Onder meer: Hoge Raad 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0122
Hof Arnhem-Leeuwarden, 25-05-2021, nr. 200.249.879
ECLI:NL:GHARL:2021:4985
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
25-05-2021
- Zaaknummer
200.249.879
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:4985, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 25‑05‑2021; (Hoger beroep)
Uitspraak 25‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Zorgplicht assurantietussenpersoon; advisering inzake lopende brand/stormschade verzekering. Schade na supercel-storm op 23 juni 2016. Had verzekeringsadviseur moeten waarschuwen voor risico extreem grote hagel en aanvullende hageldekking moeten adviseren?
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.249.879
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht: NL17.13495)
arrest van 25 mei 2021
in de zaak van
[appellant] ,
wonende in [woonplaats] ,
appellant,
hierna: [de verzekerde] ,
advocaat: mr. H.E. de Leeuw-Blokland,
tegen:
de coöperatie
Coöperatieve Rabobank U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
hierna: Rabobank,
advocaat: mr. K.M. Kole.
1. Samenvatting
1.1
[de verzekerde] heeft zijn bedrijfsgebouwen verzekerd tegen brand- en stormschade bij Interpolis, maar heeft geen aanvullende verzekering tegen hagelschade afgesloten. Rabobank heeft hem als assurantietussenpersoon geadviseerd over zijn verzekeringen.
1.2
Op 23 juni 2016 heeft er een zware storm gewoed in de Peel, de omgeving waar de varkenshouderij van [de verzekerde] staat. De storm (van het zeldzame type supercel) ging gepaard met zware windstoten en hagel, waarbij de hagelstenen uitzonderlijk groot waren. De hagelstenen hebben de dakplaten van de bedrijfsgebouwen van [de verzekerde] beschadigd. Interpolis, de verzekeraar van [de verzekerde] , heeft uitkering geweigerd omdat [de verzekerde] niet verzekerd was voor schade door hagel.
1.3
[de verzekerde] voert aan dat de verzekeringsadviseur van de bank hem onvoldoende heeft gewaarschuwd voor het in de loop van de jaren toegenomen risico op zware hagelbuien. Als hij dat wel had gedaan had [de verzekerde] een aanvullende verzekering voor hagelschade genomen en was de schade gedekt geweest.
1.4
De rechtbank heeft de vordering van [de verzekerde] tot schadevergoeding wegens een beroepsfout van Rabobank als assurantietussenpersoon afgewezen. De rechtbank neemt aan dat de verzekeringsadviseur voldoende heeft besproken met [de verzekerde] dat er een risico op hagelschade bestond en dat [de verzekerde] zelf de afweging heeft gemaakt niet te verzekeren voor hagelschade.
1.5
Het hof is het eens met het oordeel van de rechtbank en legt hierna uit waarom.
2. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 18 december 2018 hier over. Bij dat arrest is een mondelinge behandeling bepaald, tegelijkertijd met een door een broer van [de verzekerde] aangespannen hoger beroepszaak tegen Rabobank (met als zaaknummer 200.249.883).
2.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de (enkelvoudige) comparitie van partijen van 26 maart 2019 met opmerkingen van de advocaat van Rabobank bij brief van 8 april 2019;
- de voorafgaand aan deze zitting door de advocaat van [de verzekerde] overgelegde producties 17 tot en met 25;
- het proces-verbaal van een voorlopig getuigenverhoor, gehouden op 13 december 2019;
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- een akte van [de verzekerde] (met een productie),
- een antwoordakte van Rabobank.
2.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald, dat wordt uitgesproken tegelijkertijd met het arrest in zaaknummer 200.249.883.
3. De vaststaande feiten
3.1.
[de verzekerde] exploiteert een varkenshouderij en beschikt over vier stallen, een schuur en een loods. De stallen zijn gedekt met dakplaten die asbestcement bevatten en dakplaten die asbestvrij zijn De schuur en de loods hebben asbestvrije daken met enkele licht doorlatende platen. De gebouwen zijn verzekerd bij Interpolis tegen brand- en stormschade op basis van een zogeheten Bedrijven Compact Polis Agrarisch (een pakketpolis waarin meerdere type verzekeringen zijn gecombineerd).
3.2.
[de verzekerde] had al lange tijd een vaste verzekeringsadviseur, [de verzekeringsadviseur] , in dienst bij Rabobank. [de verzekeringsadviseur] bezocht [de verzekerde] regelmatig (ongeveer ieder jaar) en besprak dan met [de verzekerde] en zijn echtgenote de lopende verzekeringen in een adviesgesprek van ruim een uur. Op enig moment (rond 2002) heeft [de verzekeringsadviseur] met hen besproken dat hun verzekering geen dekking tegen hagelschade bevatte. [de verzekerde] heeft toen de keuze gemaakt schade door hagel en sneeuwdruk niet te verzekeren.
3.3.
Op een gegeven moment zijn de verzekeringsadviseurs van Rabobank gaan werken met zogenaamde verzekeringskaarten (ook wel genoemd klantenkaarten). Het betreft een soort model voor een gespreksverslag in de vorm van een schema, waarin vooraf door de binnendienst per klant de relevante gegevens werden vermeld. Aan de linkerkant van het schema staat het type verzekering vermeld, met daaronder een opsomming van alle verzekerbare risico’s. Achter ieder verzekerbaar risico is vermeld (door het kleuren van een vakje) of het risico was verzekerd bij Rabobank, of elders, of niet verzekerd was. In de kolom daarnaast is per verzekerbaar risico ruimte voor het maken van aantekeningen door de verzekeringsadviseur (onder het kopje afwijkingen advies/redenen niet gewenst/actiepunten).
3.4.
[de verzekeringsadviseur] heeft als getuige verklaard dat hij bij ieder gesprek een kopie van een verzekeringskaart van die klant meenam. Per gesprek tekende hij op de kaart aan per verzekerbaar risico wat met de klant besproken werd en of door de klant werd afgeweken van het advies. Die aantekeningen werden later op de bank uitgewerkt, waarbij per verzekerbaar risico in kleur werd aangegeven of het gegeven advies werd opgevolgd. Een groen gekleurd vakje betekende dat het advies was opgevolgd door de klant, een rood gekleurd vakje dat dit niet was gebeurd. Bij de aantekeningen werden vaste formules gebruikt om aan te geven of het gegeven advies door de klant werd opgevolgd. Van de bijgewerkte verzekeringskaart werd een kopie naar de klant gestuurd. Bij het volgende gesprek nam [de verzekeringsadviseur] dan een kopie van de klantenkaart mee die bij het vorige gesprek was ingevuld. Als de klant dezelfde mening bleef toegedaan over het niet nemen van een extra verzekering dan kon het zijn dat de tekst zoals die op de vorige klantenkaart stond intact bleef.
3.5.
Zowel in 2006 als in 2009 heeft [de verzekerde] een nieuwe varkensstal gebouwd. Die twee nieuwe stallen zijn bijverzekerd op de bestaande polis. In een gespreksverslag van 28 juni 2007 is onder meer vermeld: “Nieuwe vleesvarkensstal heeft 910 plaatsen ipv 840: aanpassen. Relatie wenst geen puttne-fundering-hagel en sneeuwdruk te verzekeren”. In een verzekeringskaart van 14 april 2009 is onder meer vermeld: “Alle bedrijfsgebouwen zijn verzekerd op basis van herbouwwaarde met garantie tegen onderverzekering behalve object 106, heeft geen garantie tegen onderverzekering en is op basis van vervangingswaarde verzekerd. Putten en funderingen zijn niet verzekerd: draagbaar risico voor verzekerde. Nieuwe stal verzekerd per 17.04.2009.” Achter het verzekerbare risico hagel op die kaart staat vermeld: “Geen uitgebreide dekking, hagel en sneeuwdruk gewenst: weinig risico.”
3.6.
In 2011 heeft de Rabobank (kantoor Peelland Zuid) volgens eigen zeggen aan alle (in elk geval aan alle niet voor hagelschade en sneeuwdruk verzekerde) agrarische relaties een mailing gestuurd. In die mailing wordt gewaarschuwd voor flinke onweersbuien met regen, bliksem en grote hagelstenen met als gevolg forse schades in de land- en tuinbouw. De geadresseerden werden gewaarschuwd dat hagelschade en schade door sneeuwdruk niet onder hun lopende verzekering valt en dat zij hageldekking kunnen bijsluiten tegen een meerpremie van maximaal € 0,16 per € 1000,- verzekerde waarde.
3.7.
[de verzekeringsadviseur] heeft op 21 juli 2015 nog gesproken met [de verzekerde] over zijn verzekeringen. Dit blijkt uit de naar aanleiding van dit gesprek opgemaakte verzekeringskaart. In die verzekeringskaart is het volgende aangetekend achter het verzekerbare risico “Uitgebreide dekking gebouwen”: “U wenst geen hagel-sneeuwdruk- uitgebreide gevarenverzekering. U heeft aangegeven het risico zelf te willen dragen en de gevolgen van een schade niet te verzekeren. Mocht u van mening veranderen kunt u bij de Rabobank terecht voor advies”.
Het hokje voor deze aantekening op de verzekeringskaart is roodgekleurd.
3.8.
Per polisdatum 12 februari 2016 zijn nieuwe polisvoorwaarden (AGRO 5.4) van toepassing verklaard. In deze nieuwe voorwaarden is ten opzichte van de eerdere versie een zin toegevoegd, te weten “Onder schade door storm verstaan wij niet de schade die tijdens de storm door de inslag van hagel is ontstaan”.
3.9.
In de nieuwe polisvoorwaarden is ook per 1 januari 2016 een wijziging doorgevoerd waardoor het niet verzekerd zijn tegen hagelschade ook betekende dat opruimkosten als een gevolg van hagelinslag (ook van asbesthoudend materiaal) evenmin werd gedekt. Over die wijziging heeft Rabobank in december 2015 een brief gestuurd naar al haar verzekeringsrelaties (hierna: de asbestbrief). [de verzekerde] heeft deze brief ontvangen.
3.10.
Op 23 juni 2016 heeft er een zware storm gewoed in de Peel, de omgeving waar het varkensbedrijf van [de verzekerde] staat. De storm (van het zeldzame type supercel) ging gepaard met zware windstoten en hagel, waarbij de hagelstenen uitzonderlijk groot waren. De hagelstenen hebben de dakplaten van de bedrijfsgebouwen beschadigd.Interpolis heeft dekking van deze schade en van de opruimkosten geweigerd.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
maatstaf zorgplicht assurantietussenpersoon
4.1.
Deze zaak gaat over de vraag of Rabobank als assurantietussenpersoon de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad1.blijkt dat het in beginsel tot de taak van de assurantietussenpersoon behoort een verzekeringnemer als [de verzekerde] , ook tijdens de duur van de verzekering, tijdig opmerkzaam te maken op de gevolgen die bepaalde feiten voor de dekking van de verzekering kunnen hebben. Daarbij gaat het om feiten en omstandigheden die aan Rabobank bekend waren of die haar redelijkerwijs bekend behoorden te zijn. Hoe ver die zorgplicht gaat is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, onder meer de aard en inhoud van de opdracht van een verzekering en de belangen van [de verzekerde] als verzekeringnemer, voor zover die kenbaar waren aan Rabobank.
verwijten aan Rabobank
4.2.
[de verzekerde] verwijt Rabobank het volgende. [de verzekerde] heeft rond 2002 in een gesprek met [de verzekeringsadviseur] de keuze gemaakt om geen aanvullende dekking voor hagelschade te nemen. Uit de getuigenverklaringen van de heer en mevrouw [de verzekerde] blijkt dat het gesprek met [de verzekeringsadviseur] vooral ging over het risico van schade door sneeuwdruk en dat [de verzekeringsadviseur] daarvan een voorbeeld heeft genoemd. Het hagelrisico was verwaarloosbaar voor de gebouwen van [de verzekerde] en [de verzekeringsadviseur] heeft van dat risico geen voorbeelden genoemd. Duidelijk was, ook voor [de verzekeringsadviseur] dat [de verzekerde] geen aanvullende verzekering heeft genomen omdat het als weinig risico werd ingeschat.
Over die keuze werd in de onderhoudsgesprekken na 2002 door [de verzekeringsadviseur] geen inhoudelijk advies meer gegeven; in de gespreksverslagen en verzekeringskaarten werd verwezen naar de oorspronkelijke keuze. [de verzekeringsadviseur] had dit wel behoren te doen, zeker na 2011, toen Rabobank blijkens de door haar verstuurde mailing (die volgens [de verzekerde] door hem niet is ontvangen) op de hoogte was van het feit dat er inmiddels een groter risico bestond op hogere schade door fellere hagelbuien. Dat heeft [de verzekeringsadviseur] niet gedaan en dat levert een schending van de zorgplicht van Rabobank op.
4.3.
Daar komt volgens [de verzekerde] bij dat ook toen in 2006 en 2009 nieuwe stallen gebouwd werden [de verzekeringsadviseur] [de verzekerde] niet heeft geadviseerd zich voor hagel te verzekeren. Gezien de gewijzigde omstandigheden (het toegenomen financiële belang) had [de verzekeringsadviseur] moeten onderzoeken of [de verzekerde] een juiste voorstelling van zaken had over de omvang van het hagelrisico en of hij dit risico nog steeds wel zelf wilde dragen. Omdat [de verzekeringsadviseur] dat niet heeft gedaan is dit ook een schending van de zorgplicht van Rabobank.
4.4.
Ook uit de notitie op de verzekeringskaart van 21 juli 2015 blijkt niet dat tijdens dit gesprek is geadviseerd over het (grotere) risico. Uit de aantekeningen op die kaart blijkt nu juist dat advies pas desgevraagd zal worden verstrekt. [de verzekeringsadviseur] heeft in dat gesprek ook geen uitleg gegeven over de wijziging in de verzekering door toevoeging van een zin (hiervoor geciteerd in 3.8). Rabobank verwijst naar deze toevoeging in haar afwijzing van dekking; die toevoeging is dus kennelijk van belang. Ook als deze toevoeging slechts als verduidelijking is bedoeld had dit aanleiding moeten zijn voor Rabobank om [de verzekerde] nogmaals te wijzen op de gevolgen van het niet verzekerd zijn van hageldekking.
4.5.
[de verzekerde] heeft de brief die Rabobank in december 2015 heeft gestuurd (over de wijziging in de polisvoorwaarden hiervoor genoemd in 3.9) ontvangen. Hij begreep die niet en heeft die besproken met [de verzekeringsadviseur] . In dat gesprek heeft [de verzekeringsadviseur] niet uitgelegd dat het niet verzekerd zijn voor hageldekking ook betekende dat de saneringskosten van asbest bij schade als gevolg van hagel niet vergoed zouden worden.
beoordeling schending zorgplicht
4.6.
Na waardering van het aangedragen bewijs is het hof is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat Rabobank, in de persoon van [de verzekeringsadviseur] , [de verzekerde] onzorgvuldig heeft geadviseerd. De stelplicht en bewijslast van de schending van de zorgplicht rusten volgens de hoofdregel van het bewijsrecht in beginsel op [de verzekerde] ; dat Rabobank heeft aangevoerd wel degelijk voldoende advies te hebben gegeven maakt dit niet anders. Wel mag van Rabobank als professionele partij worden verwacht dat haar verzekeringsadviseurs goed bijhouden wat zij precies adviseren en daarvan schriftelijk verslag doen, zodat [de verzekerde] over voldoende informatie beschikt om zijn stellingen op te baseren. Zoals hierna wordt besproken, is dat in deze zaak het geval.
4.7.
[de verzekerde] is als getuige gehoord. Zijn verklaring geldt als de verklaring van een partijgetuige. Dat betekent dat deze verklaring geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren, tenzij die verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Daarvan is alleen sprake als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanige essentiële punten betreffen dat zij de verklaringen van de partijgetuige voldoende geloofwaardig maken2..
4.8.
[de verzekerde] heeft als getuige verklaard dat [de verzekeringsadviseur] rond 2002 met hem en zijn echtgenote heeft besproken of hij een aanvullende verzekering wilde afsluiten voor het risico op schade door hagel en dat hij er op dat moment voor gekozen heeft die aanvullende verzekering niet af te sluiten. Over schade door hagel en sneeuwdruk is in dat gesprek weinig gezegd, maar de conclusie was dat het een verwaarloosbaar risico was voor zijn bedrijf, aldus [de verzekerde] . Hij had zelf de indruk dat de golfplaten op de varkensstallen sterk genoeg waren om hagel te weerstaan omdat hij niet eerder gehoord had van zulke grote hagelstenen als die gevallen zijn op 23 juni 2016. Volgens [de verzekerde] heeft hij niet gesproken met [de verzekeringsadviseur] over het risico op zulke extreme hagelbuien en ook niet over het risico dat de licht doorlatende platen op het dak van de loodsen kapot zouden gaan. Mevrouw [de verzekerde] heeft als getuige verklaard dat [de verzekeringsadviseur] heeft gezegd dat het risico van hagel voor het bedrijf verwaarloosbaar was, dat hij het risico op sneeuwdruk apart heeft benoemd en een voorbeeld heeft genoemd van daardoor ontstane schade.
[de verzekeringsadviseur] heeft als getuige verklaard dat hij zeker weet dat hij met [de verzekerde] het risico op schade door hagel en sneeuwdruk heeft besproken, niet alleen voor licht doorlatende platen, maar ook voor gewone dakplaten. Hij heeft daarbij twee voorbeelden genoemd en daarna hebben de klanten volgens [de verzekeringsadviseur] laten weten dat zij dit risico niet wilden verzekeren.
4.9.
Uit deze getuigenverklaringen blijkt dat [de verzekeringsadviseur] het risico op schade door hagel heeft besproken met [de verzekerde] (in aanwezigheid van zijn echtgenote) en dat [de verzekerde] daarna ervoor heeft gekozen die aanvullende verzekering niet af te sluiten. Dat die advisering te beperkt is geweest doordat [de verzekeringsadviseur] onvoldoende informatie heeft verstrekt is naar het oordeel van het hof niet het geval. Uit de verklaring van [de verzekeringsadviseur] blijkt immers dat hij wel degelijk heeft uitgelegd wat het belang van de hageldekking was en dat hij daarbij voorbeelden heeft genoemd om het risico duidelijk te maken. Aannemelijk is dat hij dit ook heeft gedaan in het gesprek met de heer en mevrouw [de verzekerde] ; het hof heeft geen reden om aan de geloofwaardigheid van zijn getuigenverklaring te twijfelen. De andersluidende partijgetuigeverklaring van [de verzekerde] en de getuigenverklaring van zijn echtgenote leggen daarbij onvoldoende gewicht in de schaal. Dat [de verzekeringsadviseur] het risico op schade door hagel heeft uitgelegd blijkt ook uit het gespreksverslag van 2007 en de verzekeringskaart van 2009 (hiervoor genoemd in 3.5) en uit de aantekeningen op de verzekeringskaart van 2015. Dat in die aantekeningen staat dat advies gevraagd kan worden, mocht men van mening veranderen, betekent niet dat er in eerste instantie geen advies is gegeven. Uit de overgelegde verzekeringskaarten valt steeds duidelijk op te maken (uit de aantekeningen en vooral ook uit het rode vakje) dat het herhaalde advies was om deze aanvullende verzekering wel te nemen en dat dit advies steeds niet werd opgevolgd, zoals in 2015 beschreven: “U wenst geen hagel-sneeuwdruk- uitgebreide gevarenverzekering: U heeft aangegeven het risico zelf te willen dragen en de gevolgen van een schade niet te verzekeren”. Deze verzekeringskaart heeft [de verzekerde] ook ontvangen. Aldus heeft Rabobank [de verzekerde] steeds in indringend rood gewaarschuwd voor het negeren van de door haar geadviseerde dekkingen, waaronder hageldekking.
4.10.
In het midden kan blijven of [de verzekeringsadviseur] de omvang van een eventuele hagelschade en de benodigde extra premie voor de aanvullende verzekering heeft voorgerekend. Zelfs als dit niet is gebeurd geldt het volgende. Rabobank heeft aangevoerd (i) dat zware hagelbuien (met grote hagelstenen) niet zeer frequent voorkomen, (ii) dat algemeen bekend is dat hagel schade kan aanrichten aan gebouwen wanneer het om buien met grote hagelstenen gaat (iii) dat de hagelbui in juni 2016 zeker niet de eerste hagelbui was die grote schade veroorzaakte in Nederland en (iv) dat niet gebleken is dat schade door hagel in 2002 minder voorkwam dan in 2011 of in 2016. Dit laatste heeft [de verzekerde] betwist door middel van het overleggen van nieuwsberichten van het KNMI van 26 mei 2014 en 31 mei 2017, waaruit zou blijken dat de kans op hagel en onweer fors is toegenomen na 2002. Zoals Rabobank in reactie daarop terecht aanvoert wordt in die nieuwsberichten gesproken over een grotere kans op een heftige hagelbui, maar moet worden aangenomen dat de kans op een dergelijke bui nog steeds relatief klein is. Als zo’n bui zich voordoet kan de impact vervolgens wel enorm zijn. Aangenomen moet worden dat dit algemeen voorhanden kennis is (hetgeen ook blijkt uit deze nieuwsberichten). Ook als het zo is dat deze algemeen beschikbare informatie in de klantgesprekken niet expliciet besproken is, levert dit daarom nog geen schending van de zorgplicht van Rabobank op.
4.11.
Ook het feit dat Rabobank in 2011 een mailing heeft gestuurd waarin gewaarschuwd is voor flinke onweersbuien met grote hagelstenen maakt deze conclusie niet anders. Volgens Rabobank is deze mailing gestuurd naar alle agrarische relaties van het kantoor Peelland Zuid van de bank, waaronder [de verzekerde] . Ook al zou het zo zijn dat [de verzekerde] de mailing niet heeft ontvangen (zoals hij aanvoert) dan nog hoefde Rabobank gelet op het voorgaande hem niet nog eens expliciet te waarschuwen voor het risico van schade door dergelijke extreme hagelbuien. Rabobank heeft op de comparitie in hoger beroep wel erkend dat zij moest adviseren over de niet zo grote kans dat er dikke hagelstenen kwamen en dat de schade dan groot zou zijn. Dit zeldzame type supercel en haar gevolgen op 23 juni 2016 waren echter zo uitzonderlijk zwaar dat ook Rabobank daarop destijds in redelijkheid niet bedacht behoefde te zijn.
4.12.
Het verwijt dat [de verzekeringsadviseur] ook toen in 2006 en 2009 nieuwe stallen gebouwd werden met grotere financiële belangen [de verzekerde] niet heeft geadviseerd zich voor hagel te verzekeren levert gelet op het voorgaande ook geen schending van de zorgplicht op. Uit het gespreksverslag van 2007 en de verzekeringskaart van 2009 (geciteerd in 3.5) en de verzekeringskaart van 2015, gecombineerd met de verklaring van [de verzekeringsadviseur] , blijkt dat alle onderdelen die op de verzekeringskaarten vermeld waren steeds langsgelopen werden en dat het advies om een aanvullende verzekering af te sluiten steeds niet gevolgd werd. Overigens kon [de verzekerde] zelf als ondernemer trouwens wel nagaan dat grotere financiële belangen in geval van risicoverwezenlijking omvangrijker schades konden meebrengen.
4.13.
Hetzelfde geldt voor het verwijt dat [de verzekeringsadviseur] in het gesprek in 2015 geen uitleg heeft gegeven over de wijziging in de verzekering door toevoeging van een zin (hiervoor geciteerd in 3.8). Uit de verzekeringskaart die na dat gesprek is opgemaakt (hiervoor geciteerd in 3.7) blijkt immers voldoende dat het risico op hagelschade is besproken en dat dit geen aanleiding was voor [de verzekerde] om alsnog een aanvullende verzekering af te sluiten.
De kaart meldt onder de actiepunten Rabobank bovendien nog: “2:Asbestbrief verwerken. (en in rood, hof:) Verwerkt 23-7-2015”. Dit ondersteunt de lezing van Rabobank dat [de verzekeringsadviseur] de asbestbrief destijds met [de verzekerde] heeft besproken. Maar ook als het zo zou zijn dat de asbestbrief niet of niet voldoende is uitgelegd, zoals [de verzekerde] stelt, betekent dat enkele feit, gelet op het voorgaande, niet dat [de verzekeringsadviseur] onzorgvuldig heeft geadviseerd. [de verzekerde] heeft verder ook niet uitgelegd waarom de inhoud van die brief voor hem onduidelijk was of uitleg nodig maakte.
4.14.
Gelet op het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat Rabobank [de verzekerde] niet onzorgvuldig heeft geadviseerd en haar zorgplicht niet heeft geschonden.
4.15.
[de verzekerde] heeft in hoger beroep (aanvullend) bewijs aangeboden door het horen van meer getuigen dan al gehoord zijn in het voorlopig getuigenverhoor. Uit de toelichting op dat bewijsaanbod begrijpt het hof dat het hier andere verzekerden betreft, die kunnen verklaren dat [de verzekeringsadviseur] hen niet goed heeft geadviseerd over de hageldekking. Gelet op het voorgaande is dit niet van belang. Niet is aangevoerd dat deze getuigen kunnen verklaren wat tussen [de verzekeringsadviseur] en [de verzekerde] (en zijn echtgenote) is besproken en dat is nu juist beslissend voor deze beoordeling. Het hof gaat daarom voorbij aan dit bewijsaanbod.
5. De slotsom
5.1.
Dit betekent dat de tegen het bestreden vonnis gerichte bezwaren (de grieven 2 en 3) niet opgaan. Hetzelfde geldt voor de eerste grief; de feitelijke correctie die daarbij is aangevoerd heeft het hof verwerkt bij de vaststelling van de feiten (hiervoor onder 3). Het bestreden vonnis zal dus worden bekrachtigd.
5.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [de verzekerde] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Rabobank zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 726,-
- getuigentaxen € 50,-
totaal verschotten € 776,-
- salaris advocaat € 12.192,- (3 punten x appeltarief VI ad € 4.064,- per punt).
5.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
6.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland (zittingsplaats Utrecht) van 28 juni 2018;
6.2.
veroordeelt [de verzekerde] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Rabobank vastgesteld op € 776,- voor verschotten en op € 12.192,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
6.3.
veroordeelt [de verzekerde] in de nakosten, begroot op € 163,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval [de verzekerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
6.4.
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, C.G. ter Veer en R.A. Dozy, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Ter Veer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2021.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 25‑05‑2021
Op grond van artikel 164 lid 2 Rv en daarop gebaseerde vaste rechtspraak van de Hoge Raad, onder meer HR 31 maart 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1688.