Einde inhoudsopgave
Wijzigingswet financiële markten 2015
Artikel XVIII
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
19-11-2014, Stb. 2014, 472 (uitgifte: 05-12-2014, kamerstukken: 33918)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2014, Stb. 2014, 534 (uitgifte: 19-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Veiligheid en Justitie
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Degene met zetel in Nederland op wie onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht niet van toepassing was op grond van artikel 3:2 van de Wet op het financieel toezicht, zoals dat artikel luidde tot aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, behoeft geen vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht en op hem is het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht niet van toepassing.
2.
Degene, bedoeld in het eerste lid, toont binnen zes maanden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, aan dat wordt voldaan aan artikel 3:2 van de Wet op het financieel toezicht.
3.
Indien degene, bedoeld in het eerste lid, niet voldoet aan het tweede lid, is het hem met ingang van de dag, volgende op een periode van zes maanden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, verboden zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank op grond van artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht verleende vergunning het bedrijf van bank uit te oefenen en is op hem met ingang van dezelfde dag het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht van toepassing.