Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties
Artikel 49 bis Gemeenschappelijk opleidingskader
Geldend
Geldend vanaf 17-01-2014
- Bronpublicatie:
20-11-2013, PbEU 2013, L 354 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 2013/55/EU)
- Inwerkingtreding
17-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2013, PbEU 2013, L 354 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 2013/55/EU)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
1.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een ‘gemeenschappelijk opleidingskader’ verstaan een voor de uitoefening van een specifiek beroep vereist gemeenschappelijk geheel van minimumkennis, vaardigheden en competenties. Een gemeenschappelijk opleidingskader komt niet in de plaats van nationale opleidingsprogramma's, tenzij een lidstaat op grond van het nationale recht anders bepaalt. Met het oog op de toegang tot en de uitoefening van een beroep in lidstaten waar dat beroep gereglementeerd is, verbindt een lidstaat op zijn grondgebied aan de op basis van een dergelijk opleidingskader verworven opleidingstitels dezelfde gevolgen als aan de opleidingstitels die door deze lidstaat zelf worden afgegeven, voor zover dit opleidingskader aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden voldoet.
2.
Een gemeenschappelijk opleidingskader voldoet aan de volgende voorwaarden:
- a)
het gemeenschappelijk opleidingskader maakt een grotere mobiliteit van beroepsbeoefenaren tussen de lidstaten mogelijk;
- b)
het beroep waarop het gemeenschappelijk opleidingskader van toepassing is, is gereglementeerd of de opleiding die toegang verleent tot het beroep is gereglementeerd in ten minste een derde van de lidstaten;
- c)
het gemeenschappelijk geheel van kennis, vaardigheden en competenties verenigt de in de onderwijs- en opleidingsstelsels van ten minste een derde van de lidstaten vereiste kennis, vaardigheden en competenties; het komt er niet op aan of de betrokken kennis, vaardigheden en competenties in het kader van een algemene opleiding aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs dan wel in het kader van een beroepsopleiding in de lidstaten zijn verworven;
- d)
het gemeenschappelijk opleidingskader is gebaseerd op de kwalificatieniveaus van het Europees kwalificatiekader, zoals vastgelegd in bijlage II van de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (1);
- e)
het betrokken beroep valt onder geen ander gemeenschappelijk opleidingskader en valt evenmin onder de automatische erkenning krachtens titel III, hoofdstuk III;
- f)
het gemeenschappelijk opleidingskader is vastgesteld na een transparante procedure, met betrokkenheid van de desbetreffende belanghebbenden uit lidstaten waar het beroep niet is gereglementeerd;
- g)
het gemeenschappelijk opleidingskader biedt de onderdanen van alle lidstaten de mogelijkheid de beroepskwalificaties uit hoofde van dit kader te verwerven, zonder dat zij vooraf lid hoeven te zijn van een beroepsorganisatie of bij een dergelijke organisatie geregistreerd hoeven te zijn.
3.
Representatieve beroepsorganisaties op het niveau van de Unie, alsook nationale beroepsorganisaties of bevoegde autoriteiten uit ten minste een derde van de lidstaten kunnen de Commissie voorstellen voorleggen voor gemeenschappelijke opleidingskaders die aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden voldoen.
4.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 57 quater gedelegeerde handelingen vast te stellen om een gemeenschappelijk opleidingskader voor een bepaald beroep vast te stellen op basis van de in lid 2 van dit artikel vastgestelde voorwaarden.
5.
Een lidstaat wordt vrijgesteld van de verplichting om op zijn grondgebied het in lid 4 bedoelde gemeenschappelijk opleidingskader vast te stellen, alsook van de verplichting om automatische erkenning aan uit hoofde van dit gemeenschappelijk opleidingskader verworven beroepskwalificaties te verlenen, indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
op zijn grondgebied zijn er geen onderwijs- of opleidingsinstellingen die een dergelijke opleiding voor het betrokken beroep aanbieden;
- b)
de invoering van het gemeenschappelijk opleidingskader zou nadelige gevolgen hebben voor de organisatie van zijn onderwijs- en opleidingsstelsel;
- c)
tussen het gemeenschappelijk opleidingskader en de opleiding die op zijn grondgebied vereist is, zijn er wezenlijke verschillen die ernstige risico's inhouden voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten of de bescherming van het milieu.
6.
De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de in lid 4 bedoelde gedelegeerde handeling in kennis van:
- a)
de nationale beroepskwalificaties en, indien van toepassing, de nationale beroepstitels die aan het gemeenschappelijk opleidingskader voldoen; of
- b)
het eventuele gebruik van de in lid 5 bedoelde vrijstelling, met een motivering die aantoont aan welke in dat lid genoemde voorwaarden is voldaan. Indien de Commissie van oordeel is dat een lidstaat niet of onvoldoende heeft aangetoond dat aan een van deze voorwaarden is voldaan, kan zij binnen vier maanden om nadere verduidelijking vragen. De lidstaat geeft binnen drie maanden na die vraag tot verduidelijking antwoord.
De Commissie kan een uitvoeringshandeling vaststellen om een lijst op te maken van de nationale beroepskwalificaties en de nationale beroepstitels die krachtens het overeenkomstig lid 4 vastgestelde gemeenschappelijk opleidingskader automatisch erkend worden.
7.
Dit artikel is ook van toepassing op specialismen van een beroep, mits deze specialismen beroepswerkzaamheden betreffen waartoe de toegang of waarvan de uitoefening in de lidstaten gereglementeerd is, indien het beroep reeds krachtens titel III, hoofdstuk III, automatisch erkend wordt maar het specialisme in kwestie niet.
Voetnoten
PB C 111 van 6.5.2008 blz. 1.