Hof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2014, nr. 21-006380-13
ECLI:NL:GHARL:2014:491
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
28-01-2014
- Zaaknummer
21-006380-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2014:491, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 28‑01‑2014; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2013:1663
Uitspraak 28‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van levensbeëindiging op verzoek. Evenals de rechtbank acht het hof moord bewezen.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006380-13
Uitspraak d.d.: 28 januari 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 17 juli 2013 met parketnummer 05-701707-12 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 januari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaren en tot oplegging van de maatregel TBS met dwangverpleging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr M. Stoetzer-van Esch, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen en omdat de vordering van de benadeelde partij thans niet meer aan de orde is, vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 november 2012 te Lienden, gemeente Buren, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
- de keel van die [slachtoffer] (langdurig) heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden, doordat hij, verdachte, een (broek)riem strak heeft aangebracht rond de nek en keel van die [slachtoffer] en vervolgens genoemde riem strak heeft aangetrokken en/of aangetrokken heeft gehouden, en/of
- de (linker) pols van die [slachtoffer] heeft ingesneden/ingekerfd en/of (deels) heeft doorgesneden,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
of
hij op of omstreeks 5 november 2012 te Lienden, gemeente Buren, opzettelijk het leven van [slachtoffer] op uitdrukkelijk en ernstig verlangen van die [slachtoffer] heeft beëindigd, door opzettelijk
- de keel van die [slachtoffer] (langdurig) dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden, door een (broek)riem strak aan te brengen rond de nek en keel van die [slachtoffer] en vervolgens genoemde riem strak aan te trekken en/of aangetrokken te houden, en/of
- de (linker) pols van die [slachtoffer] in te snijden/kerven en/of (deels) door te snijden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De feiten
Op 5 november 2012 heeft verdachte te Lienden de keel van zijn partner, [slachtoffer], langdurig dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden door een broekriem strak rond de nek en keel van [slachtoffer] aan te brengen en die riem strak aan te trekken en aangetrokken te houden. Verdachte had bovendien de linkerpols van [slachtoffer] tweemaal ingesneden. Ten gevolge van deze handelingen van verdachte is [slachtoffer] overleden.
Verdachte heeft ook zijn eigen pols ingesneden en een mes in zijn onderbuik gestoken, waardoor hij levensbedreigend gewond raakte.
In de woning van verdachte en zijn partner is een handgeschreven afscheidsbrief aangetroffen, waarin stond:
“Allemaal, wij hebben er geen zin meer in. Ons leven is op. Wij hebben samen besloten er een eind aan te maken. Geen werk meer, geen vertrouwen van een ieder. [slachtoffer] [verdachte]”
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan moord.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat [slachtoffer] en verdachte beiden een uitdrukkelijk en ernstig verlangen hadden om hun leven te beëindigen en dat verdachte het leven van zijn partner op haar uitdrukkelijk en ernstig verlangen heeft beëindigd.
Overwegingen over het bewijs
Ter beoordeling aan het hof is de vraag of er sprake was van “een uitdrukkelijk en ernstig verlangen” bij [slachtoffer], en derhalve van een minder (dan moord) strafwaardige levensbeëindiging op verzoek door verdachte.
De rechtbank heeft in haar vonnis reeds overwogen dat onder “uitdrukkelijk en ernstig verlangen” moet worden verstaan het ondubbelzinnig kenbaar maken van een serieuze, weloverwogen en duurzame wil, verbaal of non-verbaal, door iemand die geestelijk niet in de war is en dat een eenmalig geuit verlangen daartoe niet toereikend is.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij en [slachtoffer] beiden een einde aan hun leven wilden maken omdat er sprake was van financiële en sociale problemen. Door het verlies van verdachte’s baan in 2012 en het gemis van sociale contacten kwamen zij in een negatieve spiraal. Verdachte stelt dat het idee van hem kwam en dat [slachtoffer] hem aanvankelijk heeft gezegd dat het wel mee zou vallen en dat zij er wel bovenop zouden komen.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] haar optimistische houding niet langer kon volhouden.
Verdachte heeft verklaard dat het voor hem en [slachtoffer] vast stond dat zij een einde aan hun leven wilden maken, maar dat nog niet vast stond wanneer zij dat zouden doen. [slachtoffer] en hij hadden beiden een lijstje gemaakt, met daarop mogelijkheden hoe zij uit het leven zouden kunnen stappen. Het doorsnijden van de pols stond echter op geen van beide lijstjes. Voorafgaand aan het tenlastegelegde feit lag er wel een mes klaar. Ook lag er een afscheidsbrief op tafel.
Het hof heeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de overtuiging dat er in de beleving van verdachte sprake was van een doodswens bij zijn partner [slachtoffer], en dat hij op haar verzoek uitvoering heeft gegeven aan die wens.
Voor het aannemen van een uitdrukkelijk en ernstig verlangen zoals bedoeld door de wetgever is dat echter niet voldoende. Behalve verdachte is er niemand die verklaart op de hoogte te zijn geweest van de doodswens van [slachtoffer]. In verschillende verklaringen in het dossier wordt gesteld dat verdachte dominant was en dat [slachtoffer] onderdanig en gemakkelijk te beïnvloeden was. Verdachte verklaart zelf dat het zijn idee was en dat [slachtoffer] aanvankelijk optimistischer gestemd was. Daar komt bij dat de manier waarop [slachtoffer] gestorven is niet in overeenstemming is met het door verdachte gestelde gezamenlijke plan. Volgens verdachte was het immers de bedoeling dat zij de volgende dag zouden sterven. In werkelijkheid zijn verdachte en [slachtoffer] na het nuttigen van alcohol gaan slapen. Verdachte heeft verklaard dat hij ‘s nachts wakker is gemaakt door [slachtoffer] en dat zij zei: “Laten wij het nu maar doen”. Daarop heeft verdachte de pols van [slachtoffer] en van hemzelf ingesneden. Toen na enige tijd bleek dat de dood niet intrad heeft verdachte een broekriem rond haar hals getrokken; een methode die zij nooit met elkaar hadden besproken, aldus verdachte.
Het hof merkt tenslotte op dat verdachte en [slachtoffer] hun zorgen met niemand hebben gedeeld en -behalve in beperkte mate voor hun financiële problemen- bij niemand hulp hebben gezocht. Dit bevreemdt het hof, omdat [slachtoffer] eerder onder behandeling is geweest bij een psycholoog en daar baat bij heeft gehad.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel is dat er sprake was van een ondubbelzinnig kenbaar gemaakte serieuze, weloverwogen en duurzame wil van [slachtoffer]. Het lijkt er op dat verdachtes eigen problemen op de voorgrond stonden en op [slachtoffer] werden overgedragen of geprojecteerd. Daarom acht het hof het alternatief tenlastegelegde 'levensbeëindiging op verzoek’ niet bewezen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de hiervoor beschreven handelingen, verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 5 november 2012 te Lienden, gemeente Buren, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
- de keel van die [slachtoffer] (langdurig) heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden, doordat hij, verdachte, een (broek)riem strak heeft aangebracht rond de nek en keel van die [slachtoffer] en vervolgens genoemde riem strak heeft aangetrokken en/of aangetrokken heeft gehouden, en/of
-de (linker) pols van die [slachtoffer] heeft ingesneden/ingekerfd en/of (deels) heeft doorgesneden,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
of
hij op of omstreeks 5 november 2012 te Lienden, gemeente Buren, opzettelijk het leven van [slachtoffer] op uitdrukkelijk en ernstig verlangen van die [slachtoffer] heeft beëindigd, door opzettelijk -de keel van die [slachtoffer] (langdurig) dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden, door een (broek)riem strak aan te brengen rond de nek en keel van die [slachtoffer] en vervolgens genoemde riem strak aan te trekken en/of aangetrokken te houden, en/of - de (linker) pols van die [slachtoffer] in te snijden/kerven en/of (deels) door te snijden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is op 14 maart 2013 een multidisciplinair onderzoek uitgebracht door drs [psychiater], psychiater, drs [psycholoog], klinisch psycholoog en [milieurapporteur], milieurapporteur.
De deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van een autisme spectrumstoornis, namelijk een pervasieve ontwikkelingsstoornis (NAO; niet anderszins omschreven).
Op grond van het onderzoek adviseren de deskundigen verdachte als (tenminste) verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Het hof onderschrijft deze conclusies en maakt die tot de zijne.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zijn partner opzettelijk en met voorbedachten rade om het leven heeft gebracht.
Hoewel zoals hiervoor reeds is overwogen het hof van oordeel is dat van de strafverminderende omstandigheid als verwoord in artikel 293, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht geen sprake is, houdt het hof wel rekening met de omstandigheid dat verdachte de oprechte overtuiging had dat het hun gezamenlijke wens was om uit het leven te stappen. Dat maakt dat de op te leggen straf lager zal zijn dan veelal bij een veroordeling voor moord het geval is. Desondanks rechtvaardigt de ernst van het feit een langdurige gevangenisstraf. Verdachte heeft door zijn wijze van handelen veel leed toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer]. Zij missen niet alleen een geliefde, maar worden ook gekweld door vragen over het hoe en waarom, en of er geen andere uitweg voor de problemen mogelijk was.
Bij de strafoplegging neemt het hof in aanmerking dat verdachte, zoals hiervoor reeds overwogen, verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Alles afwegende, en gelet op hetgeen hierna over de noodzaak van het opleggen van een maatregel wordt overwogen, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en geboden is.
De psycholoog en psychiater hebben gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een autisme spectrumstoornis, namelijk een pervasieve ontwikkelingsstoornis (NAO) en dat het noodzakelijk is dat verdachte meer inzicht ontwikkelt in zijn stoornis, zich meer rekenschap geeft van zijn risicofactoren en vaardigheden ontwikkelt om valkuilen (al dan niet met hulp) adequaat te hanteren, teneinde delictherhaling te voorkomen.
Deze deskundigen hebben in hun rapport overwogen dat het van belang is dat verdachte intensief ondersteund wordt bij het realiseren van een stabiele maatschappelijke inbedding. Verdachte heeft volgens hen blijvende beperkingen op grond van zijn stoornis en moet niet in staat geacht worden de huidige problemen op vrijwel alle levensgebieden (huisvesting, dagbesteding, sociaal netwerk, financieel beheer) zelfstandig het hoofd te kunnen bieden. Zij overwegen verder: “Gezien de ernst van het bovenstaande en het daaraan gerelateerde delictsrisico, achten ondergetekenden een klinische behandeling aangewezen. Het accepteren van verwerken van (de consequenties van) de diagnose zal tijd vergen. Binnen een behandeling zal van betrokkene gevraagd worden om problemen onder ogen te zien, waarvoor hij gewend is weg te lopen. Het uitbreiden van vaardigheden en het realiseren van een stabiele maatschappelijke inbedding, kan slechts bereikt worden middels een intensieve, gespecialiseerde en langdurige behandeling.”
De deskundigen adviseren de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. Als voorwaarden adviseren zij een klinische opname in een forensische behandelsetting met een hoog zorgniveau. De reclassering heeft nader gerapporteerd over de aan het gedrag van verdachte te stellen voorwaarden.
Het hof onderschrijft deze conclusies van de psychiater en psycholoog en acht een goede behandeling zoals door beide deskundigen geadviseerd van groot belang. Nu bij verdachte tijdens het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, op het feit een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld en naar het oordeel van het hof de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel vereist, zal de maatregel van terbeschikkingstelling worden opgelegd. Het hof zal daarbij, ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen, de voorwaarden stellen die door de reclassering in het maatregelrapport zijn geformuleerd. Verdachte is bereid zich aan de voorwaarden te houden en zich onder behandeling te stellen binnen een forensisch psychiatrische kliniek.
In de onderhavige zaak is sprake van een misdrijf gericht tegen en dat gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
Het hof acht redenen aanwezig om te bepalen, dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Benadeelde partij
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is ingetrokken en derhalve thans niet meer aan de orde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 38, 38a en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld,
onder de algemene voorwaarde dat: veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich niet strafbaar maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van tbs gestelden;
- veroordeelde zich zal melden bij de reclassering van het Leger des Heils, [adres] te [plaats], en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Tijdens de klinische fase zal veroordeelde door de reclasseringswerker in de kliniek bezocht worden;
- veroordeelde zich bij het ingaan van de TBS met voorwaarden zal laten opnemen in FP [naam instelling] of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- veroordeelde vanaf het moment dat zijn opname ingaat, in een RIBW of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, zal verblijven en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van alcohol, zolang de reclassering dit nodig acht, waarbij veroordeelde medewerking verleent aan urineonderzoeken, om veroordeelde daarop te controleren;
- veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen en afspraken die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden.
Aan de reclassering wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Aldus gewezen door
mr R. van den Heuvel, voorzitter,
mr M. Barels en mr C. Caminada, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 28 januari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.