Hof 's-Hertogenbosch, 29-01-2018, nr. 20-003156-15
ECLI:NL:GHSHE:2018:318
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
29-01-2018
- Zaaknummer
20-003156-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2018:318, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 29‑01‑2018; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2015:5646
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:905
Uitspraak 29‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Vernietigen. Verdachte is ter zake van - kort gezegd - feit 1 (medeplegen invoer van onderdelen voor 35 machinepistolen) en feit 2 (medeplegen van het aanwezig hebben van onderdelen voor 35 machinepistolen) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden. Redelijke termijn geschonden.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003156-15
Uitspraak : 29 januari 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 2 oktober 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-865142-14 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
In eerste aanleg is de zaak onder parketnummer 01-865142-14 gesplitst en is het onder 3 ten laste gelegde feit (verduistering uit dienstbetrekking) bij afzonderlijk
vonnis d.d. 18 september 2015 afgedaan. Dit feit is derhalve niet langer aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
Door en namens de verdachte is bepleit dat verdachte integraal van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 2 december 2014 te [plaats 1] , althans te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zonder consent onderdelen voor 35, in elk geval een aantal, machinepistolen (merk CZ Skorpion), zijnde wapens van categorie II, heeft doen binnenkomen uit Slowakije, in elk geval uit het buitenland;
2.hij op of omstreeks 2 december 2014 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II, te weten onderdelen voor 35, in elk geval een aantal, machinepistolen (merk CZ Skorpion ), voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij in de periode van 1 december 2014 tot en met 2 december 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, zonder consent onderdelen voor 35 machinepistolen (merk CZ Skorpion), zijnde wapens van categorie II, heeft doen binnenkomen uit Slowakije;
2.hij op 2 december 2014 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met anderen, wapens van
categorie II, te weten onderdelen voor 35 machinepistolen (merk CZ Skorpion ), voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, evenals de bijbehorende bewijsoverwegingen opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het zonder consent doen invoeren en het voorhanden hebben van een onderdelen voor 35 CZ Skorpion pistoolmitrailleurs. Door de invoer van deze wapenonderdelen mede te faciliteren, heeft verdachte samen met de medeverdachten bijgedragen aan het in omloop brengen van levensgevaarlijke wapens en het gevaar van het ongecontroleerde bezit van voornoemde wapens. Daarbij heeft hij de eventuele (dodelijke) gevolgen die het feitelijk gebruik van deze wapens kunnen hebben op de koop toe genomen
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens meegewogen, dat hij, blijkens het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 november 2017, niet eerder is veroordeeld.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Na het onderzoek van de zaak, is het hof het volgende gebleken met betrekking tot de redelijke termijn in hoger beroep als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM:
- op 2 oktober 2015 is door de rechtbank Oost-Brabant vonnis gewezen;
- op 14 oktober 2015 is door het Openbaar Ministerie hoger beroep in gesteld tegen het vonnis in eerste aanleg;
- de appèlmemorie dateert van 13 oktober 2015;
- op 26 oktober 2015 heeft het Openbaar Ministerie de
raadsheer-commissaris conform artikel 411a van het Wetboek van Strafvordering verzocht om [getuige] als getuige te horen;
- het dossier is bij het hof binnengekomen op 12 januari 2016;
- bij beschikking van 19 april 2016 heeft de raadsheer-commissaris bepaald dat de hierboven genoemde getuige zal worden gehoord;
- getuige [getuige] is op 18 augustus 2016 niet bij het verhoor door de raadsheer-commissaris verschenen, omdat hij per abuis uit was gegaan van een onjuiste verhoordatum;
- voornoemde getuige is uiteindelijk op 8 februari 2017 door de raadsheer-commissaris van dit hof gehoord;
- het arrest wordt gewezen op 29 januari 2018.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, constateert het hof dat tussen de datum waarop het hoger beroep is ingesteld en het arrest van het Gerechtshof 2 jaar en ongeveer 3,5 maand zijn verstreken. Deze vertraging is in belangrijke mate ontstaan doordat de zaak na het horen van getuige [getuige] bijna één jaar heeft stilgelegen. Aangezien de ontstane vertraging niet aan de verdachte en de verdediging kan worden toegerekend, is het hof van oordeel dat er sprake is van een schending van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM.
Zonder schending van de redelijke termijn zou naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden zijn. Nu echter artikel 6 EVRM is geschonden, zal worden volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden, met aftrek van voorarrest.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte onder 1 en 2 begane misdrijven werden aangetroffen en deze aan verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 14, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 (drieëndertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de voorwerpen genoemd onder nummer 39 tot en met 73 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 17 september 2015.
- de voorwerpen genoemd onder nummer 36, 78, 81, 82 en 85 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 17 september 2015.
Aldus gewezen door:
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. H.A.W. Vermeulen en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Stralen, griffier,
en op 29 januari 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.P.M.F. Mols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.