Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (A)
3.1 Gronden voor vrijheidsontneming op grond van artikel 6 Vw
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2023
- Bronpublicatie:
25-09-2023, Stcrt. 2023, 26470 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WBV 2023/22)
- Inwerkingtreding
01-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2023, Stcrt. 2023, 26470 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WBV 2023/22)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Als de ambtenaar belast met grensbewaking de inschatting maakt dat een gezin met Ć©Ć©n of meer minderjarigen binnen twee weken wordt uitgezet, mag aan een gezin met Ć©Ć©n of meer minderjarigen dat de toegang is geweigerd vrijheidsontneming op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw, al dan niet gelezen in samenhang met of artikel 6a Vw, worden opgelegd.
Als de ambtenaar belast met grensbewaking de inschatting maakt dat het vertrek niet binnen twee weken wordt gerealiseerd wordt in beginsel volstaan met het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 6, eerste lid, Vw, al dan niet gelezen in samenhang met artikel 6a Vw.
De ambtenaar belast met grensbewaking of de bevoegde ambtenaar van de IND legt een vrijheidsbeperkende of -ontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw op bij beschikking model M19. De ambtenaar belast met grensbewaking moet een afschrift van de beschikking model M19 uitreiken aan de vreemdeling. De inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank moet in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem worden meegedeeld. Bij aanwijzing van een andere ruimte of plaats moet een nieuwe beschikking model M19 worden gemaakt waarbij de inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem worden meegedeeld.
Zodra sprake is van concrete aanknopingspunten voor een overdracht op grond van Verordening (EU) nr.Ā 604/2013 en er een significant risico op onttrekking aan het toezicht aanwezig is, wordt een (nieuwe) de vrijheidsontnemende maatregel krachtens artikel 6a Vw opgelegd. De vreemdeling wordt daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht. Indien er geen sprake is van een significant risico op onttrekken aan toezicht, wordt de maatregel niet opgelegd dan wel opgeheven.
De ambtenaar belast met grensbewaking of de bevoegde ambtenaar van de IND hoeft geen nieuwe beschikking model M19 te maken als tijdelijke overplaatsing van de vreemdeling nodig is om redenen die voortvloeien uit toepassing van de Vw. Ook het vervoer naar de aangewezen ruimte of plaats valt onder beschikking model M19.
Als er redenen zijn om de vrijheidsontnemende maatregel met maximaal twaalf maanden te verlengen, moet de vreemdeling voor het verstrijken van de maximale bewaringsduur van zes maanden schriftelijk op de hoogte worden gesteld van dit besluit. De DT&V maakt het verlengingsbesluit op en reikt deze aan de vreemdeling uit.
Voor het opheffen van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw of artikel 6a Vw, moet de ambtenaar belast met de grensbewaking of de bevoegde ambtenaar van de IND, gebruik maken van model M113. Van model M113 moet altijd:
- ā¢
het origineel van dit formulier in het archief worden opgeborgen en een afschrift wordt aan de vreemdeling uitgereikt;
- ā¢
een kopie worden verzonden naar de IND en de DT&V.
Voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 6, eerste lid, Vw of artikel 6a Vw geldt geen regime.
Indien een aan de grens geweigerde vreemdeling tevens verdachte of veroordeelde is van een misdrijf wordt door de ambtenaar belast met de grensbewaking bij het uitreiken van de toegangsweigering model M122-A uitgereikt om de vreemdeling te informeren dat zijn vrijheidsontneming kan worden voortgezet op grond van de Vreemdelingenwet zodra de vrijheidsontneming op strafrechtelijke gronden is geƫindigd. De ambtenaar belast met de grensbewaking is verantwoordelijk voor het opleggen van de vreemdelingrechtelijke maatregelen op grond van de Vreemdelingenwet.
Vrijheidsontneming op grond van artikel 6, derde lid, Vw
Op grond van artikel 6, derde lid, Vw kan aan een vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel worden opgelegd, zolang hij wordt aangemerkt als verzoeker in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn. Deze grondslag voor vrijheidsontneming wordt toegepast zolang het de vreemdeling wordt toegestaan als verzoeker op het grondgebied te verblijven. Dat betreft de volgende situaties:
- a.
de vreemdeling is in afwachting van een beslissing op zijn asielaanvraag;
- b.
na afwijzing van de asielaanvraag totdat de beroepstermijn is verstreken, tenzij het de vreemdeling ingevolge artikel 7.3, tweede lid juncto artikel 3.1, tweede lid onder a of e, Vb niet is toegestaan de uitspraak op een ingediend verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hier te lande af te wachten;
- c.
na het tijdig instellen van beroep, terwijl uitzetting bij of krachtens de Vw achterwege dient te blijven totdat uitspraak is gedaan op het beroep;
- d.
na het tijdig instellen van beroep, waarbij tevens wordt gevraagd om een voorlopige voorziening, terwijl uitzetting bij of krachtens de Vw achterwege dient te blijven totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening;
- e.
tot de beslissing op het beroepschrift indien het onder d. bedoelde verzoek is toegewezen.
Ad c.
Deze situatie is aan de orde indien het beroep op grond van artikel 82, eerste lid, van de Vw schorsende werking heeft.
Ad d.
Deze situatie is aan de orde indien het beroep op grond van artikel 82, tweede lid, van de Vw geen schorsende werking heeft, maar de behandeling van een (gelijktijdig) ingediend verzoek om een voorlopige voorziening wel mag worden afgewacht op grond van artikel 7.3, eerste lid, van het Vb.
De gevallen waarin de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening niet mag worden afgewacht zijn omschreven in artikel 7.3, tweede lid, van het Vb, gelezen in samenhang met artikel 3.1, tweede lid, onder a en e, van het Vb. Die situaties kunnen zich enkel voordoen bij opvolgende aanvragen om een verblijfsvergunning asiel.
Voor toepassing van artikel 6, derde lid, Vw op Dublinclaimanten dient tevens sprake te zijn van een āsignificant risico op onttrekken aan het toezichtā. Wanneer er sprake is van een āsignificant risico op onttrekken aan het toezichtā wordt vermeld in artikel 5.1a, vierde lid, Vb.
Wanneer de hierboven genoemde situaties niet langer aan de orde zijn, neemt de ambtenaar belast met de grensbewaking zo spoedig mogelijk een besluit omtrent weigering van de toegang als bedoeld in artikel 14 SGC middels het model M17A. Verder wordt een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel opgelegd als bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, juncto het zesde lid, Vw dan wel artikel 6a, eerste lid Vw. Het nemen van een besluit omtrent de weigering van toegang en het opleggen van een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee dagen, plaats te vinden nadat de hierboven genoemde situaties niet langer aan de orde zijn.
Vrijheidsontneming op grond van artikel 6, eerste en tweede lid juncto het zesde lid, Vw
Op grond van artikel 6, eerste en tweede lid juncto het zesde lid, Vw kan aan een vreemdeling aan wie de toegang is geweigerd en op wie voorafgaand aan de toegangsweigering het derde lid van toepassing was, een vrijheidsontnemende maatregel worden opgelegd met uitzondering van de situatie dat de asielaanvraag voor het nemen van een besluit wordt ingetrokken (in dat laatste geval is het zesde lid niet van toepassing). Het nemen van een besluit omtrent de weigering van toegang en het opleggen van een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee dagen, plaats te vinden nadat de onder het kopje Vrijheidsontneming op grond van artikel 6, derde lid, Vw onder a tot en met e genoemde situaties niet langer aan de orde zijn. De nieuwe vrijheidsontnemende maatregel wordt door de bevoegde ambtenaar van de IND opgelegd met gebruikmaking van het model M19 (zie ook paragraaf C1/2.5 Vc).
Vrijheidsontneming op grond van artikel 6a Vw in het kader van de Verordening (EU) nr.Ā 604/2013
Op grond van artikel 6a, eerste lid Vw kan de maatregel worden opgelegd of voortgezet met het oog op de overdracht aan een verantwoordelijke lidstaat in het kader van de Verordening (EU) nr.Ā 604/2013.
Wanneer er sprake is geweest van een voorafgaande vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, Vw, geldt het volgende. Nadat het besluit omtrent de weigering van toegang is genomen, wordt krachtens artikel 6a, eerste lid, Vw een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Het nemen van een besluit omtrent de toegangsweigering en het opleggen van een nieuwe maatregel dient plaats te vinden binnen twee dagen nadat de onder het kopje Vrijheidsontneming op grond van artikel 6, derde lid, Vwonder a tot en met e genoemde situaties niet langer aan de orde zijn. De nieuwe vrijheidsontnemende maatregel wordt door de bevoegde ambtenaar van de IND opgelegd met gebruikmaking van het model M19A (zie ook paragraaf C1/2.5 Vc).
Voor toepassing van artikel 6a Vw dient sprake te zijn van een āsignificant risico op onttrekken aan het toezichtā. Wanneer er sprake is van een āsignificant risico op onttrekken aan het toezichtā wordt vermeld in artikel 5.1a, vierde lid, Vb. Daarnaast dient de maatregel proportioneel en noodzakelijk te zijn met het oog op de overdracht. Bij Dublinclaimanten is de maatregel, anders dan bij andere vreemdelingen, niet gericht op terugkeer naar het land van herkomst of een ander veilig land waar de toelating gewaarborgd is, maar op overdracht aan een andere lidstaat. In de Verordening is een midden gezocht tussen enerzijds het belang van terughoudendheid ten aanzien van vrijheidsontneming en anderzijds het belang van een effectieve overdracht.