De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/26.1.2.1:26.1.2.1 De bestaande dwangsomvordering
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/26.1.2.1
26.1.2.1 De bestaande dwangsomvordering
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS380384:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 24 januari 1997, NJ 1997, 497(T./H.), m.nt. J. de Boer.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ten aanzien van de bestaande dwangsomvordering geldt in alle gevallen dat deze het lot van de hoofdvordering niet volgt en dat de vordering zich leent voor afzonderlijke cessie, beslag, verpanding en kwijtschelding; de bestaande dwangsomvordering moet dan ook na verbeurte in beginsel als onafhankelijke geldvordering worden beschouwd. De wijze van ontstaan van deze geldvordering speelt in beginsel na verbeurte geen rol meer, zij het dat een aantal uitzonderingen bestaat. In internationaal verband geldt een uitzondering in die zin, dat de dwangsomvordering niet ten uitvoer kan worden gelegd krachtens de titel waarbij deze werd verbeurd, maar dat voor tenuitvoerlegging een rechterlijke vaststelling van de dwangsom vereist is. In geval van insolventie geldt dat een dwangsomvordering in de faillissementsboedel en schuldsaneringsboedel niet kan worden ingediend.
Met betrekking tot de bestaande dwangsomvordering besprak ik voorts dat blijkens het arrest van de Hoge Raad van 24 januari 19971 mogelijk een bijzonderheid moet worden aangenomen met betrekking tot de bestaande dwangsomvordering waar het de verrekening betreft. Van het aannemen van de bedoelde uitzondering ben ik geen voorstander. In het door de Hoge Raad beoordeelde geval, met betrekking tot verrekening van de dwangsomvordering met een vordering tot betaling van kinderalimentatie, moet een eventuele onmogelijkheid van verrekening naar mijn mening aan andere omstandigheden worden toegeschreven dan aan de aard van de dwangsomvordering. In overige gevallen zal de aard van de bestaande dwangsom-vordering en haar oorsprong in ieder geval niet aan verrekening in de weg kunnen staan.