NJB 2022/2805:Vordering benadeelde partij bij civiele rechter en strafrechter: aan een onherroepelijke uitspraak van de strafrechter komt gezag van gewijsde toe op de voet van art. 236 lid 1 Rv voor zover daarin de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) is toe- of afgewezen. Ook aan een onherroepelijke uitspraak van de civiele rechter komt gezag van gewijsde toe voor zover daarin de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) is toe- of afgewezen. Bij een beroep op gezag van gewijsde, kunnen feiten en bewijsmiddelen die in de eerdere procedure niet ter staving van de gestelde grondslag zijn aangevoerd, in een ander geding niet alsnog in het kader van dezelfde grondslag aan de vordering ten grondslag worden gelegd. Het gezag van gewijsde wordt niet ambtshalve toegepast. In casu heeft de verdachte zich in de strafprocedure op het gezag van gewijsde van de civiele uitspraak beroepen. Omdat blijkens het civiele vonnis de voor de vordering aangevoerde grondslag niet is komen vast te staan, had het hof de benadeelde partij in de strafzaak niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn vordering. A-G: anders.