Einde inhoudsopgave
Woningwet
Artikel 134 [Overgangsrecht]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
07-07-2021, Stb. 2021, 425 (uitgifte: 10-09-2021, kamerstukken: 35517)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2021, Stb. 2021, 601 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
Bouwrecht / Woonrecht
1.
In dit artikel wordt verstaan onder toegelaten instelling: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet, die op 1 juli 2015 als zodanig bestond.
2.
Het bepaalde bij en krachtens deze wet omtrent verbonden ondernemingen heeft, onverminderd artikel 21a, geen gevolgen voor een verbonden onderneming die geen dochtermaatschappij is en die is voortgekomen uit een afsplitsing als bedoeld in artikel 334a lid 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij een toegelaten instelling is betrokken en die heeft plaatsgevonden voor 1 juli 2015, indien die afsplitsing:
- a.
ten doel had om een situatie die strijdig was met artikel 70, eerste lid, van deze wet zoals die luidde op 30 juni 2015, en die tot die afsplitsing was toegestaan, op te heffen, en
- b.
is goedgekeurd door Onze Minister.
3.
Het bepaalde bij en krachtens artikel 21c, eerste lid, heeft geen gevolgen voor de transacties die door toegelaten instellingen voor 1 juli 2015 zijn aangegaan met financiële instellingen die niet behoren tot een categorie als bedoeld in artikel 21c, eerste lid, voor het doen bouwen of verwerven van onroerende zaken en onroerende en infrastructurele aanhorigheden. Voor de toepassing van artikel 21c, tweede lid, tweede volzin, worden de in de eerste volzin bedoelde transacties mede in aanmerking genomen.
4.
Het bepaalde bij en krachtens de artikelen 25 en 30 heeft geen gevolgen voor de benoeming of aanwijzing van personen tot bestuurder van een toegelaten instelling of tot lid van een orgaan van een toegelaten instelling waaraan het toezicht op het bestuur is opgedragen, die voor 1 juli 2015 heeft plaatsgevonden.
5.
Het bepaalde bij en krachtens artikel 45 heeft geen gevolgen voor het toegestaan zijn van werkzaamheden van toegelaten instellingen en van met hen in de zin van artikel 1, tweede lid, van die wet verbonden ondernemingen, waarmee voor 1 juli 2015 een aanvang is gemaakt, of met betrekking tot welke uit schriftelijke, uitsluitend op die werkzaamheden betrekking hebbende, stukken blijkt dat die aanvang werd beoogd, en die voor 1 juli 2015 waren toegestaan of zijn goedgekeurd ingevolge het bepaalde bij en krachtens deze wet zoals die voor 1 juli 2015 luidde of blijkens enig daaromtrent door of vanwege Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dan wel Onze Minister genomen besluit of enige daaromtrent door of vanwege een van die ministers gedane mededeling.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van het tweede en vijfde lid.