Terzijde merk ik het volgende op. Met het door de Hoge Raad – in effect – omarmen van de ‘verzendtheorie’ is de tijdsinstelling van het faxmodem van een advocatenkantoor beslissend voor het moment van instellen van een rechtsmiddel ingeval dat per fax geschiedt. Ik wijs er, louter ter illustratie waartoe het voorgaande kan leiden, op dat het tijdstip waarop het faxmodem van het kantoor ([…]) van de steller van het middel op de faxbrief stempelde dat het apparaat (volgens de niet-onderbouwde lezing van de steller van het middel) begon met het verzenden van de volgende drie verschillende documenten:(1) de schriftuur op 13 oktober 2017,(2) de aanvullende schriftuur op 18 oktober 2017, resp.(3) de Borgersbrief op 13 december 2018(ik verwijs nu naar de zogeheten ‘sender timestamp’, hier ingesteld per pagina)(ad 1) een uur,(ad 2) ruim een uur, resp.(ad 3) ruim anderhalf uurachterliep op het tijdstip dat door het faxmodem van de strafgriffie van de Hoge Raad is gestempeld als zijnde het tijdstip waarop het apparaat deze faxpagina’s ontving (de ‘recipient timestamp’). Ik trof ook bij faxen van verscheidene andere advocatenkantoren aanmerkelijke verschillen aan in gestempelde tijdstippen (zowel voorlopend als achterlopend op het tijdstip dat door het faxmodem van de strafgriffie als ontvanger was gestempeld), maar niet in die mate als bij faxbrieven van het kantoor ([…]) van de steller van het middel.Hoe kunnen dergelijke tijdsverschillen (onder meer) worden verklaard? De elektrische klok in een faxapparaat wordt (vrijwel altijd) handmatig ingesteld, en moet dus met enige regelmaat handmatig worden gecorrigeerd voor ontstane tijdsverschillen, die bij een elektrische klok vrijwel onvermijdelijk zijn, alsmede voor de transitie van zomertijd naar wintertijd (en vice versa).Ik wijs er in dit verband op dat de Hoge Raad – evenals de andere gerechten in Nederland én sommige advocatenkantoren – géén gebruik maakt van een elektrisch faxapparaat maar van faxsoftware op de server(s), met dien verstande dat de Hoge Raad andere faxsoftware in gebruik heeft dan de (overige) gerechten. Als gevolg van het gebruik van faxsoftware lopen de onderscheidene tijdstippen die door de gebruikte faxsoftware worden gelogd nagenoeg synchroon met de atoomklok.
HR, 17-09-2019, nr. 16/05815
ECLI:NL:HR:2019:1357
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-09-2019
- Zaaknummer
16/05815
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1357, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑09‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:900
ECLI:NL:PHR:2019:900, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑08‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:1357
ECLI:NL:HR:2019:173, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑02‑2019; (Cassatie, Tussenuitspraak)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1483
ECLI:NL:PHR:2018:1483, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:173
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0205
SR-Updates.nl 2019-0168
Uitspraak 17‑09‑2019
Inhoudsindicatie
Vervolg op ECLI:NL:HR:2019:173. Ontbreken b.m., art. 359.3 en 359.8 Sv. Het bestreden arrest bevat niet de gebezigde b.m. en bij de stukken bevindt zich niet een aanvulling ex. art. 365a.2 Sv. Hof heeft aan HR bericht dat aanvulling niet is opgemaakt. Bestreden arrest voldoet niet aan ex. art. 359.3 en 359.8 op straffe van nietigheid voorgeschreven vereiste dat arrest b.m. moet bevatten, houdende voor de bewezenverklaring redengevende f&o. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 16/05815
Datum 17 september 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 10 november 2016, nummer 21/001415-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.
1. Geding in cassatie
1.1
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur en aanvullende schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
1.2
De Hoge Raad heeft bij arrest van 5 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:173, de verdachte ontvankelijk geacht in het cassatieberoep en geoordeeld dat de Advocaat-Generaal, die had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep, in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich uit te laten over het voorgestelde middel.
1.3
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1
Het middel klaagt onder meer dat het Hof heeft verzuimd het verkorte arrest aan te vullen met de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.
2.2
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich het bestreden arrest, hetwelk niet de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen bevat. Bij die stukken bevindt zich niet een aanvulling als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv houdende de gebezigde bewijsmiddelen. Het Gerechtshof heeft bij brief van 10 juli 2017 aan de Hoge Raad bericht dat zo een aanvulling niet is opgemaakt.
2.3
Volgens art. 359, derde en achtste lid, Sv moet een arrest op straffe van nietigheid de bewijsmiddelen bevatten, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het bestreden arrest voldoet niet aan dit vereiste en kan daarom niet in stand blijven.
2.4
Het middel is in zoverre terecht voorgesteld. Gelet op de hierna volgende beslissing behoeft het middel voor het overige geen bespreking.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2019.
Conclusie 27‑08‑2019
Inhoudsindicatie
Vervolg op ECLI:NL:HR:2019:173. Ontbreken b.m., art. 359.3 en 359.8 Sv. Het bestreden arrest bevat niet de gebezigde b.m. en bij de stukken bevindt zich niet een aanvulling ex. art. 365a.2 Sv. Hof heeft aan HR bericht dat aanvulling niet is opgemaakt. Bestreden arrest voldoet niet aan ex. art. 359.3 en 359.8 op straffe van nietigheid voorgeschreven vereiste dat arrest b.m. moet bevatten, houdende voor de bewezenverklaring redengevende f&o. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Nr. 16/05815 Zitting: 27 augustus 2019 | Mr. D.J.C. Aben Aanvullende conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft bij arrest van 10 november 2016 de verdachte ter zake van 1. "bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, meermalen gepleegd" en 2. "eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd", veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van veertig uren.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld, dat – naar de Hoge Raad bij tussenarrest van 5 februari 2019 heeft geoordeeld – ontvankelijk is. Namens de verdachte heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, een middel van cassatie voorgesteld, en dit bij schriftuur en aanvullende schriftuur die zowel per gewone post als per faxmodem is verzonden.1.
3. Het middel klaagt over het ontbreken van het (uitgewerkte) proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2016, de pleitnota die bij deze gelegenheid is voorgedragen, alsook de aanvulling op het verkorte arrest in het aan de Hoge Raad toegezonden dossier.
4. Die klacht is terecht voorgesteld. Hoewel de strafgriffie van de Hoge Raad bij brief van 20 september 2017 bij de griffier van het hof de desbetreffende stukken heeft opgevraagd, heeft een griffier van het hof bij brief van 10 juli 2017, die per fax van 18 oktober 2017 is verzonden aan de strafgriffie van de Hoge Raad, laten weten dat die stukken niet zullen worden uitgewerkt omdat het cassatieberoep te laat zou zijn ingesteld. Zoals gezegd heeft de Hoge Raad daarentegen geoordeeld dat moet worden aangenomen dat het cassatieberoep tijdig is ingediend.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑08‑2019
Uitspraak 05‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Tussenarrest HR. Bedreiging (meermalen gepleegd), art. 285.1 Sr en belediging ambtenaar (meermalen gepleegd), art. 266.1 jo. 267.2 Sr. Op laatste dag cassatietermijn (24-11-2016) heeft raadsman verdachte d.m.v. per fax verzonden schriftelijke bijzondere volmacht cassatieberoep ingesteld. Faxbericht vermeldt 2 tijdstippen (16:59 uur en 17:01:39 uur), terwijl strafgriffie Hof om 17:00 uur sluit. Cassatieberoep ex art. 432.1.b Sv tijdig ingesteld? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:231 inhoudende dat per fax verzonden schriftelijke volmacht a.b.i. art. 450 Sv aan griffiemedewerker tot aanwenden rechtsmiddel slechts dan kan worden aangemerkt als binnen beroepstermijn ingediend, indien deze volmacht ter griffie is begonnen binnen te komen vóór sluiting griffie op laatste dag van deze termijn. Gelet op stukken, waaronder faxgegevens op een door de griffier als schriftelijke bijzondere volmacht a.b.i. art. 450.1.a Sv aangemerkt faxbericht, moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de schriftelijke bijzondere volmacht tot het instellen van het cassatieberoep vóór sluiting van griffie van Hof om 17:00 uur op de laatste dag van de cassatietermijn om 16:59 uur ter griffie is begonnen binnen te komen. AG wordt alsnog in de gelegenheid gesteld zich over het voorgestelde middel uit te laten. Verwijzing naar rolzitting.
Partij(en)
5 februari 2019
Strafkamer
nr. S 16/05815
DAZ/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 10 november 2016, nummer 21/001415-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur en aanvullende schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1.
Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep is onder meer het volgende van belang:
(i) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 27 oktober 2016 houdt in dat de verdachte aldaar is verschenen;
(ii) het bestreden arrest, waarbij de verdachte tot straf is veroordeeld, is uitgesproken op 10 november 2016;
(iii) blijkens de daarvan opgemaakte akte is het beroep in cassatie ingesteld op 25 november 2016;
(iv) een aan voormelde akte gehecht - door de griffier als schriftelijke bijzondere volmacht als bedoeld in art. 450, eerste lid onder a, Sv aangemerkt - faxbericht van 24 november 2016 van mr. U. van Ophoven vermeldt de volgende faxgegevens: "24. Nov. 2016 16:59 van Horssen & van Ophoven" en "24/11/2016 17:01:39 (GMT+01:00)".
2.2.
In de cassatieschriftuur is aangevoerd dat het cassatieberoep tijdig is ingesteld, aangezien uit het faxbericht van 24 november 2016 kan worden afgeleid dat de fax is begonnen binnen te komen om 16:59 uur en dat de verzending was voltooid om 17:01:39 uur.
2.3.
Volgens art. 449 in verbinding met art. 450 Sv wordt, voor zover hier van belang, beroep in cassatie ingesteld door een verklaring, af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt of een door hem daartoe gevolmachtigde, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven, van welke verklaring ingevolge art. 451 Sv door de griffier een akte wordt opgemaakt. De mogelijkheid om door het afleggen van zo een verklaring een rechtsmiddel aan te wenden is gebonden aan de uren waarop de griffie van het gerecht ingevolge het daarop betrekking hebbende reglement geopend is of geopend behoort te zijn. Dit brengt mee dat een per fax verzonden schriftelijke volmacht als bedoeld in art. 450 Sv aan een griffiemedewerker tot het voor de verdachte aanwenden van een rechtsmiddel slechts dan kan worden aangemerkt als binnen de beroepstermijn ingediend, indien deze volmacht ter griffie is begonnen binnen te komen vóór sluiting van de griffie op de laatste dag van deze termijn. (Vgl. HR 4 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:231.)
2.4.
Gelet op de hiervoor onder 2.1 weergegeven stukken van het geding moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de schriftelijke bijzondere volmacht tot het instellen van het cassatieberoep vóór sluiting van de griffie van het Hof om 17:00 uur op de laatste dag van de cassatietermijn, te weten op 24 november 2016 om 16:59 uur, ter griffie is begonnen binnen te komen. Daarin vindt de Hoge Raad aanleiding de verdachte ontvankelijk te achten in het cassatieberoep.
3. Slotsom
De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep en heeft zich niet uitgelaten over het voorgestelde middel.
De Hoge Raad is van oordeel dat de Advocaat-Generaal daartoe alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld. Met het oog daarop dient de zaak naar de rolzitting te worden verwezen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 12 februari 2019;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2019.
Conclusie 11‑12‑2018
Inhoudsindicatie
Tussenarrest. Ontvankelijkheid cassatieberoep. Tijdig ingesteld? Art. 449 jo 450 Sv. De HR herhaalt ECLI:NL:HR:2014:231. Op basis van de stukken, waaronder een door de griffier als schriftelijke bijzondere volmacht a.b.i. art. 450.1.a Sv aangemerkt faxbericht, moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de schriftelijke bijzondere volmacht tot het instellen van het cassatieberoep vóór sluiting van de griffie van het Hof om 17:00 uur op de laatste dag van de cassatietermijn, te weten op 24 november 2016 om 16:59 uur, ter griffie is begonnen binnen te komen. De AG wordt alsnog in de gelegenheid gesteld zich over het voorgestelde middel uit te laten.
Nr. 16/05815 Zitting: 11 december 2018 | Mr. D.J.C. Aben Conclusie inzake: [verdachte] |
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft bij arrest van 10 november 2016 de verdachte ter zake van 1. "bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, meermalen gepleegd" en 2. "eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd", veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van veertig uren.
Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeftmr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, een middel van cassatie voorgesteld.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het onderhavige cassatieberoep merk ik het volgende op. Blijkens de stukken is het beroep in cassatie ingesteld op 25 november 2016, zodat de verdachte – nu hij ter terechtzitting van het hof van 27 oktober 2016 was verschenen – ingevolge art. 432, eerste lid aanhef en onder b, Sv in het beroep niet kan worden ontvangen.
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG