HR 27 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1347.
Rb. Overijssel, 15-06-2016, nr. 5054424 \ HA VERZ 16-62 en 5054458 VV EXPL 16-32
ECLI:NL:RBOVE:2016:2920
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
15-06-2016
- Zaaknummer
5054424 \ HA VERZ 16-62 en 5054458 VV EXPL 16-32
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2016:2920, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 15‑06‑2016; (Beschikking)
- Vindplaatsen
AR 2016/2205
AR-Updates.nl 2016-0836
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0836
Uitspraak 15‑06‑2016
Inhoudsindicatie
Uitzendovereenkomst fase B. Ontslag op staande voet. Uitzendwerknemer is tewerkgesteld als schadebehandelaar bij verzekeringsmaatschappij. Vanwege een vermoeden van onregelmatigheden bij de indiening van verzekeringsclaims van werknemer en van zijn broer wordt die tewerkstelling met onmiddellijke ingang beëindigd, waarna ook een ontslag op staande voet van uitzendwerkgeefster volgt. Anders dan werknemer stelt, is het ontslag onverwijld gegeven en onverwijld medegedeeld. Gebruik van dezelfde aankoopnota, bij de inlener overgelegd door klanten bij hun verzekeringsclaims, zijn ook gebruikt bij latere claims van werknemer en van zijn broer. Samen met het toezenden van diverse zakelijke e-mailberichten naar zijn privé-e-mailadres maken voldoende aannemelijk dat werknemer heeft gefraudeerd. Werknemer kon op de vragen daarover niet volstaan met het antwoord dat een en ander ‘privé’ was, mede gelet op de door hem afgelegde eed bij inlener dat hij zijn functie integer en zorgvuldig zou verrichten en dat hij zich toetsbaar zou opstellen. Volgt afwijzing van de verzoeken tot vernietiging van het ontslag op staande voet, tot wedertewerkstelling, tot toekenning van een billijke vergoeding en tot toekenning van een schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging. Evenmin toekenning transitievergoeding omdat eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer. Tegenverzoek van uitzendwerkgeefster tot toekenning van de gefixeerde wettelijke schadevergoeding is te laat ingediend. Haar voorwaardelijk ontbindingsverzoek is niet-ontvankelijk verklaard, nadat uitzendwerkgeefster geen behoefte had aan een aanhouding van de verdere behandeling van dit verzoek in afwachting van de uitkomst van de aan de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen over de (on)mogelijkheid van voorwaardelijke ontbindingsverzoeken.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 5054424 \ HA VERZ 16-62 en 5054458 VV EXPL 16-32
Beschikking van de kantonrechter van 15 juni 2016
in de zaken van
[X] ,
wonende te [plaats] ,
verzoekende partij in het inleidende verzoekschrift,
verwerende partij in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken, hierna te noemen [X] ,
gemachtigde: mr. K.M.J. Schrijver, verbonden aan DAS Rechtsbijstand,
tegen
de besloten vennootschap TEMPO-TEAM PROJECTEN B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam Zuidoost,
verwerende partij in het inleidende verzoekschrift,
verzoekende partij in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken, hierna te noemen Tempo-Team,
gemachtigde: mr. J.M. Caro, advocaat te Amstelveen.
1. De procedure
1.1.
[X] heeft een verzoekschrift tot vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet ingediend, dat tevens een provisioneel verzoek inhoudt op de voet van artikel 223 Rv. Het verzoekschrift, met daaraan gehecht elf producties, is ter griffie ingekomen op 9 mei 2016.
1.2.
Tempo-Team heeft een verweerschrift ingediend, dat tevens een zelfstandig (voorwaardelijk) tegenverzoek bevat, ontvangen op 23 mei 2016. Tempo-Team heeft een drietal producties meegezonden.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft [X] bij brief van 31 mei 2016 nog producties 12 tot en met 14 toegezonden. Op 1 juni 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. [X] is verschenen, bijgestaan door mr. Schrijver. Namens Tempo-Team zijn [A] en[B] verschenen, bijgestaan door mr. Caro. Daarnaast is [C] opgetreden als informant. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
2. De feiten
2.1.
[X] is sinds 19 september 2011 op grond van een uitzendovereenkomst met Tempo-Team werkzaam als uitzendkracht. Met ingang van 3 maart 2014 is hij door Tempo-Team ter beschikking gesteld aan ABN AMRO Verzekeringen in de functie van schadebehandelaar te Zwolle. Daarvoor was hij werkzaam voor OHRA Verzekeringen. Zowel OHRA Verzekeringen als ABN AMRO Verzekeringen is onderdeel van de Delta Lloyd Groep. De laatste detacheringsovereenkomst, die op 4 december 2015 tussen Tempo-Team en [X] tot stand is gekomen, vermeldt dat de periode van detachering loopt van 28 december 2015 tot en met 3 juli 2016. Dit betreft een uitzendovereenkomst in fase B van de ABU CAO voor Uitzendkrachten.
2.2.
Op 15 maart 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [X] en [C] en [D] , beiden senior tactisch onderzoeker in dienst van Delta Lloyd. Bij dat gesprek waren tevens aanwezig [A] , senior manager bij Tempo-Team, [E] , HR-adviseur, en [F] , afdelingsmanager van de afdeling waar [X] werkzaam was. In het gesprek zijn meerdere onderwerpen aan de orde gesteld, waaronder de afhandeling van een aantal schadeclaims door [X] , zijn eigen schadeclaim naar aanleiding van een inbraak in zijn woning en het doorsturen van zakelijke berichten naar [X] privé e-mailadres. Na afloop van dit gesprek heeft Delta Lloyd besloten dat de uitzendrelatie met [X] met onmiddellijke ingang wordt beëindigd.
2.3.
Tijdens een gesprek op 16 maart 2016 met [X] heeft Tempo-Team de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd wegens een dringende reden. Bij brief van diezelfde dag is het gegeven ontslag op staande voet bevestigd:
‘Hierbij bevestigen wij u dat Tempo-Team uw arbeidsovereenkomst wegens dringende reden met onmiddellijke ingang beëindigt op 16 maart 2016. Deze dringende reden is ons bekend geworden op 15 maart 2016. De dringende reden is gelegen in het volgende:
Op 15 maart 2016 hebben de heren [C] en [D] , beide in de functie van sr. tactisch onderzoeker integriteitszaken bij Delta Lloyd/ABN AMRO Verzekeringen, in aanwezigheid van ondergetekende een gesprek met u gevoerd bij opdrachtgever Delta Lloyd/ABN AMRO Verzekeringen. Aanleiding voor dat gesprek is dat Delta Lloyd/ABN AMRO Verzekeringen onderzoek heeft gedaan naar een aantal claims waarbij onregelmatigheden zijn aangetroffen die gekoppeld zijn aan u in uw functie van schadebehandelaar bij Delta Lloyd/ABN AMRO Verzekeringen.
Tijdens dat gesprek is hoor en wederhoor toegepast. Van dat gesprek is een verslag gemaakt en het verslag zal u binnen 48 uur worden toegestuurd. Tevens zijn er documenten aan u overlegd. De volgende documenten zijn voorgelegd:
- Betaal afhandelformulier: controle op handschrift.
- Twee dossiers waarbij betaling is gedaan vanaf uw werkstation. De schade dossiers bij deze overboekingen ontbreken, u heeft daar geen verklaring voor.
- Diverse e-mail berichten met zakelijke informatie zijn doorgestuurd naar uw privé mail. Uw verklaring: verkeerd geadresseerd.
- Stuk tekst voor claim opgesteld en doorgestuurd naar privé –mail. Deze informatie is één op één gebruikt in een claim van uw broer. U heeft aangegeven dat u de tekst heeft opgesteld maar dat dat privé is.
- Er zijn bewijsstukken gevonden van betalingen op spookdossier vanuit werkstation.
Op basis van de bevindingen heeft Delta Lloyd/ABN AMRO Verzekeringen geconcludeerd
dat u, als schadebehandelaar, betrokken bent geweest bij dubieuze en frauduleuze handelingen. Gelet op het bovenstaande kan van Tempo-Team redelijkerwijs niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren’.
2.4.
De opdrachtgever van Tempo-Team heeft per brief van 17 maart 2016 aan [X] bevestigd dat zijn inzet als uitzendkracht met onmiddellijke ingang is beëindigd.
3. Het verzoek
Het verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening.
3.1.
[X] verzoekt dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad, Tempo-Team veroordeelt – kort samengevat – tot wedertewerk-stelling en doorbetaling van het salaris.
Het verzoek in de hoofdzaak.
3.2.
[X] verzoekt primair de vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens dringende redenen en de veroordeling van Tempo-Team om [X] binnen twee dagen na het wijzen van de beschikking hem ( [X] ) toe te laten tot de werkvloer op straffe van een dwangsom. Subsidiair verzoekt [X] de veroordeling van Tempo-Team bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van:
Een billijke vergoeding ter hoogte van € 7.714,00 bruto.
Een bedrag van € 4.490,61 bruto als vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Een bedrag van € 3.857,00 bruto aan transitievergoeding.
De wettelijke rente over de bedragen genoemd onder a. tot en met c. vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening.
Daarbij verzoekt [X] Tempo-Team te veroordelen schriftelijke, deugdelijke bruto-nettospecificaties te verstrekken waarin de bedragen en betalingen van sub a. en b. zijn verwerkt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00, voor elke dag na twee dagen na de datum van de beschikking dat Tempo-Team niet aan de beschikking voldoet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening. Bij een en ander verzoekt [X] dat Tempo-Team in de kosten van deze procedure te veroordelen.
Het verweer en het tegenverzoek
3.3.
Tempo-Team heeft verweer gevoerd tegen het verzoek en de afwijzing daarvan bepleit, met veroordeling van [X] in de kosten van deze procedure.
3.4.
3.4.1.
Tempo-Team verzoekt dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Tempo-Team op juiste gronden en op juiste wijze is gekomen tot een ontslag op staande voet ex artikel 7:677 in samenhang gelezen met artikel 7:678 BW. Daarbij verzoekt zij [X] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van € 2.661,20 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van deze schadevergoeding tot de dag waarop alles is betaald.
3.4.2.
Daarnaast verzoekt Tempo-Team voorwaardelijk, in het geval de kantonrechter het ontslag op staande voet vernietigt, dan wel voor het geval de opzegging in hoger beroep alsnog wordt vernietigd, de arbeidsovereenkomst tussen haar en [X] te beëindigen, zonder toekenning van een vergoeding.
3.4.3.
Bij een en ander heeft Tempo-Team verzocht [X] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
De reactie op het tegenverzoek
3.5.
[X] heeft zich op het standpunt gestel dat het voorwaardelijke ontbindings-verzoek niet-ontvankelijk is. [X] heeft (subsidiair) verweer gevoerd en de afwijzing van het tegenverzoek bepleit.
4. De beoordeling
Het verzoek om een provisionele voorziening op de voet van artikel 223 Rv.
4.1.
De kantonrechter geeft in deze beschikking een eindoordeel in de hoofdzaak. Daarom bestaat geen belang meer bij het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv. De kantonrechter wijst dat verzoek dan ook af. [X] dient als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding die kosten aan de zijde van Tempo-Team op nihil te begroten.
Het inleidende verzoek.
4.2.
[X] heeft aan zijn verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd dat het gegeven ontslag niet voldoet aan de formele vereisten uit artikel 7:677 BW, omdat geen sprake is van onverwijlde opzegging om een dringende reden. Ook heeft Tempo-Team niet opgezegd onder onverwijlde mededeling van die dringende reden. Daarbij stelt hij dat de opgegeven reden geen rechtsgeldige dringende reden voor een ontslag op staande voet vormt en dat, na een zorgvuldige weging van alle omstandigheden, Tempo-Team had kunnen volstaan met een lichtere sanctie.
4.3.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Tempo-Team is formeel de werkgever van [X] . Feitelijk was [X] werkzaam voor de opdrachtgever van Tempo-Team, ABN AMRO Verzekeringen (hierna: Delta Lloyd). Omdat [X] werkzaam is op grond van een fase-B-uitzendovereenkomst, leidt de beëindiging van de opdracht door de opdrachtgever in beginsel niet van rechtswege tot een beëindiging van de uitzendovereenkomst. De kantonrechter neemt echter tot het uitgangspunt, nu partijen daarover ook geen andersluidend standpunt hebben ingenomen, dat een beëindiging van de uitzendrelatie als gevolg van verwijtbaar handelen of nalaten door de uitzendkracht (in de zin van artikel 7:677 BW) jegens Delta Lloyd, doorwerkt in de relatie tussen Tempo-Team en [X] .
4.4.
Ten aanzien van de vraag of Tempo-Team onverwijld heeft opgezegd overweegt de kantonrechter het volgende. Volgens Tempo-Team is bij Delta Lloyd op 8 maart 2016 het vermoeden ontstaan dat sprake is van fraude in de behandeling van schadeclaims door [X] . Dat is voor Delta Lloyd aanleiding geweest om nader onderzoek te laten verrichten door de afdeling Group Compliance and Integrity. In het kader van dat onderzoek zijn de e-mailbox van [X] en zijn persoonlijke netwerkschijf onderzocht. Ook zijn meerdere dossiers bestudeerd, waarbij de stukken uit die dossiers zijn vergeleken met andere dossiers. Tot slot heeft op 15 maart 2016 een langdurig gesprek plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek hebben de twee zogenoemde tactisch onderzoekers de voorlopige bevindingen met [X] besproken en hem in de gelegenheid gesteld om een toelichting te geven op diens handelen. Dat gesprek is rond 14:30 uur afgerond. Om 15:45 uur is aan Tempo-Team meegedeeld dat de opdrachtgever de uitzendrelatie met [X] met onmiddellijke ingang beëindigt. De volgende dag om 9:00 uur heeft Tempo-Team in een gesprek met [X] meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang wordt opgezegd. De kantonrechter is van oordeel dat deze gang van zaken vanuit het oogpunt van onverwijldheid niets te wensen over laat. [X] heeft ter zitting weliswaar betwist dat de verdenkingen eerst op 8 maart 2016 zijn gerezen, maar het ligt op zijn weg om aannemelijk te maken dat Delta Lloyd al voordien, met wetenschap van Tempo-Team die als zijn formele werkgever bevoegd was ontslag te verlenen1., aanleiding had om de uitzendrelatie onverwijld te beëindigen. Daarbij getuigt de werkwijze van Delta Lloyd van zorgvuldigheid. Zij heeft [X] eerst geconfronteerd met haar voorlopige onderzoeksbevindingen en [X] in de gelegenheid gesteld zijn visie te geven op de, door Delta Lloyd als dubieus gekwalificeerde gang van zaken, voordat arbeidsrechtelijke maatregelen in overweging werden genomen. De uitkomst van het gesprek op 15 maart 2016 was dat Delta Lloyd de uitzendrelatie met [X] wilde beëindigen. Dat moment is aan te wijzen als het moment waarop Tempo-Team het vermoeden kon hebben dat zich een dringende reden voor onmiddellijke opzegging van de arbeidsovereenkomst voordoet. Enig intern overleg daarna is toegestaan2., zodat een opzegging aan het begin van de daaropvolgende dag als onverwijld aan te merken is.
4.5.1.
Een tweede punt van geschil is of Tempo-Team bij haar opzegging de dringende reden voor opzegging onverwijld heeft meegedeeld. [X] heeft dat betwist, omdat volgens hem de dringende reden voor ontslag op staande voet onvoldoende volgt uit de brief van 16 maart 2016 die hem tijdens het gesprek rond 9:00 uur is overhandigd. De kantonrechter volgt [X] daarin niet. De mededelingseis houdt in dat het de werknemer aanstonds duidelijk is welke, door de ander als dringend aangemerkte reden door deze aan de beëindiging van de dienstbetrekking ten grondslag wordt gelegd, althans dat daaromtrent bij de wederpartij, gelet op de omstandigheden van het geval in redelijkheid geen enkele twijfel kan bestaan3.. Aan de letterlijke tekst van een ontslagbrief komt niet steeds doorslaggevende betekenis toe voor het antwoord op de vraag welke dringende reden aan de wederpartij is meegedeeld. Ook een in een ontslagbrief vermelde opzeggingsgrond dient mede te worden uitgelegd in het licht van de omstandigheden van het geval.
4.5.2.
De brief van Tempo-Team van 16 maart 2016 vermeldt als dringende reden dat volgens Delta Lloyd sprake is van dubieuze en frauduleuze handelingen. Er is een opsomming gegeven ter uitwerking van die handelingen. Die opsomming dient in samenhang te worden gezien met het gesprek dat [X] heeft gevoerd op 15 maart 2016 waar deze frauduleuze handelingen uitgebreid aan de orde zijn gesteld. Uit het verslag van dat gesprek, waarover door [X] niet het standpunt is ingenomen dat de weergave daarvan onjuist zou zijn, blijkt dat het volgende aan de orde is geweest: ‘Op basis van het onderzoek dat wij tot nu toe hebben gedaan, concluderen wij vooralsnog dat voldoende aannemelijk is dat jij betrokken bent bij dubieuze of frauduleuze claims. Het gaat dan met name om aankoopnota’s of andere bewijsstukken die in verschillende schadedossiers zijn gebruikt en waarbij jij als schadebehandelaar werkzaamheden hebt verricht. Daarnaast heb je geen verklaring voor de betalingen van bedragen op een rekeningnummer dat niet bij de betreffende persoon behoort en waarvan geen schadedossier bestaat en die door jou ter betaling zijn aangeboden. Daarnaast constateren we dat je houding tijdens het interview niet van medewerking getuigt, door op meerdere vragen geen antwoord te geven met als simpele verklaring dat het privé aangelegenheden zouden zijn terwijl wij het belang van de beantwoording van die vragen meerdere keren hebben benoemd. Je niet medewerkzame opstelling en het afleggen van aantoonbare leugenachtige verklaringen in het verrichte onderzoek doet de geloofwaardigheid geen goed en maken dat we het moeilijk vinden je te geloven’. Naar het oordeel van de kantonrechter moet het [X] , gegeven (onder meer) vorenstaande opmerkingen in samenhang met de brief van 16 maart 2016, aanstonds duidelijk zijn geweest wat de dringende reden voor het gegeven ontslag op staande voet is geweest. De conclusie is daarom dat Tempo-Team bij haar onverwijlde opzegging heeft voldaan aan het vereiste van het onverwijld mededelen van de dringende reden die zij aan haar ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd.
4.6.
Aan de orde is of de aangevoerde dringende reden een ontslag op staande voet kan rechtvaardigen, zoals Tempo-Team stelt maar [X] heeft betwist. De werkgever die een werknemer op staande voet heeft ontslagen, dient in geval van betwisting van de dringende reden door de werknemer, te stellen en zo nodig te bewijzen dat de door de werkgever meegedeelde ontslaggrond zich heeft voorgedaan en is aan te merken als dringende reden4.. Het gaat in dit geval om betrokkenheid bij dubieuze of frauduleuze claims, volgens Tempo-Team meer specifiek om:
[X] heeft een aantal schadedossiers behandeld, waarvan onderliggende stukken die de schadeclaim zouden kunnen onderbouwen, ontbreken.
In diezelfde dossiers is de schadeuitkering naar hetzelfde bankrekeningnummer overgemaakt, hoewel het om verschillende verzekeringnemers gaat.
In een aantal schadedossiers komen dezelfde aankoopnota’s voor. Daarnaast zijn aankoopnota’s van diverse goederen uit schadedossiers gebruikt ter onderbouwing van een eigen schadeclaim naar aanleiding van een inbraak in de eigen woning op 2 mei 2015, dan wel ter onderbouwing van de schadeclaim van de broer van [X] .
[X] heeft vanaf zijn zakelijke e-mailadres een aantal werkgerelateerde e-mailberichten verzonden naar zijn privé e-mailadres.
4.7.
De kantonrechter stelt vast dat ten aanzien van de eerste twee verwijten die [X] zijn gemaakt, onvoldoende onderbouwing is gegeven door Tempo-Team.
4.7.1.
Bij controle zou zijn gebleken dat in twee schadeclaims die door [X] zijn afgewikkeld, geen onderliggende stukken aanwezig zijn. Die dossiers zijn niet aan [X] ter inzage geboden tijdens het gesprek op 15 maart 2016 noch daarna, en maken thans ook geen onderdeel uit van de gedingstukken. Het verwijt is in zoverre dan ook niet verifieerbaar. [X] heeft bovendien enig verwijt in dit verband weerlegd door erop te wijzen dat het onbestaanbaar is dat de schadebehandelaar een schadeclaim volledig, zonder de fiattering van een collega, afhandelt en een uitkering betaalbaar stelt aan een klant. Die door [X] zo uiteengezette werkwijze is ter zitting door [C] als juist aanvaard. Tempo-Team heeft tot slot onweersproken gelaten dat ten gevolge van een systeemcrash bij ABN AMRO Verzekeringen in een duizendtal dossiers onderliggende stukken ontbreken.
4.7.2.
Op de tweede plaats heeft Tempo-Team naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat de constatering dat [X] ter zake van twee verschillende schadeclaims van twee verschillende klanten de schadeuitkering heeft laten overmaken naar hetzelfde bankrekeningnummer, een dringende reden voor ontslag op staande voet vormt. Dat enkele gegeven suggereert dat er mogelijk gefraudeerd wordt, maar Tempo-Team heeft niet aannemelijk gemaakt dat [X] daarin een aandeel heeft gehad.
4.7.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het bovenstaande niet kan meewegen in de beoordeling of de dringende reden voor ontslag, dubieuze en frauduleus handelen, afdoende is bewezen.
4.8.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van de vaker voorkomende aankoopnota’s als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat [X] een schadeclaim heeft ingediend bij zijn schadeverzekeraar OHRA wegens een inbraak in zijn woning te Arnhem op 2 mei 2015. [X] heeft een proces-verbaal van aangifte in het geding gebracht van diezelfde datum, waarop wordt vermeld welke goederen bij die gelegenheid uit zijn woning zijn ontvreemd. Waaruit de schadeclaim bij OHRA bestaat, kan niet blijken uit de gedingstukken, omdat deze niet is overgelegd.
4.8.1.
Volgens Delta Lloyd is bij de schademelding door [X] de vermissing van diverse goederen aangegeven – onderbouwd met stukken zoals aankoopnota’s – die voordien zijn geclaimd door andere verzekeringnemers. Het gaat dan om de volgende schadeclaims, die zijn behandeld door [X] :
- een armband van Buddha-to-Buddha (t.w.v. € 565,00), een horloge van Guess (t.w.v. € 455,00) en een Apple tv-mediaspeler (t.w.v. € 99,00), reeds geclaimd door [G] op 10 december 2014;
- een gouden ring (t.w.v. € 350,00), reeds geclaimd door [H] op 9 september 2014.
Daarnaast blijkt uit het onderzoek van Delta Lloyd dat de broer van [X] , [I] , een schadeclaim heeft ingediend, ter onderbouwing waarvan eveneens aankoopnota’s zijn overgelegd die voordien zijn geclaimd door andere verzekeringnemers. Het gaat dan om een armband van Buddha-to-Buddha (t.w.v. € 940,00), een zonnebril (t.w.v. € 150,00) en een jas (t.w.v. € 737,99), reeds geclaimd door [J] . Ook die schadeclaim is behandeld door [X] .
4.8.2.
[X] heeft aangevoerd dat het hem tijdens het gesprek op 15 maart 2016 niet duidelijk is geweest om welke aankoopnota’s het gaat. De nota’s zelf zijn bij die gelegenheid niet getoond, maar zijn pas opgenomen in het tussentijdse onderzoeksrapport van 5 april 2016 en dus na het gegeven ontslag op staande voet. [X] stelt zich daarom op het standpunt dat die onderbouwing van de dringende reden niet mee kan wegen bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de onverwijlde opzegging. Ter zitting heeft [X] verklaard dat hij bij zijn schadeclaim de originele aankoopnota’s heeft ingeleverd. De goederen heeft hij niet rechtstreeks bij de betreffende winkel gekocht, maar betrokken via Marktplaats. Bij de aanschaf via Marktplaats heeft [X] telkens om de originele aankoopnota gevraagd. [X] acht zich niet verantwoordelijk voor de wijze waarop anderen hun schadeclaim indienen.
4.8.3.
De kantonrechter overweegt dat uit het gespreksverslag van 15 maart 2016 blijkt dat [X] niet heeft willen antwoorden op vragen die zijn eigen schade-aangifte naar aanleiding van de inbraak op 2 mei 2015 betreffen. [C] heeft ter zitting erkend dat de aankoopnota’s (daarom) niet aan [X] zijn getoond. Dat laat onverlet dat de conclusie van Delta Lloyd valide is: het is dubieus dat dezelfde luxe goederen door de oorspronkelijke koper van die goederen worden geclaimd en daarna door [X] . De kantonrechter is van oordeel dat Delta Lloyd voldoende heeft aangetoond dat [G] , [J] en [H] de oorspronkelijke kopers zijn geweest, omdat dat kan blijken uit een combinatie van aankoopnota’s, bankafschriften en creditcardgegevens. [X] heeft ook niet betwist dat die goederen in eerste instantie door genoemde personen zijn aangeschaft. Het moet als onwaarschijnlijk worden afgedaan dat [X] via zuiver toeval via Marktplaats in het bezit is gekomen van de juwelen, de jas, de zonnebril en de tv-mediaspeler, die eerder in schadedossiers zijn voorgekomen die nota bene door hem zijn afgehandeld. [X] heeft ter zitting in twijfel getrokken of hij wel degene is geweest die de betreffende schadebehandelaar is geweest, maar de kantonrechter is van oordeel dat ook dat argument geloofwaardigheid mist. De dossiers vermelden de initialen ‘ [xxx] ’, die door [X] wordt gebruikt en bevat het handschrift waarvan [X] niet uitsluit dat het zijn handschrift is.
4.9.
[X] heeft erkend dat hij vanaf zijn zakelijke e-mailadres e-mailberichten heeft verzonden naar zijn privé e-mailadres. Deze e-mailberichten bevatten onder meer schade-aangiftes van klanten van ABN AMRO Verzekeringen met een omschrijving van de toedracht waardoor de schade was ontstaan. Verder is in een e-mailbericht een specifieke opsomming gegeven van de goederen die door de broer van [X] is opgegeven als schade. Een en ander is door [X] niet ontkend, zodat de kantonrechter van de juistheid van de onderzoeksbevindingen op dit punt zal uitgaan.
4.10.
[X] heeft op 14 juli 2015 ten overstaan van [K] een eed/belofte afgelegd dat hij zijn functie integer en zorgvuldig zal uitoefenen, waaronder begrepen dat hij geen misbruik zal maken van zijn kennis en zich open en toetsbaar zal opstellen. De onderzoeksbevindingen van Delta Lloyd laten ruimte voor speculatie. Zo vermeldt [C] in zijn Tussentijdse rapportage van onderzoek van 5 april 2016 dat [X] volgens voorlopige schatting Delta Lloyd voor € 100.000,00 heeft benadeeld, maar een concrete onderbouwing voor dat schadebedrag ontbreekt. De kantonrechter is echter van oordeel dat voldoende is aangetoond dat [X] mogelijk betrokken is geweest bij frauduleuze en dubieuze handelingen. Ter zake van zijn eigen schadeclaim staat naar het oordeel van de kantonrechter zelfs vast dat hij heeft gefraudeerd. Die fraude werd mogelijk door zijn kennis van de werkwijze en de dossiers van Delta Lloyd. De onderzoeksbevindingen laten meer dubieuze handelingen zien, waar [X] geen genoegzame verklaring voor heeft kunnen of willen geven. Vanzelfsprekend roept het vragen op dat een complete lijst van vermiste goederen via de zakelijke e-mail naar Forutans persoonlijke e-mailadres is verzonden, welke lijst is gebruikt bij een schade-aangifte van zijn broer. Door vragen daaromtrent af te doen met de opmerking dat het gaat om een privé-aangelegenheid, heeft [X] miskend dat hij heeft beloofd/gezworen dat hij zich open en toetsbaar zal opstellen. Die houding vereist dat hij over de schade-aangifte van zijn broer openheid van zaken verschaft, voor zover dat in zijn macht ligt. De kantonrechter is van oordeel dat de combinatie van de onderzoeksbevindingen ter zake van de eigen schadeclaim wegens de inbraak op 2 mei 2015 en de wijze waarop [X] vragen over andere schadedossiers ontwijkt of anderszins niet open en toetsbaar beantwoord heeft, maakt dat Delta Lloyd terecht spreekt van frauduleus en dubieus handelen, zodat in het verlengde daarvan Tempo-Team zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich een dringende reden voordoet voor een ontslag op staande voet. Gelet op de ernst van de geconstateerde gedragingen, is de kantonrechter bovendien van oordeel dat Tempo-Team met juistheid heeft betoogd dat ook na weging van de persoonlijke belangen van [X] , slechts de uiterste arbeidsrechtelijke maatregel is aangewezen.
4.11.
De conclusie uit het voorgaande luidt dat het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen. De arbeidsovereenkomst met Tempo-Team is op 16 maart 2016 ten einde gekomen, zodat geen grond bestaat voor een veroordeling van Tempo-Team om [X] weer tot de werkvloer toe te laten.
4.12.
[X] heeft subsidiair verzocht om toekenning van een billijke vergoeding en een schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging, alsmede de toekenning van een transitievergoeding. Voor toewijzing van een billijke vergoeding en een schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging bestaat naar het oordeel van de kantonrechter geen grondslag, nu aan de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig een einde is gekomen door het door Tempo-Team gegeven ontslag op staande voet. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [X] , zodat Tempo-Team gelet op het bepaalde in artikel 7:673, zevende lid, aanhef en onder c, BW dat geen transitievergoeding is verschuldigd.
4.13.
[X] is de partij die in het ongelijk is gesteld. Hij wordt daarom veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Tempo-Team begroot op € 600,00 wegens salaris gemachtigde.
Het tegenverzoek.
4.14.
Tempo-Team heeft verzocht dat de kantonrechter voor recht verklaart dat het verleende ontslag op staande voet op juiste wijze is onderbouwd en is verleend. De kantonrechter heeft het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet afgewezen. Daaruit volgt dat de gevraagde verklaring voor recht kan worden toegewezen, waarbij de kantonrechter overigens in het midden laat of Tempo-Team bij haar verzoek een zelfstandig te respecteren belang heeft.
4.15.
Voorts heeft Tempo-Team verzocht om [X] te veroordelen tot betaling van de wettelijke gefixeerde schadevergoeding, gebaseerd op 28 kalenderdagen en neerkomend op€ 2.661,12 bruto. Het verzoekschrift is ingekomen op 23 mei 2016 en is kennelijk gebaseerd op artikel 7:672, tiende lid, BW5., zoals dat – na hernummering van het negende lid als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd – per 1 januari 2016 luidt. Dat artikellid bepaalt het volgende: De partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, is aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Artikel 7:686a, vierde lid, aanhef en onder a, ten eerste, BW, bepaalt dat de bevoegdheid om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen vervalt twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, indien het verzoek een vergoeding als bedoeld in – onder meer – artikel 672, negende lid, betreft. Het negende lid van artikel 7:672 BW bepaalt thans echter geen recht op een vergoeding, dat is immers na hernummering neergelegd in het tiende lid. Gelet op de wetshistorie, waarin is vastgelegd dat artikel 7:686a BW specifiek ziet op verzoeken in verband met vergoedingen6., dient artikel 7:686a BW naar het oordeel van de kantonrechter zo te worden toegepast dat het ziet op een verzoek op grond van artikel 7:672, tiende lid, BW om een schadevergoeding. Een zelfstandig tegenverzoek is aan te merken als een verzoek als bedoeld in 7:686a BW en dat betekent dat een dergelijk verzoek ook onderworpen is aan de vervaltermijn van dat artikel. De kantonrechter is gehouden deze vervaltermijn ambtshalve te toetsen. In dit geval is de bevoegdheid om dit verzoek in te dienen 17 mei 2016 vervallen, zodat het verzoek wordt afgewezen.
Het voorwaardelijke ontbindingsverzoek.
4.16.
Tempo-Team heeft aan haar voorwaardelijke ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd dat de arbeidsovereenkomst met [X] met onmiddellijke ingang is beëindigd door de onverwijlde opzegging per 16 maart 2016. Mocht in een latere procedure toch worden vastgesteld dat deze opzegging geen stand houdt, dan kan van haar niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten wegens het verwijtbare handelen van [X] dan wel wegens een verstoorde arbeidsrelatie.
4.17.
[X] heeft tijdens de mondelinge behandeling betwist dat voorwaardelijke ontbinding mogelijk is.
4.18.
De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling aan de orde gesteld dat de vraag of een werkgever ontvankelijk is in een voorwaardelijk verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst in een geval als deze, waarin een gegeven ontslag op staande voet in stand blijft omdat een verzoek tot vernietiging daarvan wordt afgewezen, wisselend wordt beantwoord. De kantonrechter in deze rechtbank, zittingsplaats Enschede, heeft in haar beschikking van 26 april 20167.een uitvoerig overzicht gegeven van de argumenten die pleiten voor een bevestigend antwoord, alsmede die pleiten voor een ontkennend antwoord. De kantonrechter te Enschede heeft het voornemen uitgesproken de Hoge Raad prejudiciële vragen te stellen en aan dat voornemen heeft zij uitvoering gegeven bij beschikking van 20 mei 20168.. Tempo-Team heeft ter zitting, in reactie op de door de kantonrechter aan de orde gestelde mogelijkheid van aanhouding van het tegenverzoek totdat de Hoge Raad tot een beantwoording van de prejudiciële vragen is gekomen, verklaard uit proceseconomische redenen te willen afzien van aanhouding van deze zaak en haar eigen niet-ontvankelijkheid bepleit. Daarvoor is voor haar van doorslaggevend belang het feit dat aan de arbeidsovereenkomst met [X] per 3 juli 2016 toch al een einde zal komen. Ongeacht de beslissing in het hoger beroep tegen de onderhavige beschikking, het gerechtshof kan niet beslissen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na die datum (3 juli 2016) herleeft. Gelet op een en ander en de door hem ervaren noodzaak kennis te nemen van de antwoorden op de prejudiciële vragen alvorens dat tegenverzoek verder te kunnen behandelen, is de kantonrechter van oordeel dat Tempo-Team geen belang heeft bij haar voorwaardelijke ontbindingsverzoek, zodat het niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4.19.
Gelet op de uitkomst in de tegenverzoeken, acht de kantonrechter het redelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd op die manier dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De kantonrechter beslist op het verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening:
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt [X] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Tempo-Team begroot op nihil.
De kantonrechter beslist op het verzoek in de hoofdzaak:
5.3.
wijst het verzoek af;
5.4.
veroordeelt [X] in de kosten van deze procedure, die de kantonrechter aan de kant van Tempo-Team tot en met vandaag vaststelt op € 600,00 wegens salaris gemachtigde;
5.5.
verklaart deze beschikking voor zover het de proceskostenveroordeling (5.4) betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
De kantonrechter beslist op het tegenverzoek
5.6.
verklaart voor recht dat Tempo-Team op juiste gronden en op juiste wijze is gekomen tot een ontslag op staande voet ex artikel 7:677 in samenhang gelezen met artikel 7:678 BW;
5.7.
verklaart het voorwaardelijke ontbindingsverzoek niet-ontvankelijk;
5.8.
wijst het verzoek voor het overige af.
5.9.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2016. (CT)
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑06‑2016
Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 115 (MvA): ‘Op dat laatste punt – de mededeling – wordt voorgesteld eveneens voor het woord “onverwijld” te kiezen, omdat wetsgeschiedenis en rechtspraak duidelijk maken dat een zeer korte tijdspanne tussen de opzegging en de ontslagmededeling is toegestaan’.
HR 23 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0939
HR 7 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3126 en HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2806
Tempo-Team baseert haar verzoek op artikel 7:667 BW. Echter, dat artikel bepaalt geen recht op schadevergoeding wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 273, nr. 3 21