NJ 2015/457
Toereikend gemotiveerde afwijzing verzoek bij CIE-informant betrokken personen te horen als getuigen. Een ‘kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin’ cfm art. 304 Sr.
HR 07-07-2015, ECLI:NL:HR:2015:1810, m.nt. F. Vellinga-Schootstra
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 juli 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma
- Zaaknummer
14/00966
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Noot
F. Vellinga-Schootstra
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110657:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1810, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑07‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:934, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑03‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑11‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑10‑2014
- Wetingang
Art. 288 lid 1 onder b Sv; art. 304 Sr
Essentie
1. Nu het horen als getuige van de CIE-informant, zijn zegsman of bepaalde tussenpersonen tot onthulling van de identiteit van de informant zou leiden waardoor deze in levensgevaar zou komen te verkeren en de deelnemers aan het telefoongesprek dat in de CIE-informatie is weergegeven, de CIE-teamleider en de CIE-OvJ bij de R-C, op de terechtzitting in eerste aanleg of in hoger beroep als getuigen zijn gehoord, kon het hof het verzoek die zegsman en tussenpersoon te horen afwijzen op de grond dat het gegronde vermoeden bestond dat de gezondheid of het welzijn van de CIE-informant door het afleggen van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.