Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/30.3.1:30.3.1 De heffing van btw ter zake van onderlinge handelingen in het kader van het samenwerkingsverband, getoetst aan het rechtskarakter van de btw en aan het evenredigheidsbeginsel
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/30.3.1
30.3.1 De heffing van btw ter zake van onderlinge handelingen in het kader van het samenwerkingsverband, getoetst aan het rechtskarakter van de btw en aan het evenredigheidsbeginsel
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS368164:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ik meen dat het rechtskarakter van de btw, het neutraliteitsbeginsel en het doelmatigheidsbeginsel er niet toe dwingen, dat handelingen, die een participant als kapitaalverstrekker of als orgaan / afdeling verricht, aan de heffing van btw worden onderworpen. Handelingen die een participant als kapitaalverschaffer verricht, moeten, ook al vloeien zij voort uit een contractuele relatie met de overige participanten, worden bezien in de relatie tussen de participant en het samenwerkingsverband als entiteit. De omstandigheid, dat het samenwerkingsverband als een entiteit is (archetype III) aan te merken, maakt dat de onderlinge verhoudingen tussen de participanten anders is dan wanneer het samenwerkingsverband geen entiteit is (archetypen I en II). Handelingen, die een participant als kapitaalverschaffer (als verschaffer van eigen vermogen) verricht, brengen geen verbruik met zich mee. Het investeren of beleggen in een onderneming hoort niet in de heffing van btw te worden betrokken, omdat het noch tot productief, noch tot consumptief verbruik leidt. De btw is een omzet- en verbruiksbelasting. Zoals A-G Jacobs terecht stelde in zijn conclusie in de zaak Kretztechnik, brengt dat met zich mee, dat alleen handelingen, die deel uitmaken van de omzet van een belastingplichtige en schakels vormen van een keten, die doorgaans eindigt met verbruik door een eindafnemer, kunnen worden belast.1 De inbreng in natura in een personenvennootschap vormt noch omzet voor de vennoot, noch omzet voor de vennootschap. Het betreft geen handeling, die een schakel vormt van een keten, die in verbruik eindigt. Het betreft veeleer een daad van beheer met betrekking tot de eigendommen van de vennoot.2 Investeringen / beleggingen houden geen handelingen onder bezwarende titel in, maar spelen zich af in de kapitaalsfeer.
Handelingen in de interne sfeer van een belastingplichtige horen niet aan de heffing van btw te worden onderworpen, ook niet wanneer de belastingplichtige geen rechtspersoon is. Handelingen, die een participant als orgaan of als afdeling van een als een entiteit aan te merken samenwerkingsverband verricht, zijn te beschouwen als interne bedrijfshandelingen. Het onbelastbaar laten van interne bedrijfshandelingen leidt er niet toe, dat er meer of minder verbruik belast wordt, dan op grond van het rechtskarakter is toegestaan. Het onbelastbaar laten levert voorts geen onoverkomelijke praktische problemen op. Ik laat dit aspect hier verder voor wat het is en concentreer mij op het mijns inziens belangrijkere tweede aspect: de onbelastbaarheid van inbreng.