Einde inhoudsopgave
Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen
Artikel 41 Bijzondere voorschriften met betrekking tot samenstellen
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1992
- Bronpublicatie:
11-12-1991, Stb. 1992, 3 (uitgifte: 16-01-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-02-1992, Stb. 1992, 84 (uitgifte: 01-01-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Werktuiglijk voortbewogen schepen die zorgen voor de voortbeweging van een samenstel moeten daartoe geschikt en uitgerust zijn en voldoende vermogen hebben om de goede bestuurbaarheid en manoeuvreerbaarheid van het geheel te verzekeren.
2.
De koppelingen van een duwstel moeten de hechtheid daarvan verzekeren. Ze moeten gelijkmatig gespannen worden gehouden door geschikte inrichtingen. Het koppelen en ontkoppelen moet op veilige, eenvoudige en gemakkelijke wijze kunnen geschieden.
3.
Een duwstel mag alleen van een sleepboot gebruik maken in uitzonderlijke en plaatselijke omstandigheden en wanneer de scheepvaart daarvan geen hinder ondervindt.
4.
Het is verboden met een duwstel of een gekoppeld samenstel sleepdienst te verrichten.
5.
Indien aan de kop van een duwstel uitsluitend een zeeschipbak is geplaatst, dan moet deze van een kopbak zijn voorzien.
6.
Het is verboden te varen met een gekoppeld samenstel dat uit meer dan twee schepen bestaat.
7.
Het is verboden:
- a.
meer dan één schip te slepen;
- b.
een binnenschip te slepen waarvan de lengte meer dan 110 meter bedraagt;
- c.
te slepen indien de afstand tussen het hek van het slepende schip en de boeg van het gesleepte binnenschip meer dan 40 meter bedraagt.
8.
Op een sleep dienen zodanige maatregelen getroffen te zijn dat een goede communicatie tussen het slepende schip en het gesleepte schip of drijvend voorwerp is gewaarborgd.
9.
De bevoegde autoriteit kan ontheffing verlenen van dit artikel.