NJ 1956/202
HR, 20-12-1955
HR 20-12-1955, ECLI:NL:HR:1955:135, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 december 1955
- Magistraten
Mrs. Fick, Feber, van Berckel, Westerouen van Meeteren rapp. en Kazemier
- Zaaknummer
[20121955/NJ_1956-202]
- Conclusie
Jhr. Mr. Dr. Van Asch van Wijck
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS109969:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1955:135, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑12‑1955
- Wetingang
(Sv art. 339 lid 1 onder 5 en art. 344 lid 1 onder 2.)
Samenvatting
De inhoud van zodanige processen-verbaal kan niet tot het bewijs medewerken voorzover hij bestaat uit verklaringen van den verbalisant, waarin deze de waarschijnlijkheid van zeker feit betoogt of het vermoeden uitspreekt dat zekere omstandigheid zich niet zal hebben voorgedaan.
Zulks brengt echter mede, dat evenmin in een dergelijk proces-verbaal gerelateerde opgaven, door andere personen aan den verbalisant gedaan, den rechter reden kunnen geven tot zijn beslissing dat de verd. het hem telastegelegde heeft begaan, bijaldien die opgaven — zonder op enig deskundig oordeel te steunen — behelzen gissingen als voormeld, die, indien door den verbalisant zelven tot uitdrukking ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.