HR 9 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1146, NJ 2019/454, m.nt. Vellinga, rov. 2.4.4.
HR, 24-11-2020, nr. 19/01899
ECLI:NL:HR:2020:1694
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-11-2020
- Zaaknummer
19/01899
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1694, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑11‑2020; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:1098
ECLI:NL:PHR:2020:1098, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑10‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1694
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑11‑2020
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/01899
Datum 24 november 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 april 2019, nummer 20-001076-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R. Schreudering, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2020.
Conclusie 06‑10‑2020
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/01899
Zitting 6 oktober 2020
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 3 april 2019 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens drie maal “overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Verder heeft het hof een inbeslaggenomen auto verbeurd verklaard en de tenuitvoerlegging gelast van vier voorwaardelijk opgelegde straffen, een en ander zoals nader in het arrest omschreven.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R. Schreudering, advocaat te Utrecht, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd en/of onbegrijpelijk is, aangezien uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en dus wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
3.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“In de zaak met parketnummer 96-246350-17:
hij op 6 december 2017 te Oss terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Graafsebaan, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd;
In de zaak met parketnummer 96-253305-17:
hij op 16 december 2017 te Waardenburg, gemeente Neerijnen terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, Rijksweg A2, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd;
In de zaak met parketnummer 96-032598-18:
hij op 22 januari 2018 te 's-Hertogenbosch terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Onderwijsboulevard, als bestuurder een motorrijtuig, (bestelauto), van die categorie heeft bestuurd”.
3.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen::
“Ten aanzien van alle feiten
1. De aangetekende brief "uitslag onderzoek, besluit: rijbewijs ongeldig" van het CBR aan verdachte d.d. 7 juli 2015 met dossiernummer 2015003252, voor zover inhoudende als mededeling van [betrokkene 1] :
U heeft een onderzoek naar uw alcoholgebruik gehad. De uitslag van het onderzoek is dat u niet geschikt bent om te rijden. Daarom verklaren we uw rijbewijs ongeldig vanaf 14 juli 2015.
U mag uw rijbewijs niet meer gebruiken. Stuur daarom uw rijbewijs op naar CBR.
2. Het e-mailbericht, onderwerp: zaakdossier 96-246350-17 [verdachte] , van het CBR aan het CVOM d.d. 7 december 2017, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] :
07-07-2015 Besluit ongeldig verklaren rijbewijs i.v.m. niet geschikt uit het
onderzoek komen. Aan- en onaangetekend verzonden, beide brieven niet retour CBR.
3. De brief van het CBR aan verdachte d.d. 15 januari 2016 met dossiernummer 2015003252, voor zover inhoudende als mededeling van [betrokkene 3] :
Naar aanleiding van het schrijven van uw advocaat van 28 december 2015 informeer ik u als volgt.
Uw advocaat heeft gevraagd naar de voortgang van de procedure omtrent uw dossier.
4. De brief "ontvangstbevestiging rijbewijs" van het CBR aan verdachte d.d. 11 februari 2016 met dossiernummer 2015003252, voor zover inhoudende als mededeling van [betrokkene 3] :
We hebben uw rijbewijs met nummer 4334890803 ontvangen.
Voorts ten aanzien van de zaak met parketnummer 96-246350-17
1. Het proces-verbaal ZSM Artikel 9 WvW met RDW uitdraai d.d. 6 december 2017, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Datum feit : 6 december 2017
Voor het openbaar verkeer openstaande weg
Buiten de bebouwde kom
Weg/locatie : Graafsebaan
Plaats : Oss
Gemeente : Oss
Ik, verbalisant, zag dat op genoemde datum en plaats als bestuurder reed op genoemde weg/locatie.
Verdachte:
Naam : [verdachte]
Vooma(a)m(en) : [verdachte]
Geboren op : [geboortedatum] 1967
Motorrijtuig : Personenauto
Ter controle op de juiste naleving van de bij- of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gegeven voorschriften heb ik, verbalisant, het motorrijtuig doen stilhouden en een onderzoek ingesteld.
Rijbewijs
Voor het besturen van bovenstaand motorrijtuig is een rijbewijs vereist van de categorie(ën): B.
Ongeldig verklaard rijbewijs
Na onderzoek bleek dat deze bestuurder een op zijn naam gesteld rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard. Zie de als bijlage bijgevoegde uitdraai BVI-IB.
(uitdraai BVI-IB)
NL-RDW
Soort : Vorderingsprocedure
Categorie : B
Periode : vanaf 14 juli 2015
Soort : Ongeldigheid
Voorts ten aanzien van de zaak met parketnummer 96-253305-17
1. Het proces-verbaal ZSM Artikel 9 WvW met uitdraai BVI-IB d.d. 16 december 2017, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Datum feit : 16 december 2017
Voor het openbaar verkeer openstaande weg
Buiten de bebouwde kom
Weg/locatie : A2
Plaats : Waardenburg
Gemeente : Neerijnen
Ik, verbalisant, zag dat op genoemde datum en plaats als bestuurder reed op genoemde weg/locatie.
Verdachte:
Naam : [verdachte]
Voorna(a)m(en) : [verdachte]
Geboren op : [geboortedatum] 1967
Motorrijtuig : Personenauto
Ter controle op de juiste naleving van de bij- of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gegeven voorschriften heb ik, verbalisant, het motorrijtuig doen stilhouden en een onderzoek ingesteld.
Er is een onderzoek ingesteld naar aanleiding van: slingerend rijgedrag en diverse verkeersovertredingen.
Rijbewijs
Voor het besturen van bovenstaand motorrijtuig is een rijbewijs vereist van de categorie(ën): B.
Ongeldig verklaard rijbewijs
Na onderzoek bleek dat deze bestuurder een op zijn naam gesteld rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard. Zie de als bijlage bijgevoegde uitdraai BVI-IB.
(uitdraai BVI-IB)
NL-RDW
Soort : Vorderingsprocedure
Categorie : B
Periode : vanaf 14 juli 2015
Soort : Ongeldigheid
Voorts ten aanzien van de zaak met parketnummer 96-032598-18
1. Het proces-verbaal ZSM Artikel 9 WvW d.d. 22 januari 2018 met uitdraai BVI-IB, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Datum feit : 22 januari 2018
Voor het openbaar verkeer openstaande weg
Binnen de bebouwde kom
Weg/locatie : Onderwijsboulevard
Plaats : ‘s-Hertogenbosch
Gemeente : ‘s-Hertogenbosch
Ik, verbalisant, zag dat op genoemde datum en plaats als bestuurder reed op genoemde weg/locatie.
Verdachte:
Naam : [verdachte]
Voorna(a)m(en) : [verdachte]
Geboren op : [geboortedatum] 1967
Motorrijtuig : Anders (bestelauto)
Ter controle op de juiste naleving van de bij- of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gegeven voorschriften heb ik, verbalisant, het motorrijtuig doen stilhouden en een onderzoek ingesteld.
Rijbewijs
Voor het besturen van bovenstaand motorrijtuig is een rijbewijs vereist van de categorie(ën): B.
Ongeldig verklaard rijbewijs
Na onderzoek bleek dat deze bestuurder een op zijn naam gesteld rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard. Zie de als bijlage bijgevoegde uitdraai BVI-IB.
(uitdraai BVI-IB)
NL-RDW
Soort : Vorderingsprocedure
Categorie : B
Periode : vanaf 14 juli 2015
Soort : Ongeldigheid”
3.3.
Verder bevat het bestreden arrest, voor zover hier van belang, de volgende bewijsoverwegingen:
“Van de zijde van de verdediging is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle drie de ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
In het dossier bevindt zich een ontvangstbevestiging van het CBR van het rijbewijs van verdachte d.d. 11 februari 2016. Hieruit blijkt naar het oordeel van het hof dat verdachte zijn rijbewijs bij het CBR heeft ingeleverd. Daarnaast bevat het dossier een door het CBR verzonden aangetekende brief d.d. 7 juli 2015 met daarin de uitslag van een onderzoek naar het alcoholgebruik van verdachte en het besluit inhoudende dat het rijbewijs van verdachte vanaf 14 juli 2015 ongeldig is verklaard. Deze aangetekende brief is blijkens de CBR-stukken in het dossier niet retour gekomen naar het CBR. Hieruit leidt het hof af dat verdachte de aangetekende brief met daarin het besluit inhoudende de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs vanaf 14 juli 2015 heeft ontvangen. Voorts blijkt uit de brief van het CBR d.d. 15 januari 2016 dat een advocaat op 28 december 2015 namens verdachte heeft verzocht om informatie bij het CBR omtrent de voortgang van de procedure met betrekking tot het dossier van verdachte.
Gelet op bovenstaande is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat verdachte voor 6 december 2017 (parketnummer 96-246350-17) wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en dat hij derhalve ook op 16 december 2017 en 22 januari 2018 (parketnummers 96-253305-17 en 96-032598-18) op de hoogte was van het feit dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard. Het verweer van de zijde van de verdediging wordt verworpen.”
3.4.
Aan het middel is ten grondslag gelegd dat de omstandigheden dat de brieven van het CBR niet zijn teruggekomen, dat het CBR het rijbewijs van de verdachte heeft ontvangen en dat er stukken door een advocaat zijn opgevraagd onvoldoende zijn voor het oordeel dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en dus wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
3.5.
Om tot bewezenverklaring van het misdrijf als bedoeld in art. 9 lid 2 WVW te komen, is volgens de Hoge Raad onder meer vereist dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het besturen van het motorrijtuig “wist of redelijkerwijs moest weten” dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De vraag of aan dit vereiste is voldaan kan bijzondere aandacht verdienen, in het bijzonder in die gevallen waarin daaromtrent niets blijkt uit de verklaringen van de verdachte, noch uit gedragingen zoals het voldoen aan de verplichting het ongeldig verklaarde rijbewijs in te leveren. In dat verband is van belang dat in de rechtspraak van de Hoge Raad meermalen is beslist dat uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief en als gewone brief naar de verdachte is verzonden en die brieven vervolgens niet als onbestelbaar retour zijn gekomen, niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte "wist of redelijkerwijs moest weten" dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Welke bijkomende of andere omstandigheden wel toereikend zijn, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.1.
3.6.
In dit geval heeft het hof drie omstandigheden ten grondslag gelegd aan zijn oordeel dat de verdachte voor 6 december 2017 wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, namelijk dat de verdachte zijn rijbewijs heeft ingeleverd, dat de verdachte de aangetekende brief d.d. 7 juli 2015 met daarin het besluit inhoudende de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs vanaf 14 juli 2015 heeft ontvangen en dat een advocaat op 28 december 2015 namens verdachte heeft verzocht om informatie bij het CBR omtrent de voortgang van de procedure met betrekking tot het dossier van verdachte.
3.7.
Aan de steller van het middel kan worden toegegeven dat, zoals hiervoor al opgemerkt, uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief naar de verdachte is verzonden en die brief vervolgens niet retour is gekomen – waaruit het hof heeft afgeleid dat de verdachte de aangetekende brief heeft ontvangen – niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dat geldt mijns inziens ook voor de omstandigheid dat een advocaat namens de verdachte heeft verzocht om informatie bij het CBR omtrent de voortgang van de procedure met betrekking tot het dossier van de verdachte. Daaruit kan op zichzelf genomen nog niet worden afgeleid dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
3.8.
Deze omstandigheden staan echter niet op zichzelf. Het hof heeft bij zijn oordeel dat de verdachte voor 6 december 2017 wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard immers ook betrokken dat het CBR blijkens een op 11 februari 2016 gedateerde ontvangstbevestiging het rijbewijs van de verdachte heeft ontvangen, waaruit het hof heeft afgeleid dat de verdachte zijn rijbewijs bij het CBR heeft ingeleverd. Die feitelijke vaststelling komt mij niet onbegrijpelijk voor. De enkele opmerking in de schriftuur dat het te doen gebruikelijk zou zijn dat de politie of het OM na inbeslagname rijbewijzen doorstuurt als door het CBR tot ongeldigheid of schorsing wordt beslist, maakt dat mijns inziens niet anders.
3.9.
Uit de omstandigheden dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte zowel bij aangetekende brief als bij gewone brief naar de verdachte is verzonden, dat deze brieven niet retour zijn gekomen, dat een advocaat namens de verdachte heeft verzocht om informatie bij het CBR omtrent de voortgang van de procedure met betrekking tot het dossier van de verdachte en dat de verdachte zijn ongeldig verklaarde rijbewijs heeft ingeleverd, heeft het hof kunnen afleiden dat de verdachte op 6 december 2017, 16 december 2017 en 22 januari 2018 wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.2.De bewezenverklaring is aldus toereikend gemotiveerd.
3.10.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑10‑2020
Vgl. HR 19 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW8747. Zie ook de conclusie van AG Machielse (ECLI:NL:PHR:2018:1285) voor HR 13 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2097 (81 RO)