Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek ten Oosten van de Uruguay inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1991
- Bronpublicatie:
22-09-1988, Trb. 1988, 148 (uitgifte: 18-11-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-1991
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-08-1991, Trb. 1991, 123 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1)
Geschillen die zich mochten voordoen tussen één der Overeenkomstsluitende Partijen en een onderdaan van de andere Overeenkomstsluitende Partij betreffende een investering van die onderdaan op het grondgebied van de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij worden, indien mogelijk, tussen de betrokken partijen in der minne geschikt.
2)
Ingeval een geschil in de zin van het voorgaande lid niet is geregeld binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de datum waarop het geschil zich voordeed, wordt het, op verzoek van één der betrokken partijen, voorgelegd aan de bevoegde rechter van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de investering is gedaan. Indien binnen een termijn van achttien maanden nadat het geschil aan de bevoegde rechter was voorgelegd, geen vonnis is gewezen, kan de betrokken onderdaan een beroep doen op een scheidsgerecht dat bevoegd zal zijn het geschil te regelen.
3)
Ingeval de in het tweede lid van dit artikel bedoelde rechter ten gevolge van een onjuiste toepassing van de binnenlandse wetgeving een uitspraak heeft gedaan die een regel van het internationale recht schendt of die kennelijk onbillijk is, kan de betrokken onderdaan een beroep doen op een scheidsgerecht.
4)
Het in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde scheidsgerecht wordt per geval ingesteld. De bepalingen van artikel 13, tweede tot en met zevende lid zijn mutatis mutandis van toepassing. Niettemin wordt de President van het Hof van Arbitrage van de Internationale Kamer van Koophandel van Parijs uitgenodigd de vereiste benoemingen te verrichten.
5)
Ingeval beide Overeenkomstsluitende Partijen zijn toegetreden tot het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld, worden geschillen tussen één der Overeenkomstsluitende Partijen en een onderdaan van de andere Overeenkomstsluitende Partij zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, ter beslechting door middel van conciliatie of arbitrage voorgelegd aan het Internationaal Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen.