Einde inhoudsopgave
Besluit politiegegevens
Artikel 2:13 Weigeringsgronden (artikel 15, tweede lid)
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
14-06-2022, Stb. 2022, 240 (uitgifte: 20-06-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2022, Stb. 2022, 240 (uitgifte: 20-06-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Politierecht / Algemeen
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Informatierecht / ICT
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
1.
Het ter beschikking stellen van politiegegevens kan alleen worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden worden onderworpen in het geval:
- a.
het gegevens betreft omtrent informanten of andere personen als bedoeld in artikel 12, vijfde lid van de wet;
- b.
gevaar voor leven of gezondheid van betrokkene of derden is te duchten;
- c.
van een verwerking voor een intern integriteitonderzoek onder verantwoordelijkheid van de korpschef;
- d.
van een verwerking door de rijksrecherche onder verantwoordelijkheid van het College van procureurs-generaal;
- e.
het gegevens betreft die worden verwerkt op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel b van de wet;
- f.
van een verwerking voor een door het College van procureurs-generaal als embargo-onderzoek aangemerkt onderzoek met een zeer groot belang van afscherming vanwege afbreukrisico's, levensbedreigende risico's, politieke gevoeligheid of publiciteitsgevoeligheid van het onderzoek.
2.
De terbeschikkingstelling van persoonsgegevens, die worden verwerkt door de Financiële inlichtingen eenheid, kan gemotiveerd worden geweigerd tenzij:
- a.
de terbeschikkingstelling van de gegevens plaatsvindt ten behoeve van verdere verwerking met het oog op het doel, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet;
- b.
uit de gegevens zelf een redelijk vermoeden voortvloeit dat een bepaalde persoon een misdrijf heeft begaan;
- c.
de terbeschikkingstelling van de gegevens plaatsvindt op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel a, van de wet, en deze gegevens redelijkerwijs van belang kunnen zijn ter voorkoming of opsporing van misdrijven als bedoeld in artikel 3:1.
3.
Op een daartoe strekkend verzoek door de Financiële inlichtingen eenheid ter beschikking gestelde persoonsgegevens worden slechts verwerkt voor een ander doel dan bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 of 13 van de wet nadat daartoe toestemming is verleend door het hoofd van de Financiële inlichtingen eenheid.