RvdW 2013/826
Prejudiciële vraag op voet van art. 392 Rv. Internationaal privaatrecht; aansprakelijkheid bestuurders; art. 10:119 aanhef en onder e BW. Is art. 2:11 BW van toepassing op de bestuurders van een buitenlandse rechtspersoon-bestuurder van een Nederlandse rechtspersoon?; ‘acte éclairé’; Hoge Raad ziet af van beantwoording.
HR 21-06-2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3958
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 juni 2013
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot
- Zaaknummer
13/02534
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- LJN
CA3958
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
Internationaal privaatrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2013:CA3958, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑06‑2013
ECLI:NL:HR:2013:CA3958, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑06‑2013
- Wetingang
Art. 2:11, 2:248 BW; art. 10:119 BW; art. 392, 393 Rv
Essentie
Prejudiciële vraag op voet van art. 392 Rv. Internationaal privaatrecht; aansprakelijkheid bestuurders; art. 10:119 aanhef en onder e BW. Is art. 2:11 BW van toepassing op de bestuurders van een buitenlandse rechtspersoon-bestuurder van een Nederlandse rechtspersoon?; ‘acte éclairé’; Hoge Raad ziet af van beantwoording.
De door de rechtbank gestelde vraag luidt: “Is artikel 11 van Boek 2 BW ook van toepassing in het geval waarin een Nederlandse rechtspersoon bestuurd wordt door een buitenlandse rechtspersoon, in die zin dat de aansprakelijkheid van die buitenlandse, besturende rechtspersoon tevens hoofdelijk rust op hen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.