Einde inhoudsopgave
Aanbeveling gestandaardiseerde informatie over de lozing van radioactieve stoffen in de lucht en het water door kerncentrales en opwerkingsfabrieken in normaal bedrijf
Tekst
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2003
- Redactionele toelichting
De datum van inwerkingtreding is de datum van publicatie.
- Bronpublicatie:
18-12-2003, PbEU 2004, L 2 (uitgifte: 06-01-2004, regelingnummer: 2004/2/EURATOM)
- Inwerkingtreding
18-12-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2003, PbEU 2004, L 2 (uitgifte: 06-01-2004, regelingnummer: 2004/2/EURATOM)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Milieurecht / Straling
Energierecht (V)
1.
In deze aanbeveling wordt de informatie omschreven die geselecteerd is voor de monitoring van radionucliden die worden geloosd of kunnen worden geloosd door kerncentrales en opwerkingsfabrieken in normaal bedrijf, en voor de rapportering daarover aan de Commissie.
2.
In de zin van deze aanbeveling gelden de volgende definities:
- a)
‘normaal bedrijf’: de normale activiteiten bij de exploitatie van een kerncentrale of opwerkingsfabriek, met inbegrip van de buitenbedrijfstellingsfase (stillegging en insluiting en bewaking), maar niet de ontmantelingsfase;
- b)
‘representatieve nucliden’: voor elke groep radionucliden gekozen geschikte indicatoren voor de meetgevoeligheid;
- c)
‘detectiegrens’: kleinste werkelijke waarde van de te meten grootheid die met de gebruikte meetmethode detecteerbaar is — met een gegeven foutkans;
- d)
‘beslissingsdrempel’: de vastgelegde waarde van een bepaalde beslissingsgrootheid (randomvariabele ter bepaling of een te meten fysisch effect al dan niet aanwezig is) op basis waarvan, bij het overschrijden ervan door het resultaat van de feitelijke meting van een te meten grootheid die een fysisch effect kwantificeert, wordt beslist dat het fysisch effect aanwezig is.
3.
In verband met de lozing van atmosferische en vloeibare afvalstoffen van kerncentrales en opwerkingsfabrieken, moeten de lidstaten de geloosde activiteit van alle in kolom 1 van bijlage I genoemde radionucliden bepalen.
4.
5.
In situaties waarin voor specifieke radionucliden een gelijke nauwkeurigheid kan worden bereikt door de berekening van de lozing op basis van operationele gegevens of op basis van de meetresultaten voor andere radionucliden, mogen dergelijke berekende lozingswaarden worden gebruikt ter vervanging van feitelijke meetwaarden.
6.
De bepaling van de detectiegrenzen en beslissingsdrempels en de weergave van de resultaten moeten in overeenstemming zijn met de internationale norm ISO/IS 11929-7. Om praktische redenen mag, zelfs als de beslissingsdrempel technisch gesproken lager ligt dan de helft van de feitelijk voor een meting bereikte detectiegrens, de beslissingsdrempel voorzichtigheidshalve gelijk worden gesteld aan de helft van detectiegrens.
7.
Wanneer de meetwaarden beneden de beslissingsdrempel liggen, moeten deze waarden voorzichtigheidshalve gelijk worden gesteld aan de helft van de beslissingsdrempel. Wanneer de resultaten van herhaalde metingen in de relevante periode echter allemaal beneden de beslissingsdrempel liggen, is het redelijk om aan te nemen dat de werkelijke waarde nul is, i.e. dat de radionuclide niet aanwezig is in de geloosde afvalstoffen.
8.
De lidstaten moeten de volgende informatie inzake radioactieve lozingen aan de Commissie toezenden in het formaat van de in bijlage II gegeven samenvattende tabellen:
- a)
de jaarlijkse lozingswaarden voor elke in kolom 1 van bijlage I genoemde radionuclide waarvoor er in de relevante periode ten minste één meetresultaat is dat boven de beslissingsdrempel ligt, of waarvoor er in diezelfde periode een berekende inschatting is gemaakt;
- b)
voor elke representatieve nuclide, de hoogste waarde van de detectiegrens die is verkregen bij alle metingen in de relevante periode;
- c)
ramingen van radionuclidelozingen op basis van berekeningen, ter vervanging van metingen, wanneer dergelijke metingen technisch niet haalbaar zijn;
- d)
voorzover beschikbaar, de chemisch/fysische vorm van in de lucht geloosd tritium, koolstof-14 en jodium;
- e)
de tijdsbasis voor de gerapporteerde waarden en, wanneer dat van toepassing is, informatie over de gebruikte sommatiemethode, met inbegrip van de substitutiewaarden die bij de sommatie zijn gebruikt voor de onder de beslissingsdrempel gelegen meetresultaten;
- f)
de methode voor de bemonstering van de lozingsstromen.
De onder d), e) en f) bedoelde informatie moet worden gegeven als opmerking. Wanneer waarden geraamd zijn, zoals bedoeld onder c), moet dit worden vermeld in een opmerking, met daarbij de vermelding van de gebruikte methode en, wanneer van toepassing, de relevante detectiegrens.
9.
De periode voor de verslaggeving inzake radioactieve lozingen is één kalenderjaar. De informatie over de radioactieve lozingen moet uiterlijk op 30 september van het daaropvolgende jaar worden ingediend.
10.
Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.