NJ 2016/100
Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke veroordeling behoeft niet onverwijld aan de verdachte te worden betekend. Taakstraf kan niet als bijzondere voorwaarde worden verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
HR 26-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:105
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 januari 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, E.S.G.N.A.I. van de Griend, E.F. Faase
- Zaaknummer
14/04788
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS153964:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:105, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑01‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2560, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑11‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑05‑2015
- Wetingang
Essentie
1. Ingevolge art. 15i lid 2 Sr, is voldoende dat de schriftelijke vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling onverwijld door het OM bij de rechtbank wordt ingediend. Op grond van art. 15i lid 6 Sr wordt de veroordeelde vervolgens opgeroepen tot bijwoning van de zitting onder betekening aan hem van die vordering.
2. Het oordeel van het hof dat het verrichten van een taakstraf — een in art. 9 Sr genoemde hoofdstraf — niet als een bijzondere voorwaarde in de zin van art. 15a lid 3 aanhef en onder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.