NJ 2012/11
Verdachte heeft geen bevoegdheid getuigen aan te brengen met betrekking tot vordering benadeelde partij.
HR 13-12-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0834
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 december 2011
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen, C.H.W.M. Sterk, Y. Buruma
- Zaaknummer
10/04029
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BQ0834
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ0834, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑12‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ0834, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑03‑2011
- Wetingang
Essentie
Nu het de benadeelde partij ingevolge art. 334 lid 1 Sv niet is toegestaan ter onderbouwing van haar vordering getuigen aan te brengen, staan de eisen van een eerlijk proces eraan in de weg dat de verdachte de bevoegdheid zou toekomen getuigen aan te brengen met betrekking tot vordering benadeelde partij.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem van 10 juni 2010, nummer 21/004660-09, in destrafzaak tegen: O. Adv. mr. M.W. Stoet, te ’s-Gravenhage.
Voorgaande uitspraak
Cassatiemiddel:
(zie 2.1.; red.)