Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel
Artikel 4 Begripsomschrijvingen
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2008
- Bronpublicatie:
16-05-2005, Trb. 2006, 99 (uitgifte: 12-05-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2010, Trb. 2010, 160 (uitgifte: 25-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
- a.
‘Mensenhandel’: het werven, vervoeren, overbrengen van en het bieden van onderdak aan of het opnemen van personen, door dreiging met of gebruik van geweld of andere vormen van dwang, van ontvoering, bedrog, misleiding, machtsmisbruik of misbruik van een kwetsbare positie of het verstrekken of in ontvangst nemen van betalingen of voordelen teneinde de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap heeft over een andere persoon, ten behoeve van uitbuiting. Uitbuiting omvat mede: ten minste de uitbuiting van prostitutie van anderen of andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen arbeid of diensten, slavernij of praktijken die vergelijkbaar zijn met slavernij, onderworpenheid of de verwijdering van organen;
- b.
De instemming van een slachtoffer van ‘mensenhandel’ met de beoogde uitbuiting, bedoeld in onderdeel a van dit artikel, is irrelevant indien een van de in onderdeel a bedoelde middelen is gebruikt;
- c.
Het werven, vervoeren en overbrengen van, het bieden van onderdak aan of het opnemen van een kind met het oogmerk van uitbuiting wordt beschouwd als ‘mensenhandel’, ook indien hierbij geen van de in onderdeel a van dit artikel bedoelde middelen zijn gebruikt;
- d.
‘Kind’: iedere persoon jonger dan achttien jaar;
- e.
‘Slachtoffer’: elke natuurlijke persoon die onderworpen is aan mensenhandel als omschreven in dit artikel.