouden. [R] zou vertellen over de Rabobank en hun opstelling.
V: Is er concreet over de recorded warning van 29 juni gesproken?
A: Ja, we hadden allemaal een kopie van [K] gekregen, voor zover ik mij herinner.
V: Nam [K] het voortouw bij de bespreking?
A: Ja.
V: Wat is er besproken?
A: Hij vroeg naar de verschillende waarschuwingen die genoemd werden en ik gaf een verklaring.
V: Vroeg hij ook naar de data die in de recorded warning stonden vermeld?
A: Hij vroeg naar de afzonderlijke waarschuwingen die genoemd stonden, maar niet specifiek naar data.
V: Hij vroeg in het algemeen, maar hij sprak niet over de recorded warning zelf, wat daar in stond?
A: Niet in detail, voor zover ik mij herinner. Wat ik mij herinner van de vergadering is dat [K] de eerste persoon was die vroeg of ik in Mexico geweest was. Toen zei ik ‘ja’ tegen hem. Terwijl [K] schreef in zijn blocknote, keek ik naar [R] en hij knikte naar mij als erkenning. Zo van, oké, dat was een goed antwoord, een overtuigend antwoord naar [K]. Dit had ik ook verteld in de laatste week van de Tour, sinds het openbaar worden van de waarschuwingen. Ik vertelde dit aan iedereen, vanaf het moment dat de waarschuwingen openbaar werden. Dit werd gezegd in de persconferentie tijdens de Tour de France. Dit werd ook gezegd in de grote persconferentie diezelfde dag.
V: Er waren eerdere persconferenties geweest waarbij u gezegd heeft dat u in Mexico was?
A: Ja, voor zover ik mij herinner. Vanaf het moment dat [naam] het op de televisie had gezegd, werden mijn whereabouts een thema in de Tour de France. Het was op 18 of 19 juli in Montpellier. Ik heb in het begin niet gezegd dat ik in Mexico was, toen heb ik gezegd dat er sprake was van een administratieve fout en een brief die te laat verstuurd was. Daarna weet ik bijna zeker dat er gevraagd was waar ik ben geweest. Niet noodzakelijkerwijs dezelfde dag, maar die dagen daarop. Het gaat om die periode, voor zover ik mij herinner.
V: En voor die tijd zei u dat het een administratieve vergissing was?
A: Nee, toen was het nog niet openbaar. Het was vertrouwelijke informatie. Het werd openbaar vanaf het moment dat de directeur van de Deense wielerbond het openbaar maakte, op 18 juli in Montpellier.
V: Toen zei u dat het een administratieve vergissing was, en daarna zei u dat u in Mexico geweest was.
A: Dat laatste kan de dag daarop geweest zijn. Ik ben snel gaan zeggen dat ik in Mexico was.
V: De administratieve vergissing hield toch ook in dat u in Mexico was? Ik zie het onderscheid niet.
A: Ja. Het uitgangspunt was dat de informatie in de brief van de 29e vertrouwelijk was. De eerste keer werd ik er mee geconfronteerd toen de Deense televisie zei dat er sprake was van een administratieve fout. De dag daarna kwam [naam] op televisie en zei dat er sprake was van meer dan een administratieve fout.
V: Toen bent u gaan volharden?
A: Dat is de hele tijd de verklaring aan de UCI geweest.
V: Tijdens de vergadering voorafgaand aan de persconferentie, had u voorafgaand met [R] besproken wat u tegen [K] zou zeggen?
A: Nee.
V: Toen u zei dat u in Mexico was, kreeg u een goedkeurend knikje van [R]. Hoe begreep u dat als een goedkeurend knikje?
A: Ja. [R] had de hele tijd geweten dat ik niet in Mexico was, maar in de Alpen en Italië.
V: Was er geen aanleiding geweest om [K] te vertellen dat het een verhaal was, maar dat u in Italië en in de Alpen geweest was?A: Het was iemand die ik een paar uur daarvoor ontmoet had. Ik wist niet of ik hem kon vertrouwen. Alle anderen van de wielerploeg waren betrokken. De verklaring van [naam] hield in dat ik mijn verontschuldigen zou aanbieden. Ik vond het erg dat de whereabouts de sportieve prestaties in de Tour overschaduwden. Ik zei dat ik hoopte dat wij ons weer op het fietsen konden concentreren, want daarom waren wij daar.
De whereabouts zouden de aandacht wegnemen van dat ik de Tour wilde winnen. Het waren regels, maar geen regels die mij konden verhinderen om verder te fietsen.
V: Als duidelijk was dat u niet in Mexico was, was dat een overtreding die verder fietsen zou verhinderen?
A: Niet met betrekking tot het reglement.
V: Als toen duidelijk zou zijn dat u had gelogen, had er dan niet nog een warning kunnen komen die tot een schorsing zou hebben geleid? Three strikes out.
A: Het had hoogstwaarschijnlijk geleid tot een warning en dan was de Tour afgelopen geweest. Zolang er maar twee waarschuwingen zijn, en dat was het op dat moment, is er niets aan de hand. Ik moest natuurlijk vasthouden aan het verhaal dat ik in Mexico was.
V: [K] komt naar Pau en u zegt dat u hem niet vertelde hoe het echt zat, want u wist niet of u hem kon vertrouwen. Alle anderen wisten het.
A: Zij waren betrokken.
V: Zaten in het complot?
A: Nee, niet de renners. [B], [R] en[L]. [naam] was niet betrokken en hij was ook niet aanwezig. Hij was bezig met mijn statement op dat moment. Er waren drie aanwezigen.
V: De mededelingen aan de pers dat u in Mexico was. Hebt u dat ook aan andere renners gezegd toen het aan het licht kwam rond 18/19 juli?
A: Ja, dat was het verhaal. Op dat moment hebben de renners het ook geweten. Zij hebben hetzelfde bericht via de pers gekregen. Niemand heeft het ooit aan mij gevraagd, [K] was de eerste die aan mij vroeg of ik Mexico geweest was. Die anderen hebben met grote waarschijnlijkheid geweten dat ik daar nooit geweest was. Zij hebben via de krant de mededeling gekregen dat ik in Mexico was. [K] is de enige die mij vroeg of ik daar geweest was.
(…)”9. Het publiekelijk bekend worden op 25 juli 2007 dat [appellant] op 13 juni 2007 door [C] in de Dolomieten was gezien
9.1 [R] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 14 en 15: “[appellant] won de etappe op de (het hof leest) Aubisque. Ik werd gebeld door een Nederlandse journalist dat [appellant] op 15 of 16 juni was gezien door [C], midden in de periode dat hij in Mexico zou verblijven. Ik wilde [C] spreken om te kijken of het klopt. Ik heb [C] gebeld. Hij is een ex-collega. Ik vroeg of het klopte. Hij voelde wel dat het misschien een probleem zou gaan opleveren. [C] begon te stotteren en te draaien. Hij probeerde zijn verhaal af te zwakken dat het misschien niet [appellant] was en dat het slecht weer was. Ik zei dat hij niet moest draaien en toen gaf hij schoorvoetend toe dat hij [appellant] was tegengekomen en hem ook had gesproken. [C] en [appellant] kenden elkaar ook. Bij mij sloegen alle stoppen door. Als het zo was, hadden we een groot probleem. Ik heb [appellant] gebeld en hem geconfronteerd met de uitspraken van [C]. Ik kreeg een twijfelende ‘ja’. Ik werd woedend op [appellant] en zei dat het betekende dat hij toen niet in Mexico zat. Ik vroeg hem of hij wel of niet in Mexico geweest was. Hij zei ‘nee’. Ik schold hem uit en toen draaide hij zijn verhaal terug: natuurlijk was hij in Mexico geweest en hoe kon ik daaraan twijfelen. [C] zou een lulverhaal ophangen. [C] hing geen lulverhaal op, hij had [appellant] gesproken in de Dolomieten. Voor mij was duidelijk wat er moest gebeuren. Er stond zoveel op het spel. Het verblijf in Mexico was essentieel in dit verhaal.
Als je in de Tour in de gele trui rijdt en er word je zo het vuur aan de schenen gelegd. Mijn vertrouwen in hem was helemaal weg. Ik had mijn nek uitgestoken.
V: U zat in de bus toen u gebeld werd door de Nederlandse journalist.
A: Toen heb ik [C] gebeld. Hij zat er mee in zijn maag.
V: Toen confronteerde u [appellant]. Was er nog een tussenstap dat u opnieuw met [C] belde of wist u genoeg?
A: Ik wist genoeg. [C] gaf aan dat hij zijn verhaal nog wilde bijdraaien, dat hij [appellant] niet had gezien en dat het slecht weer was. Ik wilde niet dat het verhaal teruggedraaid werd. Ik wilde weten wat er gebeurd was. Ik kende [C]. Wij hadden een goede verstandhouding.
(…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 16:
“A: Op de daaropvolgende dag, op 26 juli. In het bijzijn van [K], [P] en [A] heb ik [C] nogmaals gebeld. Dit telefoongesprek met [C] was de bevestiging dat ik er achter kwam dat [appellant] niet in Mexico was. Tijdens dat onderhoud met [K], [A] en [P] ben ik ook nog een uur verhoord door de Franse recherche. Ik heb het nogmaals bevestigd gekregen en gevraagd of [C] het op schrift wilde stellen. Dit heeft nog een paar weken geduurd, maar uiteindelijk is deze schriftelijke verklaring er ook gekomen. Dit was voor mij een geruststelling.
(…)”
9.2
[B] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 23:
“V: De volgende dag komt het bericht van [C] na de rit van de (het hof leest) Aubisque.
A: Ik heb toen geen contact met [R] gehad. Het werd mij bekend bij terugkomst in het hotel. Dat duurde wat langer, want ik moest met de auto terug komen. Ik hoorde dat [appellant] uit de Tour werd gezet. Ik kwam [appellant] tegen in de gang en wilde hem feliciteren met zijn dagoverwinning. Hij vertelde mij dat hij uit de tour gezet was. Ik ben verbouwereerd naar [R] gegaan om vragen te stellen. Het [C] verhaal kwam bij mij pas daarna. Ik hoorde het van [R] zelf. Ik was verbaasd dat [appellant] uit de Tour gezet was en wilde weten of dat wel zo was. Er was paniek.
V: Wat was de conclusie uit het [C] verhaal volgens [R]? [C] had [appellant] in de Dolomieten gezien.
A: Dat [appellant] uit de Tour gezet was. Het was een voldongen feit. Daar was niets meer aan te doen. Ik kan me niet herinneren hoe het [C] verhaal tot mij is gekomen.
V: [R] trok de conclusie dat [appellant] niet in Mexico is geweest.
A: Beetje bij beetje kwam het verhaal die avond. Als verslagen honden zaten we bij elkaar.
V: Daarna, heeft u dat nog met andere renners besproken?
A: Dat kan ik me niet herinneren.
V: Is er met renners gesproken over de verblijfplaats van [appellant]?
A: De ploeg werd bijeengeroepen en [R] heeft het aan de ploeg gemeld. Hij heeft gezegd hoe het zat, exacte bewoordingen weet ik niet meer. Het was een mededeling aan het team. Met de renners heb ik niet over Mexico gesproken, niet dat ik weet.
(…)”
9.3
[appellant] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 12, 13 en 14:“V: Op 25 juli wordt u geconfronteerd door [R] dat [C] u heeft gezien in de Dolomieten op 13 juni 2007.
A: Het gebeurde nadat ik de etappe Aubisque gewonnen had. Ik ging per helikopter met [MC] en [TD] naar het hotel. De andere renners en [R] gingen per bus. Toen belde [R] naar mij en ik kon goed aan zijn stem horen dat er een probleem was. Door de slechte verbinding spraken wij af dat we verder over zouden praten in het hotel. Hij kwam naar mijn kamer en vroeg mij of ik [C] gezien had op 13 juni. Ik antwoordde ja. [R] zei, in het Engels: Now we are fucked, you ruined it for everybody. Hij was niet verbaasd dat ik niet in Mexico was, dat was niet de reactie. Hij vroeg ook niet of ik daar geweest was.
V: Heeft hij gevraagd waar u was in de maand juni?
A: Nee, hij vroeg specifiek naar de (…) dag dat [C] mij gezien had. Dit kreeg hij bevestigd door [C] per telefoon. Hij vroeg niet verder waar ik in juni geweest was. Hij was erg opgewonden. Hij zei dat hij me uit de Tour zou trekken. Ik werd enorm kwaad op hem. Ik zei dat hij dat niet kon doen. Het was een kort gesprek en we waren allebei enorm over de rode.
V: Is er nog gesproken over de recorded warning?
A: Niet voor zover ik mij herinner.
V: Het verhoor van [R], het gesprek van 25 juli. ‘Ik werd woedend op [appellant] en zei dat het betekende dat hij toen niet in Mexico zat. Ik vroeg hem of hij toen wel of niet in Mexico geweest was. Hij zei nee.’ Hieruit lees ik dat de woede van [R] ontstond toen hij hoorde dat u niet in Mexico was.
A: Hij wilde mij laten toegeven dat ik daar niet geweest was. Toen ik zijn reactie zag, zei ik: ja maar natuurlijk ben ik daar geweest. Tot dan toe was dat wat hij wilde horen, maar plotseling wilde hij dat niet meer horen. Nadat het bekend was geworden over de hele wereld, wilde hij het niet meer horen.
V: Als [R] vraagt of u wel of niet in Mexico geweest was, is dat merkwaardig als hij wist dat u niet in Mexico geweest bent.
A: Ik vond zijn vraag heel dom. Natuurlijk was ik niet in Mexico geweest. Ik zei ja, want dat was wat hij wilde horen.
V: Waarom zei u niet dat hij (…) al lang wist dat u niet in Mexico geweest was?
A: Dat zou zeker een antwoord geweest kunnen zijn. Het was zo duidelijk.
V: Waarom zei u dat u in Mexico geweest was?
A: Omdat dat nodig was om de situatie te redden. Toen ik nee zei, was zijn antwoord dat hij mij uit de Tour zou trekken. Toen zei ik: ja maar natuurlijk was ik in Mexico.
V: Dat zei u daarna?
A: Ja. Nadat hij gedreigd had mij uit de Tour te trekken.
V: Wat zei [R] toen?
A: Hij zei niets, hij belde weer naar [C] en verliet de kamer. Het gesprek duurde een á twee minuten.
(…)V: Nadat u uit de Tour was gezet, bent u lange tijd blijven beweren dat u in Mexico zat.
A: Dit klopt. In de tussenliggende periode heb ik via mijn manager een Deense advocaat genomen die de hele periode in contact was met de advocaat van Rabobank, [K], om een oplossing te vinden, een settlement, voor mijn onterechte ontslag. Dat is iets wat [R] aanduidde de 25e toen hij mij verliet toen ik tegen hem zei dat ik hem een zaak zou aandoen, zei hij dat het niet nodig zou zijn. De Rabobank was een bank met diepe zakken.
V: Heb u in het kader van de onderhandelingen volgehouden dat u in Mexico was?
A: Dat was geen onderwerp. Het kwam naar voren uit het rapport Vogelenzang. Ik hield in Denemarken een persconferentie de dag daarvoor.
V: Waarom hield u vol dat u in Mexico was?
A: Er was niet de behoefte om iets anders te vertellen.
(…)”
10. Overige getuigenverklaringen10.1 [P] heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 32, 33 en 34: “Voor het eerst heb ik contact gehad met [R] tijdens de Tour 2007 op woensdagavond 18 juli. Hij belde mij om te melden dat in de Deense pers een bericht zou verschijnen over een officiële waarschuwing die door de UCI die aan [appellant] uitgedeeld was. [R] bevestigde dat. Het ging om een administratieve waarschuwing. Omdat [appellant] in het geel reed, zou dit stof doen opwaaien.
Intern bij Rabo heb ik dit gemeld aan de RvC, aan alle leden van de RvC en aan het voor de sponsoring van het wielrennen verantwoordelijke lid van de raad van bestuur [naam]. Ook aan het hoofd sponsoring en hoofd woordvoering heb ik dit gemeld. Ik heb cecommuniceerd met het verzoek om als er vragen kwamen even te overleggen, ook met [R].
In de Deense pers verscheen het bericht dat [appellant] uit de Nationale Wielerploeg was gezet. De wielerbond zou dit op 19 juli besloten hebben, later kwamen we er achter dat dat al voor aanvang van de Tour besloten en bekend was bij [R]. Wij wisten dat op dat moment nog niet. Toen dat bericht bekend werd, was er op vrijdagochtend veel belangstelling voor de verklaring van [appellant]. Dit hebben wij gevolgd. Er is communicatie geweest met [R] en[naam]. Zodra zich reputatiegevoelige zaken zouden voordoen, zou de regie bij de Rabo liggen. Zo hebben we ook overleg gehad over de uitleg die [appellant] en de ploegleiding zou geven over de waarschuwing en de uitzetting uit de Deense ploeg.
Het betrof vooral een administratieve aangelegenheid. Het was vertrouwelijk aan [appellant], de ploegleiding had zich op dat moment van enig commentaar onthouden vanwege het vertrouwelijke karakter. Op 30 juni was [appellant] negatief op out of competition gecontroleerd, was een aanvullende uitleg van [R]. Hij had de gebruikelijke controles ondergaan. Alle gezondheidswaarden, voor zo ver bekend, duiden op geen enkele vorm van manipulatie en dopinggebruik.
Of ik aan [R] nog gevraagd heb over de foute whereabouts en de verblijfplaats? Ja. In het weekend van 21 en 22 juli. Naar aanleiding van de berichten in de Deense pers ontstond er veel publiciteit. Er werden in de media twijfels uitgesproken over de verklaringen. Het ging om twijfels of hij wel de waarheid sprak over het missen van dopingcontrole, zijn whereabouts, zijn feitelijke verblijf en de opgave daarvan. Ik heb [R] gevraagd of er contact was geweest over de vergaderingen. [appellant] had met overtuiging verklaard dat hij in Mexico was geweest.
Voor de persconferentie heb ik vooral telefonisch contact met [R] gehad. De bank heeft [R] geadviseerd om zich van een goede advocaat te voorzien, dhr. [K]. Het doel was zich goed voorbereid te manifesteren. Er is contact geweest over de verklaring die daar zou worden gegeven over het verblijf van [appellant] voor de tour. Dit zou worden voorbereid door [R], [naam] en [appellant] zelf in aanwezigheid van [K]. Wij werden wel op de hoogte gehouden, want ons werd als bank gevraagd wat wij als sponsor vonden. Die avond was er een optreden in Netwerk van [naam] om aan te geven wat zij van de kwestie vond.
V: Was u voor de persconferentie bekend wat er door degene die het woord zou voeren namens Rabo verklaard zou worden.
A: Ja.
V: 25 juli 2007.
A: In de ochtend hadden we contact gehad dat er geen verdere negatieve geluiden meer waren en dat [appellant] gewoon kon starten en de laatste bergetappe in kon gaan. Die heeft hij gewonnen. Na afloop ging ik vrolijk naar huis en toen werd ik om acht uur gebeld door [R]. Hij wilde een calamiteit melden: [appellant] zou de Tour uitgezet worden. Hij was er van overtuigd dat [appellant] gelogen had. [R] klonk strijdbaar en oprecht verontwaardigd. We hebben gesproken over de communicatie daaromtrent. Ik heb aangeraden te overleggen met [K] en de voorzitter van de Raad van Commissarissen. Wij zouden vanuit Rabobank een statement afgeven waarbij de schok en teleurstelling zou overheersen en een steun voor de ploeg in algemene zin.
V: Kunt u zich de woorden van [R] herinneren?
A: Essentie was dat [appellant] heeft gelogen. [R] had aan het einde van de middag van een Nederlandse journalist had gehoord dat op Deense tv een Italiaanse journalist verkaard had dat hij [appellant] in de Dolomieten gezien had. [C] was een bevriende oud-wielrenner van [R]. [R] heeft eerst [C] gebeld en vervolgens [appellant] geconfronteerd met de uitspraak van [C]. [appellant] heeft volgend [R] het verhaal van [C] in eerste instantie bevestigd. In tweede instantie trok hij dat in. Voor [R] was het duidelijk dat hij [appellant] niet meer kon vertrouwen. Hij moest [appellant] uit de Tour zetten.
(…)Op vragen van mr. Brantjes:
Ter voorbereiding op dit verhoor heb ik mijn eigen aantekeningen ingezien. Ik heb met de heren [naam] en [K] gesproken. Op 19 juli is gesproken hoogte van de boete. Van de boete hoorde ik op de 18e juli. Ik heb het schriftelijke stuk later pas gezien, volgens [R] was het een vertrouwelijk stuk. Dit was zijn stelling, het ging om de privacy van de renner.
Van de recorded warning van de UCI was ik op de hoogte. Ik kende de inhoud niet.
Ik heb niet gevraagd om een kopie aan dhr. [R].
(…)”
10.2
[H] heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 18 en 19: “V: In welke jaren daarvan bent u aan de Raboploeg verbonden geweest?
A: 1997-1998 en 2007.
(…)
V: Had u ook contact met [appellant]?
A: Nee, weinig.(…)
V: Wist u van collegae die opgaven waar zij verbleven, waar zij verbleven?
A: Nee, je geeft je eigen dingen op. Het werd niet uitgewisseld.
V: Wist u dat van [appellant]?
A: Waar hij zat? Nee.
V: Uitzending van Zembla van februari 2008. Die heeft u nagekeken.Vraag Zembla: “Wist de Rabobank ploeg dat [appellant] niet in Mexico zat, maar in Italië?”
U: “Nou ja dat was voor ons dus geen nieuws.”
A: Met ons bedoel ik de renners op de berg, de arts[naam] en [naam]. [naam] was daarbij. Ik heb die hele lijst van renners niet meer.[naam] was daar bij. Er waren nog tien andere renners bij. Ik heb er goed over nagedacht. Het werd verteld, rond 13, 14 of 15 juli. Wij zaten met zijn allen aan tafel en met [naam]. Hij zei dat het goed mis was en dat er iets was met [appellant] zijn whereabouts. Wij waren verbaasd. Waarom kreeg hij een boete? Hij had opgegeven dat hij in Mexico zat en ik vroeg of hij daar dan niet was. Het was een verrassing dat hij iets op gaf wat hij niet klopte. Daarom gaf Rabobank [appellant] een boete.
V: Zembla: “Dat wisten jullie vanaf het begin van de Tour?”
U: “Ik wist het vanaf de 6e, de 7e of de 8e juli.”
A: Ik heb me daar een paar dagen vergist, het was van 11, 12, 13. Het was vanaf 9 tot 15 juli, dat het geweest was. Toen zaten wij op de berg met zijn allen samen.
Ik vroeg wat [appellant] had gedaan. Ik ging er vanuit dat waar hij opgeeft, dat je daar dan ook bent. Ik had daar niet van tevoren over nagedacht. Het was een verrassing dat je er niet zit waar je hebt opgegeven. In de groep was dit een onderwerp van gesprek. Wat daar precies besproken werd? Hoe het nu ging en hoe het verder moest.
(…)”
10.3
[M] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 7 maart 2013, bladzijde 2:“V: Rapporteerde U aan iemand binnen de Rabo ploeg? Zo ja, aan wie? A: Wij droegen tijdens de rustdag over. In 2007 was dat aan [naam]. Daarvoor was ik alleen. Ik had dan alle renners onder mij als arts. Ik rapporteerde niet aan [R] of [B] over vertrouwelijke informatie en beroepsmatige zaken. Ik heb me altijd aan mijn beroepsgeheim gehouden. (…) V: In hoeverre bent U betrokken bij de trainingen van de renners voorafgaande aan de start van de Tour de France?
A: In het geheel niet.(…)V: Wist U waar [appellant] in 2007, voorafgaande aan de start van de Tour de France, trainde?A: Nee, daar stonden wij helemaal buiten. Ik hoorde daar ook niets van. Ik zag de renners op de dag van samenkomst, volgens mij de woensdag.
(…)”
Proces-verbaal van 7 maart 2013, bladzijde 4:
V: U heeft contacten gehad met [appellant] tijdens de Tour. Heeft u gesproken over zijn verblijfplaats in de maand juni 2007?
A: Nee, helemaal niet. Nooit. Ik sprak niet met renners over hoe de training verlopen was.(…)”
Proces-verbaal van 7 maart 2013, bladzijde 6:
“V: De voorzitter heeft twee keer gevraagd of u met [appellant] heeft gesproken over zijn verblijf voorafgaand aan de Tour. Heeft u buiten de Tour daar wel over gesproken?
A: Nee, ook niet.(…)”
10.4
[A] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 7 maart 2013, bladzijde 9:“Hof: Wij hebben van de advocaat van [appellant] het woordelijk verslag van de radio-uitzending ontvangen van 26 januari 2013. Daar is te lezen dat u op de dag dat [appellant] uit de Tour werd gehaald al vier weken in een crisis management team zat.
A: Op 18 juli had [R] naar [P] van de Rabobank gebeld en verteld dat er een recorded warning was met betrekking tot [appellant] en toen heeft [P] mij gebeld dat ik paraat moest staan. In de weken daarvoor was er al veel aan de hand, maar dat had niets met [appellant] te maken. Dit had te maken met dopinggebruik van (...).”
V: Op 18 juli bent u nauw betrokken geraakt?
A: Ja, bij de wielerploeg.(…)”
Proces-verbaal van 7 maart 2013, bladzijde 10:
“Vanaf 18 juli waren de whereabouts van [appellant] onderwerp van gesprek. Wij hebben gekeken naar waar de recorded warning over ging. Wij zijn er achter gekomen dat het ging over de whereabouts en het niet juist invullen. Het kon gaan om een vergissing, dat je even niet thuis was geweest. In de dagen daarna kwamen dingen naar buiten waardoor wij gingen twijfelen. Op 18 juli was het een administratieve fout. In de dag daarna kwam naar buiten dat de Deense Bond hem niet meer geselecteerd had voor de Deense ploeg en de dag daarna kwam naar buiten dat [appellant] in de Dolomieten gezien zou zijn. Nu u het voorleest, merk ik pas op de dag dat [appellant] uit de Tour werd gehaald, wist van de mededeling dat [C] hem gezien had.
V: Is er enig verband te leggen tussen het werk van de wielerploeg en uw werk?
A: Wij keken alleen naar de managing van de communicatie naar buiten. Wat er gebeurd was, was gebeurd.(…)De eerste keer dat er iets speelde, was op 18 juli. Er was toen contact tussen [R] en [P] dat er een recorded warning was. Daarvoor kwam [appellant] niet in ons verhaal voor. Ik heb de tekst van de recorded warning niet gekregen. De inhoud van de tekst is op 23 juli aan de RvC van de ploeg gegeven.
Wij hebben niet onderzocht wat er gebeurd was. We hebben niet gekeken of hij was waar hij moest zijn. Wij hebben gekeken wat deze warning betekende. Wij keken naar de juridische procedure. Wij hebben aanbevelingen gedaan aan het teammanagement van de ploeg via [P]. Wij hebben gezegd tegen [R] dat hij niet te veel moest gaan focussen op de juridische zaak. Hij moest zich focussen op wie waar was. Wij keken nog naar de gele trui en de tocht naar Parijs.
(…)”
Proces-verbaal van 7 maart 2013, bladzijde 12:
“V: Dit is inhoudelijk erg van belang. Wat wist uw team daarover en wat voor mededelingen heeft u via [P] van [R] gehad?
A: Wij wisten van de recorded warning. Dit betekende dat je op een controlepost niet aanwezig was.
V: Wat betekende nou deze recorded warning? Het ging toch niet om een algemene recorded warning? Om daar goed in te kunnen spinnen, moet je weten wat de recorded warning behelst. Tussendoor geeft u wel aan dat het ging om whereabouts. Wij verzoeken u vriendelijk om zoveel mogelijk te produceren wat u wist toen u begon ten aanzien van de whereabouts.
A: Ik begrijp uw vraag. Ik weet dingen van het rapport Vogelzang en ik vind het moeilijk om te kijken wat ik al eerder wist. 18 juli was het beginpunt. [appellant] reed toen 2 dagen in het geel. Of [P] informatie had over de inhoud van de recorded warning van [R]? Er waren contacten met UCI en ASO, maar niet door ons.
V: Het had met whereabouts en verblijfplaats te maken. Had u informatie van [P] gekregen die hij van [R] had gekregen?
A: Daar hebben wij op dat moment niet over gesproken. Er was een recorded warning geweest en de Deense bond had een aantal dingen gedaan. Ook de UCI had dingen gedaan en er was contact met de ASO geweest. Van dit laatste contact hoorden wij achteraf.
V: Was het geen issue waar hij was geweest, als hij maar mocht rijden?
A: Nee, zo was het niet. Ik moest eerst de buitenwereld observeren. Het was de eerste dag dat er iets bekend gemaakt werd. Rabobank vroeg mij in de gaten te houden wat er geschreven werd.(…)”
Proces-verbaal van 7 maart 2013, bladzijde 13:
“Of ik betrokken was bij de persconferentie op 24 juli 2007? Ja. Ik adviseerde over de communicatie.(…)
V: Er is toen gezegd dat [appellant] in Mexico had verbleven.
A: Wij gingen er vanuit dat wat gezegd werd, waar was. Wij waren niet aan het onderzoeken of dat de waarheid was. Ik had gehoord dat hij in Mexico was. Na 18 juli was er kennelijk iets met zijn verblijfplaats. Hij was in Mexico op dat moment, dat was alles wat wij wisten. Wij namen dat aan als een gegeven. Wij, praat ik over het team.
V: Van wie was die informatie afkomstig?
A: Van het teammanagement,[R] en [B]. Ik had daar geen rechtstreeks contact mee, het ging via [P]. De eerste keer dat ik rechtstreeks contact had, was op de ochtend van 26 juli.
V: Wist u dat de recorded warning zou worden besproken tijdens de persconferentie?
A: Ja. Ik raadpleeg mijn aantekeningen. Op 19 juli heeft de Deense bond naar buiten gebracht dat er een recorded warning was. Het was logisch dat er op een persconferentie daarna naar gevraagd werd.(…)”
Proces-verbaal van 7 maart 2013, bladzijde 15:
“V: De persconferentie. U deed de voorbereidingen namens de bank als sponsor?
A: Dit is correct.
V: U arriveerde op 26 juli in Pau en u heeft naar ik aanneem met [R] gesproken. Heeft u toen van [R] gehoord wat hij dacht over de verblijfplaats van [appellant] voor de Tour?
A: [R] dacht dat [appellant] in Mexico zat. Of ik de overtuiging had dat hij de waarheid sprak toen hij zei dat [appellant] in Mexico zat? Absoluut.(…)”