Hof Amsterdam, 02-10-2013, nr. 23-000217-13
ECLI:NL:GHAMS:2013:3188
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
02-10-2013
- Zaaknummer
23-000217-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:3188, Uitspraak, Hof Amsterdam, 02‑10‑2013; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
- Wetingang
Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0443 met annotatie van P.C. Verloop
Uitspraak 02‑10‑2013
Inhoudsindicatie
Witwassen. Ontslag van alle rechtsvervolging. Onttrekking aan het verkeer van geld.
parketnummer: 23-000217-13
datum uitspraak: 2 oktober 2013
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 december 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-708034-10 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 september 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dat:
1:hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 februari 2010 tot en met 3 maart 2010, te [plaats], een voorwerp, te weten een contant bedrag van € 256.970,00 (€ 254.430,00 + € 1.510,00 + € 1.030,00), althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof, anders dan de rechtbank, de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
Partiële vrijspraak
Het hof is met de raadsman van de verdachte en de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, voor zover dit betreft het witwassen van 2 van de 3 geldbedragen, de bedragen van € 1.510,00 en € 1.030,00, nu uit de stukken in het dossier niet blijkt dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 3 maart 2010, te [plaats], een voorwerp, te weten een contant bedrag van € 254.430,00 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsoverweging
Voorhanden hebben geldbedrag
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van het geldbedrag in de woning aan de [adres], zodat niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte het geldbedrag opzettelijk voorhanden heeft gehad en de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit de navolgende feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leidt het hof af dat de verdachte het geldbedrag opzettelijk voorhanden heeft gehad:
- -
het geldbedrag is aangetroffen in drie tassen in een kast op een slaapkamer in een woning aan de [adres], het verblijfsadres van de verdachte (proces-verbaal van doorzoeking van 4 maart 2010, p. 75; proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2010, p. 111),
- -
bij dat geldbedrag is in een tas een koopovereenkomst aangetroffen, welke koopovereenkomst is gericht aan (de horecazaak van) de verdachte (proces-verbaal van bevindingen van 27 april 2010, p. 115 en 116), en
- -
in die tas zijn twee notities aangetroffen (bijlagen bij het proces-verbaal van bevindingen van 27 april 2010, p. 138 en 140), welke notities betrekking hebben op die koopovereenkomst.
Afkomstig uit enig misdrijf
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de tas met geld niet toebehoorde aan de verdachte en subsidiair, indien het hof van oordeel is dat wel bewezen kan worden geacht dat de tas aan verdachte toebehoorde, het geld evident afkomstig is van misdrijf. De raadsman heeft in dat verband gewezen op de in de tas aanwezige drugsadministratie.
Het hof stelt vooraleerst vast dat uit de stukken in het dossier niet is gebleken uit welk (concreet) misdrijf het geldbedrag van € 254.430,00 afkomstig is.
Uit de navolgende feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leidt het hof af dat sprake is van een vermoeden van witwassen van het geldbedrag;
- -
het aantreffen van een aanzienlijk contant geldbedrag in de woning aan de [adres], het verblijfsadres van de verdachte (proces-verbaal van doorzoeking van 4 maart 2010, p. 75; proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2010, p. 111);
- -
het aantreffen van notities bij dat geldbedrag, welke notities duiden op de handel in (soft)drugs door de vermelding van (geld)bedragen (in euro), locaties, een hoeveelheid wiet, de woorden ‘pill’, ‘gekregen’, ‘te krijgen’ en ‘gegeven’ en namen als ‘Carlito’ en ‘Veteraan’, die als contactpersoon terugkomen in mobiele telefoons aangetroffen in de voornoemde woning (proces-verbaal van bevindingen van 27 april 2010, p. 115 t/m 120).
De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de herkomst van het geldbedrag en heeft zich bij de politie en op de terechtzittingen in eerste aanleg in dit verband op zijn zwijgrecht beroepen. Verdachte is in hoger beroep niet ter terechtzitting verschenen.
Nu naar het oordeel van het hof de verdachte het geldbedrag opzettelijk voorhanden heeft gehad en hij geen verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geldbedrag, terwijl dat in de gegeven omstandigheden wel van hem verlangd mag worden, concludeert het hof, gelet op de feiten en omstandigheden die leiden tot een vermoeden van witwassen en met de raadsman, dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag – middellijk of onmiddellijk – afkomstig is uit enig misdrijf en dat de verdachte daarvan op de hoogte was.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp kan die gedraging niet als (schuld)witwassen worden gekwalificeerd. In dergelijke gevallen moet sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
Afkomstig uit eigen misdrijf
De raadsman heeft betoogd dat – indien het hof van oordeel is dat verdachte de tas voorhanden heeft gehad – het evident is dat het geldbedrag in de tas afkomstig is van een door verdachte zelf gepleegd misdrijf. De raadsman wijst ondermeer op de in de tas gevonden drugsadministratie en naar de in het dossier opgenomen CIE-informatie die inhoudt dat zijn cliënt in drugs handelt en welke informatie door de CIE als ‘betrouwbaar’ is bestempeld.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte er niet in is geslaagd te bewijzen dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan opiumdelicten. De advocaat-generaal wijst er daarbij op dat verdachte nimmer heeft verklaard zelf in drugs gehandeld te hebben.
Met de raadsman van de verdachte en anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk is geworden dat het geld afkomstig is van een door de verdachte zelf gepleegd Opiumdelict. Het hof overweegt daartoe dat de feiten en omstandigheden die leiden tot een vermoeden van witwassen van het geldbedrag duiden op een door de verdachte zelf begaan misdrijf (kort gezegd: handel in (soft)drugs) en niet is gebleken dat het voorhanden hebben van dat geldbedrag een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst gericht karakter heeft gehad (vgl. o.a. HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4440 en HR 8 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4605).
Nu het onder 1 bewezen verklaarde daarom niet als witwassen kan worden gekwalificeerd en ook overigens geen strafbaar feit oplevert, dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
In beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag van € 254.430,00 kan worden verbeurd verklaard, ook in het geval het hof de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt als volgt.
De wettelijke voorwaarde voor de oplegging van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is dat sprake is van een “veroordeling wegens enig strafbaar feit”. De bewoordingen van artikel 33 lid 1 Sr laten dus niet toe dat de verbeurdverklaring wordt uitgesproken in het geval dat de verdachte, zoals hier, van alle rechtsvervolging is ontslagen.
Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niet tegenstaande ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan (art. 36b lid 1 onder 3º Sr.).
Met de raadsman is het hof van oordeel dat het aantreffen van de drugsadministratie in de tas met contant geld niet anders dan tot de conclusie kan leiden dan sprake is van opbrengsten uit drugshandel, een strafbaar feit.
Volgens vaste rechtspraak is geld als wettig betaalmiddel, ongeacht de herkomst en/of de bestemming ervan en ongeacht aan wie het toebehoort, niet vatbaar voor onttrekking aan het verkeer (o.a. HR 8 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7626).
Het hof is van oordeel dat deze jurisprudentie van de Hoge Raad thans aanvulling behoeft in het geval verdachte ontslagen wordt van alle rechtsvervolging vanwege het voorhanden hebben van geld afkomstig uit eigen misdrijf.
Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn de aan de verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, voor zover de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Het hof stelt, met de raadsman en de advocaat-generaal, vast dat, gelet op de feiten en omstandigheden die leiden tot een vermoeden van witwassen en niettegenstaande ontslag van alle rechtsvervolging, een strafbaar feit is begaan, te weten overtreding van één (of meer) van de in de artikelen 2 en/of 3 van de Opiumwet gegeven verboden. Voorts stelt het hof vast dat het geldbedrag van € 254.430,00 door middel van of uit de baten van dat feit door de verdachte is verkregen.
Het geldbedrag is onder de verdachte in beslag genomen. Teruggave van het geldbedrag aan de verdachte zou betekenen, gelet op de aard en functie ervan als wettig betaalmiddel, dat het geldbedrag in het economisch verkeer wordt gebracht. Iedere uitgave van het besmette geld door de verdachte, nu of in de toekomst, levert witwassen op.
Naar het oordeel van het hof is dit in strijd met het algemeen belang, nu het geldbedrag, zoals het hof heeft bewezen verklaard, afkomstig is uit enig misdrijf en het ongecontroleerde bezit ervan schadelijk is voor de integriteit van het financiële en economische verkeer.
Gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat het geldbedrag van € 254.430,00 moet worden onttrokken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- geld: 254.430,00 euro (3794061)
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- geld: 1.510,00 euro (3794089)
- geld: 1.030,00 (3793864)
- 1 zaktelefoon: Nokia 1208, kleur grijs (3774464)
- 1 zaktelefoon: Nokia 1208, kleur grijs (3774465)
- 1 zaktelefoon: Nokia, kleur grijs (3793923)
- 1 zaktelefoon: Nokia 2310, kleur grijs (3793925)
- 1 zaktelefoon: Nokia 1203, kleur zwart (3793927)
- 1 zaktelefoon: Nokia 1203 (3793980)
- 1 zaktelefoon: Nokia 1600, kleur grijs (3793981)
- 1 zaktelefoon: Samsung SGHX810, kleur wit (3793987)
- 1 zaktelefoon: Nokia 1208, kleur grijs (3793981)
- 1 zaktelefoon: Nokia 1209 (3794119)
- 1 zaktelefoon: Nokia N95, kleur grijs (3794126)
- 1 zaktelefoon: Nokia, kleur grijs (3794129)
- 1 zaktelefoon: Nokia 1208, kleur zwart (3794134)
- 1 zaktelefoon: Nokia 1662, kleur rood (3793975)
- 1 simkaart van zaktelefoon (3794199)
- 8 simkaart van zaktelefoon (3794219)
- 1 simkaart van zaktelefoon (3793993)
- 1 simkaart van zaktelefoon (3793993)
- 1 simkaart van zaktelefoon (3793996)
- 1 weegschaal, kleur zwart (3794258)
- 1 armband, kleur zilver (3794259)
- 1 briefpost (3794265)
- 30 papier (3794277)
- 1 horloge, kleur zilver (3794264)
- 2 kentekenplaat KLE83W (3794412)
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. E. de Greeve en mr. J.G.W. Willems-Morsink, in tegenwoordigheid van mr. C. Beuze, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 oktober 2013.
Mr. J.G.W. Willems-Morsink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.