Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de processen-verbaal en rapporten uit het dossier inzake onderzoek 163Cabo.
Rb. Den Haag, 13-02-2015, nr. 09/857223-13
ECLI:NL:RBDHA:2015:1458
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
13-02-2015
- Zaaknummer
09/857223-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Penitentiair recht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2015:1458, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 13‑02‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑02‑2015
Inhoudsindicatie
Witwassen (420bis Sr.) en onttrekking aan het verkeer van geld (36d Sr.). Bewezenverklaring voorhanden hebben 78.755,- euro en een auto. Ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR) ten aanzien van een deel van dat geldbedrag (59.755 euro) omdat het aannemelijk is dat dit deel van het totale geldbedrag onmiddellijk uit eigen misdrijf is verkregen. Dit levert geen witwassen op. Het voorhanden hebben van het overige geldbedrag en de auto is wel witwassen. Onttrekking aan het verkeer van het geldbedrag van 59.755 euro omdat teruggave aan verdachte en het daarop uitgeven van dit geldbedrag (omzetten) zou leiden tot witwassen.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857223-13
Datum uitspraak: 13 februari 2015
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
BRP-adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 23 en 30 januari 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. L.E. van der Leeuw en P.M. Gruppelaar, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. M.R. Mantz, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 05 januari 2012 tot en met 26 maart 2013 te Wassenaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een auto (Audi) en/of 78.755,= euro, althans een groot geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een auto (Audi) en/of dat geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij in of omstreeks 1 januari 2013 tot en met 26 maart 2013 te Wassenaar opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] een of meer hoeveelhe(i)d(en) hennep en/of hennepplant(en) en/of delen van hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 1 januari 2013 tot en met 26 maart 2013 te Wassenaar aanwezig heeft gehad ongeveer 7,5 gram gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid.
3. Bewijsoverwegingen
3.1
Inleiding1.
Op 26 maart 2013 heeft in de woning van verdachte en in een daarbij behorende schuur, gelegen aan de [adres] in Wassenaar, een doorzoeking plaatsgevonden.2.Deze doorzoeking werd uitgevoerd in het kader van een onderzoek dat was ingesteld in reactie op een melding en na die melding afgelegde getuigenverklaringen welke, kort gezegd, inhielden dat het clubhuis van motorclub [motorclub 1] in Leiden in januari 2013 ‘vijandig’ was overgenomen door (leden van) motorclub [motorclub 2].
In genoemde schuur werd het volgende aangetroffen en in beslag genomen:- drie professionele henneptop-scharen (‘cannacutters’) welke waren voorzien van groene aanslag en in de trommels waarvan groene verse hennep aanwezig was3.;- een koolcilinder met een, grijs geworden, filterdoek, flexibele slang en buisventilator; deze cilinder was bevestigd aan een, demontabele, wand van de schuur en op de plaats van bevestiging was een lichtere kleur zichtbaar dan de kleur van de wand4.;- diverse kuipen en teilen;- een airconditioner;- een zogenaamde ‘hakselaar’ en- een 7,5 gram wegende top van een hennepplant.Buiten de schuur, in de nabijheid van de deur, werd een plastic ton met afsluitbaar deksel aangetroffen en in beslag genomen5..
Tijdens het onderzoek in de schuur werd een sterke henneplucht waargenomen.6.
In een naar aanleiding van voornoemde bevindingen door een expert verdovende middelen van de politie opgesteld proces-verbaal wordt vermeld dat van de in de schuur aangetroffen scharen, de koolcilinder, kuipen, teilen, airconditioner en ‘hakselaar’ bekend is dat zij gebruikt worden voor, onder meer, het bewerken van (reeds geoogste) hennep7..
In de woning van verdachte werd een bedrag van in totaal € 78.755,-- in contanten gevonden en in beslag genomen; 1 coupure van € 500,--, 604 coupures van € 50,--, 2304 coupures van € 20,--, 204 coupures van € 10,-- en 1 coupure van € 5,--. Het geld lag op vier verschillende plaatsen in de woning; in een tasje in de kledingkast op de slaapkamer van verdachte, in een doosje in de kledingkast in de slaapkamer van verdachte, in een tas in een keukenkast en in een tas in een krat met speelgoed dat onder het bed in de slaapkamer van de dochter van verdachte stond8..
Verder werden een sleutel en papieren behorend bij een Audi met kenteken [kenteken 1] aangetroffen en in beslag genomen. De betreffende Audi bleek in de nabijheid van de woning te staan, waarna ook de inbeslagname daarvan volgde9..
Uit informatie verkregen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer komt naar voren dat voornoemde Audi sinds 5 januari 2012 op naam stond van de vriendin van verdachte, [betrokkene].10.De Audi is op genoemde datum door verdachte gekocht voor een bedrag van € 12.750,--11.. Eveneens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer werd informatie ontvangen betreffende motorvoertuigen die in de periode van 2009 tot en met 2013 op naam van verdachte en/of zijn vriendin stonden. Het betreft, voor zover thans van belang:- in de periode van 27 april 2009 tot 4 mei 2012: een Audi A4 met kenteken [kenteken 2] en- in de periode van 12 november 2009 tot 29 februari 2012: een Harley Davidson met kenteken [kenteken 3].12.
Verdachte heeft de hiervoor genoemde Audi A4 met kenteken [kenteken 2] voor een bedrag gelegen tussen € 7.000,-- en € 8.000,-- aan zijn zwager verkocht. De verkoopopbrengst heeft verdachte in contanten van zijn zwager ontvangen13.. Genoemde Harley Davidson heeft hij aan zijn broer verkocht voor een bedrag van € 12.000,--. De broer van verdachte heeft verdachte in contanten voor de Harley Davidson betaald14.. Dit contante geldbedrag was onderdeel van het geldbedrag dat in de woning van verdachte is aangetroffen15..
Uit gegevens verkregen van de Belastingdienst en uit door verdachte verstrekte jaaropgaves komt, voor wat betreft het in de jaren 2001 t/m 2013 genoten netto-loon en inkomen van verdachte, het volgende naar voren:- 2001: € 14.920,--- 2002: € 18.009,--- 2003: € 20.029,--- 2004: € 25.044,--- 2005: € 24.884,--- 2006: € 30.602,--- 2007: € 31.698,--- 2008: € 18.033,--- 2009: € 25.582,--- 2010: € 15.787,--- 2011: € 14.005,--- 2012: € 17.514,--- 2013: € 15.656,--16..
Het vermogen van verdachte en zijn vriendin lag in 2012 onder het fiscale vrijstellingsbedrag van € 42.278,--17.. Uit gegevens verkregen van de Belastingdienst komt voorts naar voren dat van de vriendin van verdachte geen loon- en inkomensgegevens bekend zijn over de periode van 2006 tot en met 201318..
Verdachte heeft samen met zijn vriendin twee kinderen, die op het moment van de doorzoeking van de woning van verdachte acht en vier jaar oud waren19..
Over het bovengenoemde, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, bestaat geen discussie. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
De vragen die de rechtbank moet beantwoorden zijn of bewezen kan worden verklaard:
- dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 maart 2013 in Wassenaar schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt en/of aan hennepteelt gerelateerde activiteiten dan wel dat hij in die periode opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad (feit 2) en/of
- dat verdachte zich in de periode van 5 januari 2012 tot en met 26 maart 2013, eveneens in Wassenaar, schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 78.755,-- en een Audi met kenteken [kenteken 1] (feit 1).
3.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich voor wat betreft feit 2 op het standpunt gesteld dat, gelet op hetgeen in de schuur behorend bij de woning van verdachte is aangetroffen en hetgeen over die goederen is geverbaliseerd, bewezen kan worden verklaard dat verdachte in de tenlastegelegde periode hennep heeft geteeld en verwerkt (feit 2 primair). De verklaring die verdachte over hetgeen in die schuur is gevonden, heeft afgelegd, moet volgens de officieren van justitie als ongeloofwaardig worden betiteld. Ten aanzien van feit 1 hebben de officieren van justitie er op gewezen dat voor het voorhanden hebben van een groot geldbedrag als aangetroffen alsmede voor het voorhanden hebben van de aangetroffen Audi geen verklaring kan worden gevonden in het inkomen en vermogen van verdachte en zijn vriendin. Voorts hebben zij er op gewezen dat verdachte in zijn verklaringen omtrent de herkomst van het geld en de auto ‘draait’, dat het geld in de woning verstopt lag op vreemde plaatsen en dat het geld niet is opgegeven aan de Belastingdienst. Dit duidt er op, aldus de officieren van justitie, dat het geld en de Audi een criminele herkomst hebben. Het dossier bevat volgens de officieren van justitie voorts aanwijzingen dat verdachte actief is in de hennepwereld en zij menen dan ook dat, gelet op dit alles, bewezenverklaring van het witwassen van het geld en de Audi kan volgen, zij het niet in de ‘in vereniging-variant’.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft hij aangevoerd dat het dossier geen bewijs bevat op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat zich in de schuur behorend bij de woning van verdachte een hennepkwekerij of een verwerkingseenheid voor hennep heeft bevonden of bevond. Het gewicht van de aangetroffen hennep is volgens de raadsman voorts dermate gering dat ook voor het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde vrijspraak dan wel ontslag van rechtsvervolging moet volgen. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman primair betoogd dat niet bewezen kan worden dat het aangetroffen geld en de Audi uit misdrijf afkomstig zijn omdat de verklaring van verdachte over de wijze waarop hij dit geld en de auto heeft verkregen geloofwaardig zijn te noemen. Mocht de rechtbank wel bewezen achten dat het geld en de auto uit misdrijf afkomstig zijn dan kan volgens het subsidiaire betoog van de raadsman ook geen bewezenverklaring voor witwassen volgen, daar uit het dossier volgt dat het dan om een ‘eigen misdrijf’ van verdachte gaat. In een dergelijk geval moet uit het dossier blijken dat er sprake is geweest van enige ‘verhullingshandeling’, hetgeen volgens de raadsman niet het geval is.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Feit 2 (hennep)Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met de, in de schuur bij zijn woning aangetroffen goederen, die – onder meer – gebruikt kunnen worden voor de bewerking van hennep, ook daadwerkelijk bewerkingsactiviteiten heeft uitgevoerd (feit 2 primair). Het bewijs vindt de rechtbank allereerst in de aanwezigheid van de henneptop in de schuur. Over deze henneptop is door een expert verdovende middelen van de politie geverbaliseerd dat deze – gezien de kleur van de topblaadjes (groen) – afkomstig is van een hennepplant die recent, onder zeer goede omstandigheden, binnen, is gekweekt20.. De conclusie van deze expert vindt bevestiging in de aanwezigheid van een aantal goederen in de schuur die sporen bevatten die duiden op het gebruik daarvan. De rechtbank wijst in dit verband op de staat waarin de scharen en het filter van de koolcilinder zich bevonden. Voor genoemde conclusie kan voorts ook steun worden gevonden in de omstandigheid dat in de betreffende schuur een sterke henneplucht hing. Van belang is voorts dat de koolcilinder in de schuur aan een wand was bevestigd op een zodanige wijze, zo begrijpt de rechtbank, dat deze voor gebruik ter plaatse bestemd was. Gelet op deze bevindingen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat de henneptop afkomstig was van een buitenplant en de overige aanwezige goederen tweedehands goederen betroffen die hij op de internetsite Marktplaats had gekocht om deze weer te verkopen, niet aannemelijk geworden.
Ten aanzien van de tenlastegelegde periode van bewerken overweegt de rechtbank dat in de schuur een henneptop is aangetroffen die – volgens de expert – afkomstig was van een recent geoogste hennepplant en dat in de trommels van de scharen groene verse hennep aanwezig was. Deze omstandigheden duiden er op dat het bewezenverklaarde bewerken van hennep recent had plaatsgevonden, in ieder geval ná 1 januari 2013. Het dossier bevat geen aanwijzingen voor een aaneengesloten periode van bewerken van drie maanden, maar dát er hennep is bewerkt in de tenlastegelegde periode, acht de rechtbank wel bewezen.
3.4.2
Feit 1 (witwassen)De rechtbank ziet zich wat feit 1 betreft allereerst gesteld voor de vraag of het geldbedrag van € 78.755,-- en de Audi afkomstig zijn van enig misdrijf.
Ten aanzien van het aangetroffen grote geldbedrag overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met het voorhanden hebben van grote bedragen in contant geld, vaak bestaand uit 500 euro biljetten en/of zeer grote hoeveelheden kleine coupures van 50 euro en/of 20 euro. Het zonder bescherming voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld is ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Crimineel verkregen geld maakt het kennelijk de moeite waard om dat risico te lopen. Opvallend in deze zaak is verder dat het geld op plaatsen werd aangetroffen die normaliter niet worden gebruikt om contant geld op te bergen.
Bij het voorgaande komt dat uit de door verdachte en de Belastingdienst verstrekte gegevens kan worden afgeleid dat verdachte in de jaren voorafgaand aan het moment waarop het geld in zijn woning werd aangetroffen een inkomen genoot dat na betaling van de vaste lasten en het onderhouden van een gezin weinig ruimte bood om méér te doen dan dat (de vriendin had geen inkomen). Dat verdachte over vermogen beschikte die voornoemde ruimte wel bood is ook niet gebleken.
Tegenover de eigendom van de Audi staat voorts het gegeven dat verdachte in de jaren voorafgaand aan de aankoop daarvan een inkomen heeft genoten dat vrijwel gelijk was aan het aankoopbedrag van de Audi, nog daargelaten dat verdachte ook in die jaren voornoemde vaste lasten en het onderhoud van zijn gezin heeft moeten bekostigen.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld en de Audi (vgl. onder meer Hoge Raad 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787). De rechtbank constateert dat verdachte over de herkomst van het aangetroffen geld telkens wisselende verklaringen heeft afgelegd.
Tijdens een verhoor dat werd afgenomen op 26 maart 2013 heeft verdachte verklaard dat hij, naast zijn inkomen uit arbeid, ook spaargeld heeft en dat het gaat om een bedrag van € 20.000,--. Tijdens datzelfde verhoor heeft hij op de vraag of hij wel eens een groot bedrag heeft geërfd, verklaard dat dit niet het geval is geweest. Voorts heeft hij toen verklaard dat zijn gehele maandsalaris wordt aangewend voor de betaling van vaste lasten, boodschappen en dergelijke.
Tijdens een verhoor dat plaatsvond op 27 maart 2013 heeft verdachte, anders dan tijdens het verhoor van 26 maart 2013, verklaard dat er ‘een paar duizend euro’ aan spaargeld in zijn woning ligt en later dat hij tussen de € 60.000,-- en € 65.000,-- in contanten thuis heeft liggen. Verdachte heeft tijdens dat verhoor voorts verklaard dat hij (in 2012, zo volgt uit een verhoor dat op 21 januari 2014 plaatsvond) van zijn later overleden oma een erfenis heeft ontvangen van € 25.000,--. Ook heeft hij, in weerwil van zijn eerdere verklaring over de verhouding tussen zijn inkomsten en uitgaven, verklaard dat hij ‘alleen maar spaart’.
De rechtbank acht het ook opmerkelijk dat verdachte verrast reageerde toen hij hoorde hoeveel contant geld er daadwerkelijk was aangetroffen en hij niet exact kon aangeven waar de contanten zich in zijn woning bevonden.
Gelet op het voorgaande heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden van de criminele herkomst van het in zijn woning aangetroffen geld onvoldoende ontzenuwd. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte over het geld ongeloofwaardig.
Ten aanzien van de Audi heeft verdachte verklaard dat hij deze contant heeft betaald. De rechtbank gaat ervan uit dat de betaling heeft plaatsgevonden uit de contanten die verdachte in zijn woning had liggen, nu hij ook heeft verklaard dat hij niet meer spaarde vanaf 2011/2012. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het aangetroffen geld kan ook deze verklaring niet worden aangemerkt als een verklaring waarmee verdachte het vermoeden van witwassen van die Audi afdoende heeft weerlegd.
De rechtbank heeft reeds bewezenverklaard dat verdachte hennep heeft bewerkt in de periode gelegen tussen 1 januari 2013 en 26 maart 2013. In het dossier bevindt zich ook recente aan het Team Criminele Inlichtingen over verdachte verstrekte, als betrouwbaar aangemerkte, informatie inhoudende dat verdachte al lange tijd ‘groot’ is in de wiethandel en dat hij hier heel veel geld mee heeft verdiend21..
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld en de Audi – onmiddellijk en/of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit wist. In zoverre kan bewezenverklaring van het tenlastegelegde volgen.
Met de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat in het dossier geen basis kan worden gevonden voor de conclusie dat verdachte het geld en de Audi samen met een ander of anderen voorhanden heeft gehad. In zoverre dient verdachte van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Tot slot verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman dat het voorhanden hebben van geld uit misdrijf tot vrijspraak zou kunnen leiden door het leerstuk ‘eigen misdrijf’. Dit betoog kan immers gelet op de tekst van de tenlastelegging niet tot vrijspraak leiden, maar enkel tot ontslag van alle rechtsvervolging vanwege het niet kunnen kwalificeren van het bewezenverklaarde als witwassen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 05 januari 2012 tot en met 26 maart 2013 te Wassenaar een auto (Audi) en 78.755,- euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 maart 2013 te Wassenaar opzettelijk heeft bewerkt (in een pand aan de [adres]) hennep en/of (een) hennepplant(en) en/of delen van (een) hennepplant(en), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 (witwassen) betoogd dat – bij een bewezenverklaring van het tenlastegelegde – er sprake is van uit eigen misdrijf verkregen geld. Een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt anders dan vrijspraak heeft de raadsman hier niet aan verbonden.
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben ten aanzien van feit 1 betoogd dat er aanwijzingen zijn dat het uit misdrijf verkregen geld is verkregen door hennep gerelateerde feiten die verdachte heeft gepleegd, hetgeen zou blijken uit de aangetroffen hennepkweek/droog-goederen, en de TCI-informatie omtrent de inkomsten van verdachte uit de hennephandel. Volgens de officieren van justitie kan gelet op het voorgaande het witwassen van het gehele geldbedrag en de Audi bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor het voorhanden hebben van het geldbedrag van € 78.755,-- en de Audi door verdachte, terwijl hij wist dat deze voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het is inmiddels vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden aangemerkt (vgl. onder meer de arresten van de Hoge Raad van 18 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4449, BX4585, BX6909, BX6910 en ECLI:NL:HR:2014:702). In een dergelijk geval moet ontslag van rechtsvervolging het gevolg zijn.
Als het gaat om de Audi faalt dit betoog. Deze Audi is immers, zoals uit het hetgeen hiervoor is overwogen volgt, met crimineel (contant) geld gekocht. Het criminele geld is in zoverre dus omgezet; de Audi betreft daardoor een voorwerp dat middellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Het handelen van verdachte (het voorhanden hebben) ten aanzien van de Audi kan dus als witwassen worden gekwalificeerd.
Het betoog van de raadsman dat het aangetroffen geld van verdachte uit eigen misdrijf afkomstig is, is niet op voorhand onaannemelijk. Ten eerste is in deze zaak bewezenverklaard dat verdachte hennep heeft bewerkt. In het dossier bevindt zich voorts, zo is hiervoor ook al gememoreerd, aan het Team Criminele Inlichtingen verstrekte informatie waarvan de inhoud duidt op een actieve rol van verdachte in de wereld van de hennepteelt.Het dossier bevat geen aanwijzingen die er op duiden dat het aangetroffen geld afkomstig is uit het misdrijf of de misdrijven van een ander of anderen. Door de officieren van justitie zijn ook geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die in die richting wijzen, integendeel nu de officieren van justitie hebben betoogd dat er aanwijzingen zijn dat het geld afkomstig is uit hennep gerelateerde feiten gepleegd door verdachte.
Eén en ander betekent naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat voor wat betreft het gehele tenlastegelegde bedrag van € 78.755,-- de uitkomst van de zaak ontslag van rechtsvervolging moet zijn.
Uit het dossier komt immers naar voren dat verdachte in 2009 een Audi A4, met kenteken [kenteken 2], en een Harley Davidson, met kenteken [kenteken 3], in eigendom heeft verkregen. Uit de door verdachte en de Belastingdienst aangeleverde gegevens volgt dat het legale inkomen van verdachte in het jaar 2009 en in de jaren daaraan voorafgaand, de aankoop van die motorvoertuigen niet kan verklaren. Dat verdachte destijds over spaargeld beschikte waarmee hij dergelijke aankopen kon doen, acht de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, evenmin aannemelijk. Aangenomen moet dus worden dat de aankoop van genoemde motorvoertuigen met crimineel geld is gefinancierd en dat dat geld dus is omgezet naar die motorvoertuigen, die daardoor middellijk uit misdrijf afkomstig waren. De betreffende voertuigen zijn in 2012 door verdachte verkocht; de verkoopopbrengst voor de Audi bedroeg € 7.000,-- à € 8.000,-- (de rechtbank zal, in het voordeel van verdachte, het bedrag van € 7.000,-- aanhouden) en de verkoopopbrengst voor de Harley Davidson was € 12.000,--. Verdachte heeft verklaard dat hij de verkoopopbrengst heeft gevoegd bij het contante geld dat al in zijn woning aanwezig was en de rechtbank gaat ervan uit dat met de verkoopopbrengst van de Audi hetzelfde is gebeurd. Aldus kan worden gezegd dat van het aangetroffen geld een gedeelte, zijnde een bedrag van € 19.000,--, middellijk afkomstig is uit enig misdrijf.
Het voorgaande betekent dat verdachte moet worden ontslagen van rechtsvervolging voor zover het gaat om het vermeende witwassen van een bedrag van € 59.755,--. Voor het resterende gedeelte van het geldbedrag dat is aangetroffen, te weten € 19.000,-- kan een veroordeling voor witwassen volgen.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
witwassen;
ten aanzien van feit 2 primair:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen straf of maatregel dient te worden opgelegd en subsidiair dat er maximaal een straf gelijk aan het door verdachte ondergane voorarrest zou moeten worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van € 19.000,- en een auto. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor bovendien aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen kan worden gezien als een misdrijf dat andere misdrijven faciliteert.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het bewerken van hennep. Softdrugs kunnen ernstige schade toebrengen aan de volksgezondheid. De met de handel in drugs gepaard gaande criminaliteit wordt door verdachtes handelen tevens in stand gehouden.
Verdachte is – blijkens een hem betreffend uittreksel uit het documentatieregister d.d. 23 december 2014 – niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Gelet op de omstandigheid dat het lucratieve feiten betreft, wil de rechtbank met een voorwaardelijke gevangenisstraf verdachte ontmoedigen zich wederom aan soortgelijke feiten schuldig te maken.
7. De inbeslaggenomen goederen
7.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1, 2 en 5 genummerde voorwerpen en het onder 4 genummerde geldbedrag zullen worden verbeurdverklaard en dat het onder 3 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan verdachte .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat alle in beslag genomen goederen aan verdachte dienen te worden geretourneerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1, 2 en 5 genummerde voorwerpen (te weten een kentekenbewijs, sleutels en een Audi A6 met kenteken [kenteken 1]) en het onder 4 genummerde geldbedrag (voor zover dit betreft een geldbedrag van € 19.000,-) verbeurdverklaren. Deze voorwerpen en het geldbedrag zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen en het geldbedrag aan verdachte toebehoren en met betrekking tot deze voorwerpen en het geldbedrag de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 4 genummerde geldbedrag (voor zover dit betreft een geldbedrag van € 59.755,-) onttrekken aan het verkeer. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan (artikel 36b lid 1 onder 3 van het Wetboek van Strafrecht). Volgens vaste rechtspraak is geld als wettig betaalmiddel, ongeacht de herkomst en/of de bestemming ervan en ongeacht aan wie het toebehoort, echter niet vatbaar voor onttrekking aan het verkeer (o.a. ECLI:NL:HR:2005:AR7626).
De rechtbank sluit zich aan bij de conclusie van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2013:3188), inhoudende dat deze jurisprudentie van de Hoge Raad thans aanvulling behoeft in het geval verdachte ontslagen wordt van alle rechtsvervolging vanwege het voorhanden hebben van geld afkomstig uit eigen misdrijf. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn de aan de verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, voor zover de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft reeds bewezenverklaard dat verdachte hennep heeft bewerkt (feit 2 primair) en dat hij een auto en een geldbedrag van € 78.755,- voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die auto en dat geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig waren (feit 1). Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van feit 2 geconcludeerd dat het aannemelijk is geworden dat een deel van voornoemd geldbedrag, te weten € 59.755,-, door middel van of uit de baten van feit 1 dan wel uit andere feiten door verdachte is verkregen. Dat geldbedrag van € 59.755,- is onder de verdachte in beslag genomen. Naar het oordeel van de rechtbank zou de teruggave van dat geldbedrag aan de verdachte betekenen, gelet op de aard en functie ervan als wettig betaalmiddel, dat het geldbedrag in het economisch verkeer wordt gebracht. Iedere uitgave van dat besmette geld door de verdachte levert - nu of in de toekomst - witwassen op.
Naar het oordeel van de rechtbank is dat in strijd met het algemeen belang, nu dat geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf en het ongecontroleerde bezit ervan schadelijk is voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Het geldbedrag van € 59.755,- moet dan ook worden onttrokken aan het verkeer.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, te weten een vest ([motorclub 2] leder).
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36d, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 3, 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
witwassen;
ten aanzien van feit 2 primair:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
ontslaat verdachte ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde van alle rechtsvervolging voor zover de bewezenverklaring ziet op een geldbedrag van € 59.755,- ;
verklaart het bewezenverklaarde onder 1 strafbaar voor het zover de bewezenverklaring ziet op het voorhanden hebben van een geldbedrag van € 19.000,- en het voorhanden hebben van een Audi;
verklaart het bewezenverklaarde onder 2 strafbaar;
verklaart verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 150 (honderdvijftig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 75 (vijfenzeventig) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
veroordeelt de verdachte voorts tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 2 en 5 genummerde voorwerpen en het onder 4 genummerde geldbedrag (voor zover dit ziet op een geldbedrag van 19.000,- euro), te weten:
#1: een kentekenbewijs (Audi A6, [kenteken 1]),
#2: een sleutel (Audi A6, [kenteken 1])
#4: een geldbedrag van 19.000,- euro (negentienduizend euro) en
#5: een personenauto (Audi A6, [kenteken 1]);
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 4 genummerde geldbedrag (voor zover zit ziet op een geldbedrag van 59.755,- euro), te weten:
#4: een geldbedrag van 59.755,- euro (negenenvijftigduizendzevenhonderdvijfenvijftig euro);
gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, te weten:
#3: een vest ([motorclub 2] leder).
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Steenhuis, voorzitter,
mr. J.E. Bierling, rechter,
mr. S.L.M. Staals, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 februari 2015.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 13‑02‑2015
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 26 maart 2013, dossier [verdachte], p. 59 en 60.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2013, witwasdossier, p. 118.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2014, witwasdossier, p. 120 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2013, witwasdossier, p. 118.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2014, witwasdossier, p. 120 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, dossier [verdachte], p. 131.
Proces-verbaal aantreffen hennep gerelateerde goederen d.d. 27 maart 2013, dossier [verdachte], p. 84.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2014, witwasdossier, p. 120.
Proces-verbaal bevindingen aantreffen contante geldbedragen d.d. 28 januari 2014, witwasdossier, p. 345 en 346.
Bijlage bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 26 maart 2013, dossier [verdachte], p. 61.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2014, witwasdossier, p. 106.
Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, d.d. 5 december 2013, witwasdossier, p. 204 tot en met 206 en proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 januari 2014, witwasdossier, p. 320.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2014, witwasdossier p. 107.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 januari 2014, p. 320.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 januari 2014, p. 321.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 26 maart 2013, p. 19.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2013, witwasdossier, p. 152 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2014, witwasdossier, p. 222 tot en met 235.
Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, d.d. 22 oktober 2013, witwasdossier, p. 162 tot en met 168.
Proces-verbaal van bevindingen (Belastingdienst) d.d. 18 oktober 2013, witwasdossier, p. 152.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 26 maart 2013, p. 18.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2014, witwasdossier, p. 121.
Proces-verbaal d.d. 17 januari 2014, witwasdossier, p. 113.