Rb. Den Haag, 31-07-2019, nr. C-09-543307-HA ZA 17-1193
ECLI:NL:RBDHA:2019:14822
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
31-07-2019
- Zaaknummer
C-09-543307-HA ZA 17-1193
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2019:14822, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 31‑07‑2019; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 31‑07‑2019
Inhoudsindicatie
Leidingschade, waterleiding, oorzaak, causaal verband. zie ook ECLI:NL:RBDHA:2020:4165
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/543307/HA ZA 17/1193
Vonnis van 31 juli 2019
in de zaak van
De naamloze vennootschap
Evides N.V.,
te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. F.J. van Velsen te Haarlem,
tegen
1. De vennootschap onder firma
VOF [de V.O.F.] ,
te [vestigingsplaats] ,
2. [gedaagde, sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
vennoot van gedaagde onder 1.,
3. [gedaagde, sub 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
vennoot van gedaagde onder 1.,
Gedaagden.
advocaat mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.
Partijen zullen hierna Evides en [de V.O.F.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de conclusie van antwoord
- -
akte overlegging producties, tevens aanvulling van de gronden van de eis.
1.2.
Vervolgens is een comparitie van partijen gelast. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken.
1.3.
De zaak is verwezen naar de rol, waarna Evides een conclusie van repliek en [de V.O.F.] daarop een conclusie van dupliek heeft genomen.
1.4.
De zaak is daarna voor vonnis gezet.
2. De feiten
2.1.
Evides is eigenaresse van een drinkwaterbedrijf in de zin van artikel 7 Drinkwaterwet. Haar verzorgingsgebied bestrijkt zuidelijk Zuid Holland en Zeeland.
2.2.
[de V.O.F.] heeft op 6 februari 2017 mechanische werkzaamheden uitgevoerd op de locatie [plaats] , [weg] ter hoogte van huisnummer [huisnummer] in opdracht van het Hoogheemraadschap Delfland.
Daarbij is schade toegebracht aan een onderdeel van een gezinkerde stalen transportleiding van het net van Evides (hierna ook de transportleiding).
2.3.
[de V.O.F.] heeft een graafmelding gedaan die is geregistreerd onder klic-nummer [klic-nummer] van 15 november 2016. De klic-tekeningen waren op het werk aanwezig. Op de aanwezige tekeningen stond de betreffende transportleiding vermeld/getekend en op die tekening was zichtbaar dat deze leiding ter hoogte van de plaats van de beschadiging van de transportleiding de watergang enigszins schuin onder kruiste. De transportleiding was gemarkeerd met een zogenoemd zinkerbord.
2.4.
Er zijn herstelwerkzaamheden uitgevoerd door Baas B.V. (hierna ook aan te duiden als Baas).
Bij gelegenheid van die herstelwerkzaamheden is het water ter plaatse weggepompt en toen de transportleiding vrijkwam werd aan de bovenzijde een rond gat aangetroffen, waaruit de lekkage afkomstig was.
Tijdens het verder verwijderen van de modder naast de leiding werd een afgebroken pijpje met flens en een blindplaats aangetroffen, die oorspronkelijk op de transportleiding zaten gelast.
Bij het droogkomen en vrij graven van de transportleiding bleek dat de blindflens ongeveer dertig centimeter onder het wateroppervlak had gelegen. De bovenzijde van de transportleiding bevond zich ongeveer veertig centimeter onder het wateroppervlak.
3. De vordering en de grondslag daarvan
3.1.
Evides vordert- kort en zakelijk weergegeven- veroordeling hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van een bedrag van € 26.673,03, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 25.333,03 vanaf 11 september 2017 tot de dag van algehele betaling, met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
3.2.
Aan deze vordering legt Evides ten grondslag dat [de V.O.F.] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door op 6 februari 2017 schade toe te brengen aan de transportleiding. Die schade wordt begroot op € 25.333,03 te vermeerderen met een bedrag van € 760,00 aan behandelingskosten.
4. Het verweer
4.1.
[de V.O.F.] voert aan dat zij niet aansprakelijk is te houden omdat zij niet hoefde te verwachten dat de transportleiding zich slechts 40 centimeter onder het wateroppervlak bevond en vrij in het water is komen te liggen en ten onrechte is gemarkeerd als zinker. Volgens [de V.O.F.] liggen zinkers op of in de bodem van een watergang.
Voorts voert [de V.O.F.] bij repliek verweer tegen een aantal onderdelen van de door Evides gevorderde schade.
5. De beoordeling
5.1.
De kern van het geschil dat partijen verdeeld houdt is of [de V.O.F.] aansprakelijk kan worden gehouden voor de beschadiging aan de transportleiding en de als gevolg daarvan ontstane schade die Evides heeft geleden. Die schade valt in een aantal onderdelen uiteen.
5.2.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat er een conditio sine qua non verband is tussen het optreden van [de V.O.F.] en de door Evides geleden schade, omdat tussen partijen vast staat dat de schade aan de transportleiding is veroorzaakt door materiaal (of de boot of de bak van de kraan) van [de V.O.F.] dat op dat moment werd bediend door personeel van [de V.O.F.] .
5.3.
Partijen verschillen van mening met betrekking tot het antwoord op twee vragen.
De eerste vraag luidt: moest [de V.O.F.] er op bedacht zijn dat de transportleiding ter plaatse niet (meer) in de bodem lag maar onder water boven de bodem hing ?
De tweede vraag luidt: is de schade veroorzaakt door het te water laten van de boot of door graafwerkzaamheden waarbij de bak van de graafmachine de transportleiding heeft
geraakt ?
5.4.
Het antwoord op de eerste vraag is bevestigend.
Daarvoor is het volgende redengevend.
[de V.O.F.] was met voldoende mate van precisie op de hoogte van de plaats waar de transportleiding liep.
Dat blijkt uit het vaststaande feit dat hij ter plekke beschikte over de tekeningen waarop de transportleiding was weergegeven, alsook uit de omstandigheid dat die plaats in het veld was gemarkeerd met een zinkerbord.
Voldoende is dat die plek in het veld is gemarkeerd met een bord. Niet van belang is dat in de opvatting van [de V.O.F.] die markering ten onrechte is geschied met een zinkerbord, terwijl de transportleiding vrij in het water hangt.
Er is namelijk sprake van door [de V.O.F.] uitgevoerde handelingen en in dit geval maakt het niet uit of die handelingen nu wel of niet vallen onder de definitie “grondroeren” of niet.
[de V.O.F.] dient die werkzaamheden uit te voeren met een jegens Evides in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid.
Het was [de V.O.F.] voldoende duidelijk wat de locatie van de transportleiding was en dus ook dat op die locatie de handelingen die er toe moesten leiden dat er gebaggerd werd en het baggeren zelf met de noodzakelijk behoedzaamheid dienden te geschieden.
Alleen al doordat de transportleiding toch is geraakt, kan en moet de gevolgtrekking worden gemaakt dat [de V.O.F.] onvoldoende voorzorgsmaatregelen in acht heeft genomen om schade te voorkomen, terwijl bij [de V.O.F.] zodanige wetenschap aanwezig was dat hij het raken van de transportleiding had kunnen en moeten voorkomen. [de V.O.F.] had dat ook op relatief eenvoudige wijze had kunnen doen door de boot iets verder weg van de door het zinkerbord gemarkeerde transportleiding te water te laten dan wel door eerst daadwerkelijk de transportleiding in het veld/de sloot te lokaliseren en daarna pas op die locatie te gaan baggeren.
5.5
Opgemerkt wordt nog dat de door [de V.O.F.] bij de comparitie na antwoord toegezegde verklaring van de werknemer die op 6 februari 2017 op de plaats waar de schade is ontstaan aan het werk was, niet in het geding is gebracht. In de omstandigheden van dit geval is voorshands voldoende bewezen dat [de V.O.F.] onrechtmatig jegens Evides heeft gehandeld, zodat het op de weg van [de V.O.F.] ligt om tegenbewijs te leveren. Dat is achterwege gebleven en dat dient voor rekening en risico van [de V.O.F.] te komen.
5.6.
Het antwoord op de tweede vraag kan in het midden blijven.
Gesteld noch gebleken is dat het te water laten van de boot alleen kon geschieden op die plaats waar hij te water is gelaten en alleen op de wijze waarop dat is gebeurd en dat er daarbij geen redelijke voorzorgsmaatregelen genomen konden worden door [de V.O.F.] om het aanrichten van de schade die is opgetreden te voorkomen en/of dat die voorzorgsmaatregelen in redelijkheid niet van [de V.O.F.] konden worden gevergd.
5.7.
Aan Evides kan worden toegegeven dat het op grond van het schadebeeld dat uit het deskundigenrapport naar voren komt, waarbij het pijpje van de flens aan de onderzijde zodanig is vervormd dat één helft een duidelijk ruw breukvlak vertoont terwijl de andere helft een soort snijvlak vertoont alsof het door een zwaar object is afgeknepen aannemelijker is dat de schade is aangericht met een bak van een graafmachine. Voor de toerekening van de schade aan [de V.O.F.] maakt het antwoord op de vraag hoe de schade exact is toegebracht niet (meer) uit omdat [de V.O.F.] toe te rekenen is dat hij onvoldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen bij het lokaliseren van de plaats van de transportleiding, wat ook de oorzaak van de schade precies is.
5.8.
Pas bij de conclusies van re- en dupliek komt de discussie van partijen omtrent de verschillende schadeposten op gang.
De rechtbank acht zich hieromtrent nog onvoldoende voorgelicht.
Daarom zal een comparitie van partijen worden gelast waar uitsluitend de omvang de door Evides gevorderde schadeposten aan de orde zullen komen en wel zodanig dat daarna een eindbeslissing kan worden genomen.
Dat betekent dat partijen alle stukken waar zij in dit kader een beroep op willen doen tijdig aan de rechtbank moeten sturen en al hun standpunten op de comparitie paraat moeten hebben, omdat een nadere aktewisseling niet meer zal worden toegestaan.
5.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank:
- beveelt een persoonlijke verschijning van partijen zelf –rechtspersonen deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die goed van de feiten op de hoogte is en die bevoegd is tot het treffen van een minnelijke regeling- en hun advocaten met de onder 5.8. aangegeven doelen op een nader te bepalen dag en tijdstip in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag, ten overstaan van mr. L.C. Heuveling van Beek;
- verwijst de zaak naar de rol van 28 augustus 2019 voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Heuveling van Beek en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2019.