type: MvGcoll: mb
Rb. Amsterdam, 15-06-2021, nr. C/13/701872 / KG ZA 21-378
ECLI:NL:RBAMS:2021:3139
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
15-06-2021
- Zaaknummer
C/13/701872 / KG ZA 21-378
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2021:3139, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 15‑06‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Kort geding)
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Verwijderen BKR-registratie na belangenafweging.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/701872 / KG ZA 21-378 MDvH/MvG
Vonnis in kort geding van 15 juni 2021
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 12 mei 2021,
advocaat mr. M. de Boorder te Den Haag,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T.J.P. Jager te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ING worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 1 juni 2021 heeft [eiseres] haar vorderingen toegelicht. ING heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een op voorhand ingediend schriftelijk verweer. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [eiseres] tevens een pleitnota.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- [eiseres] met [naam partner] , haar partner, en mr. De Boorder;
- aan de zijde van ING: [naam] , medewerker bijzonder beheer, met mr. D.J. Posthuma, kantoorgenoot van mr. Jager.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
[eiseres] , thans 25 jaar oud, had bij ING een betaalrekening met een kwartaallimiet, inhoudende dat zij tot € 1.500,- rood mocht staan, mits zij tenminste éénmaal in de drie maanden gedurende 24 uur voor een positief saldo zorgde.
2.2.
[eiseres] heeft op zeventienjarige leeftijd haar ouderlijk huis verlaten, vanwege misbruik en geweld in de familiaire sfeer.
2.3.
In 2017 had [eiseres] (toen 21 jaar oud) schulden waarvoor zij met deurwaarders betalingsregelingen heeft getroffen. In oktober 2017 is onder ING executoriaal beslag gelegd uit hoofde van twee dwangbevelen, opgelegd door het CJIB in verband met onverzekerd rijden.
2.4.
Op 10 maart, 9 juni, 28 augustus en 22 december 2018 heeft ING aan [eiseres] , via de berichtenbox van internetbankieren (hierna eenvoudigweg ‘bericht’ genoemd), verzocht het saldotekort op haar betaalrekening aan te vullen voor een bepaalde datum, bij gebreke waarvan haar kwartaallimiet zou worden beëindigd.
2.5.
In juli 2018 is [eiseres] volledig arbeidsongeschikt geraakt.
2.6.
In februari 2019 is [eiseres] verhuisd van [plaats] naar [woonplaats] , waar zij thans woont met haar partner [naam partner] (hierna: [naam partner] ). [eiseres] heeft destijds gebruik gemaakt van een verhuis- en doorzendservice van PostNL, zodat post naar haar woning in [woonplaats] automatisch zou worden doorgezonden.
2.7.
Bij bericht van 3 mei 2019 aan [eiseres] heeft ING de kwartaallimiet bij haar betaalrekening beëindigd, omdat [eiseres] op dat moment langer dan drie maanden rood stond, en haar verzocht het saldotekort aan te vullen.
2.8.
Bij bericht van 24 mei 2019 heeft ING aan [eiseres] verzocht haar debetsaldo van € 885,52 aan te vullen.
2.9.
Eind mei 2019 heeft ING de betaalrekening van [eiseres] geblokkeerd. Vlak daarvoor had [eiseres] een uitkering van het UWV ontvangen van € 827,92, welk bedrag ING in mindering heeft gebracht op haar debetsaldo. [eiseres] heeft op 29 mei 2019 gebeld met ING en aan ING meegedeeld dat zij het geld van het UWV nodig had om van te leven. [eiseres] en ING hebben in dit gesprek afgesproken dat ING het geld van het UWV zou overboeken naar de SNS-rekening van [eiseres] en zij per 1 juli 2019 maandelijks € 75,- zou betalen ter aflossing van het debetsaldo.
2.10.
Eind juni 2019 ontving [eiseres] wederom € 827,92 van het UWV op haar rekening bij ING. Zij verzocht ING op 28 juni 2019 dit bedrag door te storten naar haar SNS-rekening. ING heeft hieraan gehoor gegeven waarbij ING, gelet op de betalingsregeling per 1 juli 2019, uit praktische overwegingen € 75,- van dat bedrag heeft ingehouden.
2.11.
Op de betaalrekening van [eiseres] bij ING zijn na 3 juli 2019 geen betalingen van het UWV meer ontvangen.
2.12.
[eiseres] is de betalingsregeling met ING niet nagekomen. Het enige bedrag dat is betaald, is het door ING ingehouden bedrag van € 75,-.
2.13.
[eiseres] is op 2 september 2019 in dienst getreden van Unigarant N.V. als verzekeringsadviseur.
2.14.
Bij bericht van 9 december 2019 heeft ING aan [eiseres] meegedeeld dat de betalingsregeling is komen te vervallen en haar verzocht om contact op te nemen, bij gebreke waarvan ING het saldotekort van [eiseres] in één keer zal opeisen. Verder heeft ING aan [eiseres] gemeld dat ING verplicht is langdurige betalingsachterstanden te melden bij het Bureau Krediet Registratie (hierna: BKR).
2.15.
Bij brief van 11 januari 2020, verzonden naar het oude adres van [eiseres] in [plaats] , heeft ING aan [eiseres] bericht dat haar debetsaldo € 1.234,68 bedraagt. ING verzocht [eiseres] om binnen twee weken het volledige bedrag te betalen, bij gebreke waarvan zij in het BKR zal worden geregistreerd. ING heeft op 28 januari 2020 een bericht met dezelfde strekking geplaatst in de berichtenbox van [eiseres] . Zij heeft op deze brief en dit bericht niet gereageerd.
2.16.
ING heeft vervolgens Vesting Finance ingeschakeld voor het incasseren van het debetsaldo van [eiseres] . Bij brieven van 26 februari, 12 maart, 1 en 16 april 2020, allemaal verstuurd naar het oude adres van [eiseres] in [plaats] , heeft Vesting Finance haar gesommeerd om het debetsaldo te betalen.
2.17.
Bij sommatie-exploot van 22 september 2020, door de deurwaarder achtergelaten op het huidige adres van [eiseres] in [woonplaats] , is [eiseres] gesommeerd om het debetsaldo te betalen. [naam partner] heeft op 26 oktober 2020 daarover contact opgenomen met de deurwaarder.
2.18.
Bij brief van 20 januari 2021, verzonden naar het oude adres van [eiseres] in [plaats] , heeft Vesting Finance [eiseres] verzocht om het debetsaldo te betalen.
2.19.
Op 2 februari 2021 heeft [eiseres] gebeld met Vesting Fincance. In dit gesprek heeft [eiseres] met Vesting Finance een betalingsregeling afgesproken, inhoudende dat zij € 450,- per maand zal betalen, gedurende drie maanden. Op 22 februari 2021 heeft [eiseres] in één keer het volledige debetsaldo betaald.
2.20.
Recent is de grootmoeder van [naam partner] overleden. [naam partner] en [eiseres] hebben met de erfgenamen op 9 maart 2021 een koopovereenkomst gesloten voor de koop van de woning van de grootmoeder van [naam partner] voor een bedrag van € 270.000,-. De woning heeft een WOZ-waarde van € 286.000,-.
2.21.
Bij brief van 12 maart 2021 heeft Centraal Beheer aan de hypotheekadviseur van [eiseres] en [naam partner] gemeld dat de aanvraag voor een hypothecaire lening niet wordt geaccepteerd in verband met een BKR-registratie van [eiseres] .
2.22.
Bij brief van 25 maart 2021 heeft Dynamiet Nederland B.V. namens [eiseres] ING verzocht de BKR-registratie te verwijderen. Bij brief van 26 april 2021 heeft ING aan [eiseres] bericht dat ING daartoe niet zal overgegaan.
2.23.
[eiseres] staat geregistreerd in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van het BKR. Daarin staat dat ING voor haar een ongeoorloofde achterstand op een betaalrekening met bijzonderheidscode 2 en 3 en als praktische einddatum 23februari 2021 heeft genoteerd.
2.24.
[eiseres] verdient thans een bruto jaarsalaris inclusief vakantiegeld en een vaste dertiende maand van € 24.700,54. De werkgever van [eiseres] heeft verklaard dat haar tijdelijke arbeidsovereenkomst na 31 december 2021 voor onbepaalde tijd zal worden verlengd.
2.25.
[naam partner] is werkzaam voor [naam uitzendbureau] , een uitzendbureau, en heeft een bruto jaarsalaris inclusief toeslagen van € 30.591,-. Hij heeft € 84.659,58 aan spaargeld.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – ING te bevelen binnen drie dagen na het wijzen van dit vonnis de registratie van [eiseres] in het CKI, dan wel afzonderlijk alle (bijzonderheids)codering(en) bij het contract op haar naam te (doen laten) verwijderen, dan wel in goede justitie een beslissing te nemen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van ING in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiseres] stelt daartoe, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende. Zij en [naam partner] wonen nu in een huurwoning. Zij willen graag de volgende stap in hun relatie zetten en hebben een concrete kinderwens. Daarvoor is de woning van de overleden grootmoeder van [naam partner] geschikt, van wie het ook de wens was dat de woning binnen de familie zou blijiven. Die woning kunnen zij gelet op de huidige markt voor een zeer aantrekkelijk bedrag kopen. De maandlasten van € 840,- kunnen zij makkelijk dragen. De negatieve BKR-registratie maakt het echter onmogelijk om een hypotheek te krijgen. De schuld die is geregistreerd betreft een relatief geringe vordering van oorspronkelijk € 885,- die door rente en kosten is opgelopen tot € 1.260,-. Deze schuld is ontstaan toen [eiseres] ziek thuis zat. Aanmaningen zijn steeds naar het oude adres van [eiseres] in [plaats] gestuurd. Ondanks de verhuis- en doorzendservice van PostNL, zijn die niet bij haar terecht gekomen. Bovendien heeft [eiseres] in een telefoongesprek op 29 mei 2019 aan een medewerker van ING gemeld dat zij was verhuisd en haar adresgegevens doorgegeven. Omdat de haar betaalrekening was geblokkeerd, kon [eiseres] geen gebruik meer maken van internetbankieren. De berichten die ING heeft gestuurd heeft zij niet gezien. Pas door het exploot van de deurwaarder in september 2020 raakte zij weer op de hoogte van de schuld bij ING. [eiseres] dacht dat zij voor deze schuld een automatische incasso van € 75,- per maand had ingesteld en de vordering al had betaald. [eiseres] en [naam partner] vertrouwden het exploot niet, omdat het in een enveloppe van deurwaarder Jansen & Jansen zat, maar in het exploot zelf alleen de naam van Vesting Finance werd genoemd. [eiseres] en [naam partner] hebben de tijd genomen om dit uit te zoeken en [naam partner] heeft vervolgens hierover gebeld met de deurwaarder. Inmiddels is de schuld volledig betaald aan ING. [eiseres] heeft weer werk en op korte termijn een vaste aanstelling. Ook [naam partner] heeft werk en veel spaargeld. De kredietverstrekker voor de woning, zal niet het risico lopen dat de hypotheeek niet kan worden betaald. [eiseres] is financieel betrouwbaar en hoeft niet tegen zichzelf te worden beschermd.
3.3.
ING heeft, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende verweer gevoerd. [eiseres] is niet-ontvankelijk, omdat de bodemprocedure de aangewezen route is op grond van artikel 35 Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensverwerking (UAVG). [eiseres] heeft een woning waar zij woont met [naam partner] . Zij heeft daarom geen (spoedeisend) belang bij haar vordering. Voor zover [eiseres] al een spoedeisend belang heeft, heeft zij zelf een belang gecreëerd. Zij was zich bewust van haar BKR-registratie en de belemmering die dit bij de aanvraag van een hypothecaire financiering kan vormen. Desondanks heeft zij op 9 maart 2021 een koopovereenkomst getekend. Aanvankelijk werd een uitkering van het UWV op de betaalrekening van [eiseres] bij ING gestort. Op het moment dat de betalingsregeling startte, heeft zij bewust haar uitkering laten storten bij de SNS-bank. Op [eiseres] als schuldenaar rust de verplichting om na te gaan of zij de betalingsregeling ook werkelijk nakomt. Dat had zij eenvoudig kunnen en moeten doen door te controleren of de automatische incasso goed was ingesteld. [eiseres] had gewoon toegang tot internetbankieren en de berichtenbox. Het blokkeren van haar betaalrekening stond daar niet aan in de weg. Vesting Finance heeft niet alleen brieven gestuurd naar [eiseres] , maar ook sms-berichten en heeft haar gebeld. [eiseres] heeft nooit gereageerd. Zij heeft het debetsaldo volledig op zijn beloop gelaten en zich er simpelweg niet om bekommerd, terwijl zij wist dat ze nog niet had betaald. Het debetsaldo heeft ze uiteindelijk betaald, omdat zij er achter kwam dat zij een BKR-registratie had. [eiseres] heeft uitsluitend uit eigen belang gehandeld, en niet uit een goede betalingsmoraal. In de wetenschap dat zij een BKR-registratie had, heeft zij met [naam partner] op 9 maart 2021 een koopovereenkomst getekend. [eiseres] heeft een tijdelijk dienstverband en haar inkomen is beperkt. Zij heeft een verleden van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Het feit dat [eiseres] sinds september 2019 een inkomen had, heeft haar er niet toe kunnen bewegen om de betalingsregeling na te komen en om het debetsaldo bij ING veel eerder dan februari 2021 te betalen. [eiseres] is pas drie maanden onderweg in de vijfjaarstermijn. Het is nog veel te vroeg om te concluderen dat zij financieel stabiel is. Bovendien staat een bijzonderheidscode niet per definitie in de weg aan het verkrijgen van aan hypotheek.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Ontvankelijkheid en spoedeisend belang
4.1.
De advocaat van [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd meegedeeld dat hij contact heeft opgenomen met de griffie van het team handel van deze rechtbank. Aan hem is meegedeeld dat het enkele maanden kan duren eer er een beslissing zal worden genomen in eenverzoekschriftprocedure. [eiseres] (en [naam partner] ) hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet maanden de tijd hebben om de financiering rond te krijgen. De termijn van het financieringsvoorbehoud in de koopovereenkomst is reeds verstreken. De erfgenamen van de grootmoeder van [naam partner] hebben hen enig respijt gegeven, maar willen niet nog maanden wachten op duidelijkheid, omdat op de woning van de grootmoeder een hypotheek rust, die moet worden doorbetaald. [eiseres] is daarom ontvankelijk en heeft een spoedeisend belang bij haar vordering in kort geding.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
Op basis van het toepasselijke wettelijke kader moet er een belangenafweging plaatsvinden. Er moet worden gekeken naar de proportionaliteit en de subsidiariteit van het handhaven van de registratie (Hoge Raad 9 september 2011, ECLI: NL:HR:2011:BQ8097). Het doel van de BKR-registratie en het daaruit voortvloeiende belang van ING en andere kredietverstrekkers moet worden afgewogen tegen het belang van [eiseres] . De belangen van de BKR-registratie zijn (i) de bescherming van de consument tegen overkreditering en (ii) het beschermen van kredietverleners tegen niet-kredietwaardige kredietnemers (vgl. rechtbank Amsterdam 9 mei 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:3857 en gerechtshof Den Haag, 10 november 2020, ECLI:NL:GDHA:2020:2068).
4.3.
Bij de belangenafweging moeten alle relevante omstandigheden van het geval worden betrokken. Omstandigheden die een rol kunnen spelen zijn bijvoorbeeld:
- de omvang van de schuld en/of de achterstand;
- het percentage dat is kwijtgescholden;
- of een eventuele betalingsregeling goed is nagekomen;
- de reden voor (het ontstaan en voortbestaan van) de achterstand en de mate van verwijtbaarheid;
- de huidige financiële situatie van betrokkene (waaronder het inkomen) en als deze weer stabiel is: hoe lang al;
- of betrokkene andere schulden heeft;
- of sprake is geweest van ernstige (al dan niet structurele) wanbetaling;
- de omstandigheid dat betrokkene met de lening (bijvoorbeeld voor de koop van een woning) niet kan wachten tot de vijfjaarstermijn is verstreken (bijvoorbeeld vanwege gezins- en woonsituatie);
- het verstrijken van de tijd sinds het inlossen van de schuld.
4.4.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van [eiseres] , zodat haar vordering zal worden toegewezen. Daarvoor zijn de volgende redenen.
4.5.
Voorop gesteld wordt dat het, anders dan ING aanvoert, voldoende aannemelijk is dat de bijzonderheidscoderingen 2 en (in ieder geval) 3 in het algemeen aan het verkrijgen van een hypothecaire geldlening (tegen marktconforme tarieven) in de weg staan. Bovendien heeft [eiseres] door een concrete afwijzing over te leggen voldoende gemotiveerd onderbouwd dat dat in haar geval ook feitelijk aan de orde is. Het blijft spijtig dat hypotheekverstrekkers alleen oog lijken te hebben voor het feit dat er een BKR-registratie is, maar vervolgens niet toetsen in hoeverre de aanvrager, gelet op de omstandigheden van het geval, de lasten kan dragen, maar dat is op dit moment de realiteit.
4.6.
Op grond van de informatie die ING tot aan de mondelinge behandeling voorhanden had, was vanuit het perspectief van ING begrijpelijk dat zij de persoonsgegevens van [eiseres] niet wilde verwijderen uit het CKI van het BKR. Aan de hand van de tot dan beschikbare gegevens mocht ING de indruk hebben dat [eiseres] schulden heeft laten ontstaan door laksheid en zij weinig pro-actief is geweest bij het betalen van haar schuld aan ING.
4.7.
[eiseres] heeft ter zitting het ontstaan van haar schulden toegelicht. Gebleken is dat zij vanwege misbruik en geweld in de familiaire sfeer al op zeventienjarige leeftijd haar ouderlijk huis heeft verlaten. Zij is vervolgens gaan werken bij een manege. In 2017 is [eiseres] onder een paard terecht gekomen, waarbij zij ernstig geblesseerd is geraakt aan haar been. Haar werkgever wilde haar niet doorbetalen. De gemeente wilde haar ook geen bijstand betalen, omdat zij in loondienst was. Vervolgens heeft [eiseres] een advocaat ingeschakeld, die ervoor heeft gezorgd dat zij toch bijstand is gaan ontvangen. [eiseres] heeft enkele maanden geen inkomsten gehad en in die periode zijn schulden ontstaan. Zij heeft toen het ene gat met het andere gat gevuld. Daarnaast is [eiseres] als gevolg van de trauma’s uit haar verleden een tijd volledig arbeidsongeschikt geweest. Zij ontving toen een Ziektewetuitkering, maar kon daarvan niet haar maandelijkse lasten betalen. De kredietlimiet van ING hielp haar van de ene maand naar de andere maand. Het voorgaande plaatst het laten ontstaan van schulden door [eiseres] in een ander daglicht.
4.8.
De totale schuldenlast van [eiseres] in 2017 is in dit kort geding niet duidelijk geworden. Dat het om aanzienlijke bedragen ging is voorshands niet gebleken. Ook de schuld van [eiseres] aan ING betrof een relatief laag bedrag.
4.9.
Of [eiseres] in een telefoongesprek op 29 mei 2019 aan ING een adreswijziging heeft doorgegeven, of zij wel of niet toegang had tot internetbankieren en of zij mocht twijfelen aan de authenticiteit van het deurwaardersexploot, doet niet ter zake. [eiseres] wist, althans moest weten, dat zij het debetsaldo nog aan ING diende te betalen. Dat [eiseres] niet heeft gemerkt dat er iets is misgegaan met de automatische incasso, komt voor haar rekening in risico. Zij diende simpelweg zorg te dragen voor correcte nakoming van die regeling. Daar staat echter tegenover dat, hoewel het lang heeft geduurd, [eiseres] het volledige debetsaldo aan ING betaald. ING heeft dus geen vordering hoeven afboeken.
4.10.
Dat [eiseres] bij het tekenen van de koopovereenkomst al wist dat zij was geregistreerd in het CKI van het BKR is niet aannemelijk geworden. De daadwerkelijke aanvraag voor een hypothecaire lening hebben [eiseres] en [naam partner] pas gedaan na het tekenen van de koopovereenkomst. Er wordt niet getwijfeld aan de verklaring van [eiseres] dat zij pas met haar BKR-registratie bekend is geraakt naar aanleiding van het bericht van 12 maart 2021 van Centraal Beheer dat de aanvraag voor een hypothecaire lening niet wordt geaccepteerd in verband met een BKR-registratie.
4.11.
[eiseres] en [naam partner] hebben een huurwoning. In zekere zin is hun belang bij het kopen van een woning daarom beperkt. Het gaat hier echter niet om zomaar een woning, maar om de woning van de overleden grootmoeder van [naam partner] , die heel graag wilde dat de woning in de familie zou blijven. [eiseres] en [naam partner] kunnen de woning voor een aantrekkelijke prijs kopen, namelijk tegen een koopprijs onder de WOZ-waarde. De tijd die [eiseres] en [naam partner] is gegund om de financiering rond te krijgen is inmiddels verstreken. De erfgenamen van de grootmoeder zijn bereid om [eiseres] en [naam partner] nog wat tijd te gunnen, maar niet voor een lange periode, omdat de hypotheeklasten voor de woning doorlopen. Van [eiseres] kan daarom niet worden gevergd te wachten tot de vijfjaarstermijn is verstreken.
4.12.
De termijn van vijf jaar, die onder meer is bedoeld om andere kredietinstellingen te beschermen, loopt pas een paar maanden. Daar staat tegenover dat niet is gebleken dat [eiseres] (recent) andere schulden heeft laten ontstaan dan de onder 2.3 genoemde schulden en de schuld aan ING. In ieder geval is niet gebleken dat zij thans andere schulden heeft. [eiseres] heeft thans een dienstverband, waarvan zij goed kan rondkomen. Ook [naam partner] heeft een goed inkomen en een aanzienlijk bedrag aan spaargeld. Voorshands heeft [eiseres] de voorzieningenrechter ervan overtuigd dat de schulden zijn ontstaan in een nare periode in haar leven, toen zij nog erg jong was en er alleen voor stond, dat zij heeft geleerd van haar verleden en is gegroeid in haar ontwikkeling. Gelet daarop in samenhang met de huidige stabiele financiële situatie van [eiseres] , is het niet aannemelijk dat zij opnieuw betalingsachterstanden zal laten ontstaan. ING heeft aldus onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de overbruggingsperiode van vijf jaar nodig is om [eiseres] te behoeden voor overkreditering en andere financiële problemen of om andere kredietinstellingen te beschermen.
4.13.
Er wordt van uitgegaan dat ING de uit te spreken veroordeling zal nakomen, zoals zij gebruikelijk doet, zodat een dwangsom niet nodig is.
4.14.
In de uitkomst van dit geding, mede omdat de oorzaak van het ontstaan van de schulden van [eiseres] pas ter zitting duidelijk is geworden, wordt aanleiding gezien om de proceskosten te verrekenen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt ING de registratie van [eiseres] in het CKI van het BKR met contractnummer [contractnummer] te (doen laten) verwijderen,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
verrekent de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer af anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2021.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑06‑2021